dingen van het strijdend pacifisme en kunnen dus niet verantwoorden dat zij hun slinkend prestige verder ondermijnen met kinderachtige proclamaties.
Gij meent nog altijd dat de oorlog verwekt wordt door enige verantwoordelijken, wier plannen kunnen verijdeld worden door een openbare aanklacht en algemeen protest. De ervaring moet toch ook U hebben geleerd, dat dit handvol monsters, indien het bestaat, de massa met zulk verbluffend gemak zo geestdriftig doet ten oorlog trekken, dat het zich niet moet storen aan de manifesten van een handvol intellectuelen, die, wanneer het eenmaal oorlog is, hun talent en prestige gebruiken om de strijders aan te moedigen.
Meer dan wie ook hebt gij ondervonden dat de massa de vrede slechts zeer conditioneel wil en dat tallozen positief naar oorlog verlangen, bijvoorbeeld de boeren en al de anderen die er rijk bij worden, plus de talrijke gemobiliseerden uit de oorlogsadministratie die het in legerdienst beter hebben dan in het burgerlijk leven.
Dat de onnozele massa zich door enkele bedriegers blind naar de slachtbank laat leiden, is niet waar. Er zijn waarden waarvoor elk rechtschapen mens met overtuiging de wapens opneemt en die door de oorlog werkelijk worden bedreigd. Eén ogenblik van nadenken en oprechtheid moet U doen inzien, dat gij, zoals wij allen, tot de oorlog zoveel bijdraagt als gij kunt. De ene bestelt wapens, de andere maakt ze, een derde gebruikt ze en gij moedigt hem aan. Gij hebt niet het recht uw verantwoordelijkheid op de eersten of de tweeden te schuiven en dan nog alleen in het voor U vijandelijk kamp. Daar gij als schrijver en redenaar tot de oorlog bijdraagt al wat gij moet en kunt, kan daar slechts uit besloten worden dat gij als wapenbesteller, wapenmaker en wapengebruiker precies hetzelfde zoudt doen. Zelfs indien de enkele verantwoordelijken zouden bestaan, die het spel kunnen in gang en stop zetten naar hun believen, welk bewijs hebt gij dat zij hun besluit niet nemen te goeder trouw, ter verdediging van die waarden waarvoor ook volgens U met de wapens moet worden gestreden?
De oorlog die ons bedreigt is dus ons aller werk in een keten van gegradueerde verantwoordelijkheden, waarin de schakel van de eerste en enige schuld niet is te vinden.