Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 4(1949-1950)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 303] [p. 303] Sonnet bij 't lezen van een boek De blind gedoemden van mijn goede cellen, van voet die treedt tot hand die dienend grijpt, en al wat stuwt en dat mijn hart doet wellen, waardoor het hoofd hetgeen het leest begrijpt, - gedenk ik soms en dank ik als gezellen zonder wier hulp de vreemde reis niet rijpt van woord tot oog naar het volstrekt vertellen, waar Geest de ruwe diamanten slijpt. Mijn ganse huid wil ik intiem bewonen zoals ik steeds in volle naaktheid paar en louter naaktheid eis en krijg van haar die niet alleen zichzelve mag belonen, als zij haar wimpers luikt en loom vergeet dat ik de bron van onze wellust heet. Vorige Volgende