Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 5(1950-1951)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Twee sonnetten Het zout van het bestaan, het fel pigment kleurt eveneens de levenloze zaken. In 't hardste marmer schuilt het dreigement, 't elastische, van steeds geeuwende draken. Ook de meest stugge brokkelertsen maken ons met de inwendige wezenheid bekend In 't minste voorwerp dat we ontwaren waken de glurende ogen van het element. Behekst is ieder houtblok; iedre kei is voor de hersenen een vruchtbaar ei; uit alles kermt een kreunend miserere. Een kramp van angsten stuipt door alles heen. De stoel, de deur, de kaart, de dobbelsteen: aan 't doodste ding kan zich de geest bezeren. [pagina 325] [p. 325] Waar 't vlokschuim van de tijden samendrijft op 't water van de trage Lethebochten, zal daar van 't leven, dat we als kransen vlochten of vierden lijk een ster haar kreits beschrijft, geen spoor meer zijn, geen pulver zelfs dat blijft? Wordt, na de telkens wisselende tochten der stof, 't bestaan, dat we als bestendig zochten te stempelen, in het Niet weer ingelijfd? Laat af, treur niet dat alles gaat ten gronde: die duizend dingen, die uit 't Niet ontstonden, waar ze gestuurd dan in het zuiver Niet? De schoonste stad is langer niet meer Duren, doch het gewest waar in de voorraadschuren van 't niet-zijn de oogst van 't wezen binnenvliedt. BERT DECORTE. Vorige Volgende