Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 4
(1949-1950)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1048]
| |
2Ik ben een man van gisteren. Ik zou er geen bezwaar tegen hebben een man van morgen te zijn, doch ik zou mij schamen zoo ik een man van heden ware. | |
3Zij die de schilders hun vervorming van de werkelijkheid ten kwade duiden, zijn er zich blijkbaar niet van bewust dat hun eigen herinnering, de herinnering van de nuchterste en nauwkeurigste mensch, de werkelijkheid oneindig méér en oneindig vernuftiger vervormt dan de overmoedigste kunstenaar het ooit zou durven. | |
4Zij die de dood haten, verbeelden zich het leven lief te hebben. Zelfbedrog. De dood doordringt het leven zoo volkomen, dat men hen alleen als een eenheid kan liefhebben of haten. | |
5De zoogenaamde intelligentsia bestaat, overal ter wereld, voor het overgroote deel uit lieden, die op een domme wijze intelligent zijn. | |
[pagina 1049]
| |
6Als een intelligent man ontzind raakt, wordt hij dit op een geheel andere wijze en met geheel andere mogelijkheden, dan een domoor. | |
7Wetenschap is een huidziekte van het Geheim. | |
8Veel lezen maakt dom, omdat het een beletsel vormt voor nadenken, overpeinzing en inkeer. Dat wil niet zeggen dat analphabeten niet dom zijn. | |
9Men leert niet van het welslagen, doch alleen van de mislukking. Daarom is bijval het grootste gevaar voor een kunstenaar. | |
10De volkswijsheid leert: denkt aleer gij doet. Ik zeg: doet aleer ge denkt. Met andere woorden: maakt u zoo snel mogelijk van het onbelangrijke af, om u geheel aan het belangrijke te kunnen wijden. | |
11Iedere boerenjongen kan leeren kaarten. Het nàkaarten echter is het voorrecht van meer ingewikkelde naturen. | |
12Ik kan mij, met de beste wil, niet voorstellen dat een wijs en waardig man ooit zou wenschen iets te verrichten of tot stand te brengen. Want daardoor maakt hij zijn onmacht openbaar, om zich een wereld te verbeelden, om een avontuurlijk bestaan in de geest te doorleven. | |
13Nu de overheid het recht van straffen aan Gods handen ontfutseld heeft, bestaan er geen zondaren meer, slechts overtreders. | |
14De lekkerbekkerij is de eenige vorm van kunstgenot, dat de genieter met de dood moet bekoopen. | |
15Hij die zijn zinnen krachtdadig onderdrukt, daardoor zijn gevoels- en denkleven vergiftigt en aan dit proces een geheim genot ontleent, heet deugdzaam. Hij die de zinnen de vrije | |
[pagina 1050]
| |
loop laat, om geest en ziel zuiver en vrij te houden, wordt als een onzedelijke losbol beschouwd. | |
16De romanschrijver beschouwt terecht de deugdzamen als heel wat boeiender dan de losbollen. Zij bieden hem bovendien meer mogelijkheden. | |
17Ik leid uit beginsel een zittend leven. De wandelaars wandelen uit wanhoop, om zichzelf te ontwandelen. | |
18Gelukkig dat er op het gebied van staat- en staathuishoudkunde altijd nog wel iets te bedisselen valt voor de talloozen, die verbeelding en de drang tot overpeinzing moeten missen. | |
19De zedemeesters maken zich al sedert onheugelijke tijden zorgen over de wankele staat des huwelijks. Het huwelijk kan niet anders dan wankel zijn omdat het aan de liefde het schuldbesef en daarmede vrijwel alle bekoring onttrekt. | |
20Alles verveelt doch het geoorloofde tienmaal zoo snel als het ongeoorloofde. | |
21Onze vroege voorouders ontbrak het aan menschenkennis. Hadden zij het huwelijk taboe gemaakt en streng verboden, dan zouden er nu geen ambtenaren van de burgerlijke stand genoeg zijn. | |
22Het komt er niet op aan of ik in God geloof, als God maar in mij gelooft. | |
23Mij levert de legendarische struisvogel het voorbeeld der levenskunst. Het is alleen maar de vraag hoe làng wij het met de kop in het woestijnzand kunnen uithouden. | |
24De man die zich onmiddellijk en volledig gééft, het Amerikaansche ideaal van de ‘good mixer’, bezit zulk een geringen dunk van zichzelf, dat hij het niet de moeite waard acht zich te laten zoeken of raden. | |
25Ik heb in dit leven het mééste geleerd van tooneelspelers | |
[pagina 1051]
| |
en filmsterren. Te weten: hoe ik in bepaalde omstandigheden en op bepaalde oogenblikken, niet moet handelen, niet moet bewegen, niet moet kleeden, niet moet spreken, niet moet gedragen. | |
26Ik heb er steeds naar gestreefd mijn geringschatting een aangenaam voorkomen te verschaffen: als beleefdheid of gemoedelijkheid. | |
27Volledigheid maakt in de kunsten immer een armelijke indruk. De lezer, beschouwer of hoorder moet, integendeel, beseffen dat de kunstenaar over het duizendvoud van de verwerkte stof beschikt. | |
28Als heiden en anarchist prijs en verkondig ik de monogamie niet uit zedelijke of maatschappelijke overwegingen; doch alleen op grond van het onschatbare feit dat hij dwars tegen de natuur instreeft. | |
29Wie zijn aardsch bestaan afwisselend en boeiend wil maken, moet nooit met zijn aard mede, altijd tegen zijn aard in leven. | |
30De kindermin wordt om practische maatschappelijke overwegingen terecht bij de man aangekweekt. Van nature minacht en vreest de gezonde man in de kracht van zijn leven alle kinderen, ook de zijne. Daarom zijn er meer goede grootvaders dan vaders. | |
31Waarom zou ik eigenbaat, domheid, gemeenheid, bedrog, dwingelandij, die ik in mezelf en mijn lotgenooten hardgrondig verfoei, nu plotseling in kinderen moeten genieten en loven? | |
32Zij die zich tegen persbreidel verzetten, verkiezen blijkbaar particuliere leugens boven rijksleugens. | |
33Ik ben een voorstander van onafhankelijke dagbladen, omdat ik nu eenmaal een voorstander ben van alles wat onmogelijk, ongerijmd, niet van deze wereld is. | |
[pagina 1052]
| |
34De Wind heeft meer invloed op het wezen en bedrijf der menschen dan het Woord. | |
35Een held is als de onoogelijke zandkorrel die in de oesterschelp tot parel groeit. Het is alléén de tijd, die hem zijn glans en waarde verleent. | |
36Als er engelen bestaan, zijn wij rupsen. | |
37Het wezenlijke verschil tusschen de edelaardigste weldoener der menschheid en de gruwelijkste misdadiger is zoo gering, dat het niet past er te veel aandacht aan te wijden. | |
38De vrouw kan alleen rekenen op de belangstelling des mans, zoolang zij belang in zichzelf stelt. | |
39Standpunten en beginselen zijn bergtoppen. Wij, toeristen, bestijgen ze zoo nu en dan, om van het vergezicht te genieten. Maar wij zijn eerst veilig en gelukkig als wij weer, op de begane grond van betrekkelijkheid, ons dagelijksch bestaan van geven en nemen kunnen hervatten. | |
40Ouder-worden is het scheppen van een niemandsland van stilte tusschen onszelf en de wereld. Dat wordt geleidelijk breeder en breeder, tot wij de overkant niet meer zien en àlles stilte geworden is. | |
41Als er redenen tot boos worden zijn, heeft niet de dichter, maar de kriticus ze. | |
42Menschenliefde duidt op ziekelijke voorkeur voor bederf. | |
43Ik houd nu eenmaal meer van dieren, dan van de ontaarde dieren, die zich menschen noemen. | |
44Een vrouw weet wanneer zij berekenend, wanneer zij roekeloos moet zijn. De man is zoowel het een als het ander bij toeval en averechts. | |
[pagina 1053]
| |
45Iedere ongeloovige Thomas is goedgeloovig: hij leeft in de overtuiging dat niets waar is en kan dus zonder eenig bezwaar aannemen dat alles waar is. | |
46Negen van de honderd romanhelden zijn robots die zich, krakend en potsierlijk, voortbewegen en dan nog, daar de veer niet sterk genoeg is, slechts enkele passen. | |
47De romanlezer die menschen zoekt in de roman welke hij leest, wordt de Eeuwige Zoeker. | |
48Ik heb geen belangstelling voor romanfiguren die nooit de grenzen van hun boek overschrijden; noch minder voor woorden die, huisbakken, nimmer over de drempel van hun beteekenis treden. | |
49Ieder mensch met verbeelding en smaak heeft niet twee maar drie vaderlanden: het zijne, Frankrijk en Shangri-la. | |
50De aanmatiging van de ambtenaar stijgt met zijn overbodigheid. | |
51Als onze oogen dicht gaan, gaan zij open. | |
52Rijkdom is niet een economisch, doch een zedelijk verschijnsel: het is een deugd. | |
53Misbruikte deugd is, voor de samenleving, oneindig gevaarlijker dan met overleg toegepaste ondeugd. | |
54Het is liefde alleen die, van een vormloos en zinloos ‘iets’, ons tot mensch maakt. | |
55De mensch is een veel te ingewikkelde machine voor een doodeenvoudige bewerking: het omzetten van het schuim der verwachting in de asch der herinnering. | |
56Aan een duurzame, diepe bewondering gaat immer een langdurig en grondig wantrouwen vooraf. | |
[pagina 1054]
| |
57Liefde en bewondering op het eerste gezicht zijn flodder-liefde en flutbewondering. | |
58Zij die van het Spel houden, eerbiedigen het te zeer om te spelen. | |
59Verzuimde ontrouw heet trouw. Verandering van naam niet van wezen. | |
60Als ik hoor van iemand die zich geheel aan een ander geeft, acht ik het een zegen de begiftigde niet te zijn. Ik ben, overdrachtelijk gesproken, klein behuisd en zou waarlijk niet weten wat met zulk een geschenk aan te vangen. Men kan zich alleen geheel geven aan Hein, die er wel weg mee weet. | |
61Wat hebt gij toch tegen uw tijdgenooten? Zij bederven mijn bestaan door steeds meer grenzen op te heffen, terwijl ik er steeds meer wil aanbrengen. | |
62Voor hen die naar Zuiverheid streven is iedere handdruk een bezoedeling en de hartelijkste de meest bezoedelende. | |
63Voeding en stoelgang, onverbrekelijk verbonden, beperken 's menschen opvlucht. Ook de edelste onder ons wordt door de vervloekte natuur tot onedele handelingen gedwongen. | |
64Hoe kan men naar zuiverheid hunkeren en de natuur niet vervloeken? | |
65Kunst om de kunst? Ik weet niets ànders dan de kunst, edel en belangrijk genoeg, om de kunst bestaansrecht te verleenen. | |
66Vrede ontstaat uit een evenwicht van zakelijke belangen. Ideeën, ideologieën en idealen veroorzaken dwingelandij, chaos, oorlog. | |
[pagina 1055]
| |
67Wie het wereldsche met het onwereldsche vermengt bederft beide onherroepelijk. | |
68Idealisten achten zich uit hoofde van hun idealisme geroepen om iedere botsing onherstelbaar, iedere verwarring onontwarbaar, ieder vraagstuk onoplosbaar te maken. | |
69Natuurlijk heeft de jeugd altijd gelijk. De ouderdom ook. Iedereen heeft altijd gelijk. Alleen al omdat er geen ongelijk bestaat. | |
70Zij die zich ontboezemen hebben niets wezenlijks te berde te brengen. Hadden zij dit wel dan zouden zij het, noodgedwongen en hardnekkig, beschermen en bestendigen door een onaantastbaar stilzwijgen. | |
71De modeloslippigheid, in woord en geschrifte, de gemeenschap des vleesches betreffende, bewijst dat niemand er meer waarde aan hecht. Wat men vreest en vereert, haat en liefheeft, verbergt men altijd. | |
72De vrijpostigheid vernietigt, behalve het genot des levens, ook de schoone letteren. Zonder verborgenheid geen zielsproblemen, zonder vraagstukken geen boeken. | |
73Un pays heureux n'a pas d'histoire? Een gelukkig man bezit geen talent. | |
74Welslagen in de kunst wordt mogelijk gemaakt door mislukking in het leven. | |
75Voor wie over paarlen beschikt, bestaat de menschheid voor negen en negentig ten honderd uit zwijnen. | |
76Lezen is door het sleutelgat loeren. Iedere lezer is een peeping tom. | |
77Een gezond lichaam is een kerker voor de geest. | |
[pagina 1056]
| |
78Hij die niet leeft voor de dood, leeft voor de schijn. Een andere keuze bestaat er niet. | |
79Inderdaad: de dichter is in laatste aanleg een gewoon mensch. Maar zij die zich gewone menschen noemen zijn het niet. Zij behooren tot een stadium voorafgaande aan het mensch zijn. | |
80Dat hooge boomen veel wind vangen is niet erg, wel echter dat die wind zoo ondragelijk stinkt. | |
81Een volmaakte toestand ontstaat wanneer liefde en wederliefde in één mensch vereenigd zijn, wanneer hij bemint en, zich verbeeldende dat hij bemind wordt, de liefde, zijn liefde, bemint. | |
82Gevoelsargumenten zijn geen argumenten, verstandshuwelijken zijn geen huwelijken. | |
83Eenvoudige menschen zijn menschen niet intelligent genoeg om oneenvoudig te zijn. | |
84Wie een weldaad verricht heeft recht op dankbaarheid, niet van de bevoordeelde, doch van zichzelf. | |
85Voor de arme man is de deugd onmisbaar: hij bezit dan tenminste iets. Voor de rijke is het weelde. | |
86Men moet met vele talenten gezegend zijn om ze te versmaden; zeer redelijk om de zin en het genot der onredelijkheid te ervaren; zeer fatsoenlijk om uit de zonde alles te halen wat er in schuilt; zeer menschelijk om te beseffen welke rijke mogelijkheden de onmenschelijkheid opent. | |
87Oorspronkelijkheid is een smadelijk droombeeld. Het beste wat te bereiken valt is: een oorspronkelijk lijkende schikking van onoorspronkelijkheden. | |
88Men kan terecht betwijfelen of groote mannen zoo groot | |
[pagina 1057]
| |
zijn als hun medestanders en levensbeschrijvers willen doen gelooven. Doch het staat als een paal boven water, dat kleine mannen nog oneindig kleiner zijn dan wij ons kùnnen voorstellen. | |
89Mijn bezwaar tegen menschen die gewoon zijn berust op het feit dat zij zelden of nooit gewoon doen. | |
90Ik zou geen bezwaar hebben tegen vergezochtheid, wanneer dat zoeken in de verte ooit of ergens, iets, hoe gering ook, van eenig belang aan het licht bracht. | |
91Een domme doch beeldschoone vrouw is slechts halfdom, een beeldschoone man is echter dubbeldom. | |
92Ik word duizelig wanneer ik denk aan de leegte van hen die geprezen worden omdat zij niets te verbergen hebben. | |
93Gezonde lieden maken zich onmogelijk door dezelfde misplaatste trots op hun gezondheid, welke armen, prat gaande op hun armoede, onverdragelijk maakt. | |
94De ‘emotioneelen’, die tegenwoordig overal de boventoon voeren, hebben het leven omgekeerd: zij denken met hun hart en beminnen met hun hoofd. Zij denken en beminnen dus niet. | |
95Men geeft alleen prijs wat men niet op prijs stelt. Daarom schenken de openhartigen ons slechts afval. | |
96Als ik utopist was, zou ik een ideale samenleving ontwerpen als een bijenkorf: een vrouwenorganisatie, met de man uitsluitend als dar. | |
97Wij leven smal en ongemakkelijk tusschen een angstdroom en een wenschdroom, tusschen zelfverwijt en hoop. | |
98Men is slechts bezig en gehaast, wanneer men de innerlijke mogelijkheden mist om niet-bezig en niet-gehaast te zijn. | |
[pagina 1058]
| |
99Er bestaan millioenen gedichten, composities en schilderijen. Er is niettemin maar één poëzie, één muziek, één vorm: een eindeloos geschakeerde éénzieligheid. | |
100Men leest een spreuk in een deel van een seconde, doch, wanneer hij goed is, eischt hij menig jaar van leven om geschreven, menig jaar van leven ook om begrepen te worden. J. GRESHOFF. |
|