Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 4(1949-1950)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1161] [p. 1161] Vers Als de liefde volkomen zal wezen, weerhoud haar! En verder niet. Na den god, wie zal u genaken? Wees wijzer, en lees dit lied. Als de vlam van het witte laken u al te hevig verbrandt, blus haar met vuurrood bloed. Geef hem het mes in de hand, geef hem uw hart om te raken. Gij schroeit in den gloed van den god, o vrouw, ontzet in uw zinnen, gij brandt en kunt nimmer verteren! Vervloek uw menselijk lot, laat u door het mes overwinnen. Hij rukt uit mij, en mijn zinnen laten mijn ziel hen ontvluchten. Zij valt in een bodemloos niet. Want waarmee zou hij ze winnen? Zij is, waar hij ze niet ziet. In den nacht is een heel klein mes [pagina 1162] [p. 1162] alleen zo scherp als uw zinnen: liefde wil bloed op het doek. Na het bed is het leven een vloek. Mijn ziel is de kostbare phoenix, zij leeft wanneer zij verbrandt: geen heter vuur dan het bloed. Leg uw hart wijd open en wacht: wijs den weg aan zijn hand. Luister, o luister naar dit: de vijand van leven is leven, de vriend van de liefde is de dood. Alleen die dit weten, zij geven hun minnaar het mes, en het wit wordt eindelijk eeuwig tot rood. KRISTIEN D'HAEN. Vorige Volgende