Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 5
(1950-1951)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 817]
| |
2Uit bittere strijd en zware last
Groeit menig kranige gast.
Of in het Latijn: Er wast
Geen eikenboom in glazen kast.
| |
3Een man hanteerde de zweep,
Twee anderen vlochten een koord.
Die ene zat op de wagen,
De anderen trokken hem voort.
| |
4Er vallen dode blaren,
Er suist een najaarswind;
Ik buig mij om de jaren
En wat ik heb bemind.
| |
[pagina 818]
| |
5Wat hij gisteren aanbad
Verwerpt hij als oud ijzer,
En zelfgenoegzaam denkt hij:
Nu ben ik zoveel wijzer.
| |
6Dat bliek en brasem vaak
Verkocht worden voor snoeken,
Is oorzaak dat men in iedere taal
Heeft leren vloeken.
| |
7Waren redevoeringen de beitel,
Waarmee men de steen kan houwen
Dan zou menig babbelaar
Een nieuwe wereld bouwen.
| |
8Waarom is die rijk, en die arm,
De ene slim, en de andere dom,
De ene goed, en de andere slecht,
De bananen krom, waarom?
| |
9Wie gedreven is door ambitie
Heeft nooit iets ontweken.
Zo nodig zet hij 't land in brand
Om zijn pijp aan te steken.
| |
10De geest zonder de daad
Geeft uw leven nog geen bedied.
Als ge paling vangen gaat,
Vergeet uw peure niet.
| |
11In het theater bewonderen wij
De goede comedianten.
In 't werkelijk leven dalen wij
Zelfs tot de figuranten.
| |
[pagina 819]
| |
12Als gij uw buurman wilt oordelen,
Steek u dan in zijn vel.
En zo gij hem wilt meten,
Gebruik zijn eigen el.
| |
13‘Ik zoek verstandige lieden’,
Zong eens een oude bard.
En toen hij was moe gezongen,
Zocht hij een mens met een hart.
| |
14Gij zijt niet de slechtste van allen
Omdat ge nooit iets hebt gedaan,
Want beter dan nutteloos werken
Is vrijen onder de maan.
| |
15Niet hij, die beitelt en schildert,
Is het, die de afgod bezielt,
Maar hij, die in 't stof der aarde
Voor de afgod nederknielt.
| |
16Wie alles willen weten,
Geraken van de wijs.
Veel kleuren t' hope gegoten,
Verkleuren tot vuil grijs.
| |
17Het leven is klimmen en dalen,
Stond reeds in de Heilige Schrift,
En zo is het gebleven.
Dat zei de boy van de lift.
| |
18Alles is maar gewoonte.
De duivel is 't branden gewoon.
Wat is het harde werken
Voor wie wandlend wint zijn loon?
| |
[pagina 820]
| |
19Zoveel is zonder waard
Op 't grote wereldrond.
Maar de krulle van de staart.
Is 't fatsoen van de hond.
| |
20Wet is geen wet, al is ze geschoeid
En draagt ze de stempel van sterke hand,
Van zienersblik of schrander verstand:
Wet is wat met de mens is vergroeid.
| |
21Achttien kubieke meter,
Noemt het publiek een cel.
Het slachtoffer weet het beter,
De duivel kent de hel.
| |
22Een perelaar in zijn vruchten,
Een vrouw van twintig jaar,
Een welgedekte tafel:
Geen dode vraagt er naar.
| |
23Een rede is vaak maar een woord
En verovert geen Dardanellen.
Dat is 't verschil van geschut
En een bundel karamellen.
ACHIEL VAN ACKER.
|
|