Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 4(1949-1950)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] Het afscheid De Y-an vogel en de Y-ang vogel zwemmen, zijde aan zijde, op den breden stroom van Kin. De brede Kin-stroom stuwt zijn golvend water naar 't Noorden en het vlakke land van Tchin. Wanneer het Y-angwijfje halt houdt bij den oever, onder 't gebladert' van een rozenboom aldaar, dan wendt haar reisgezel zich naar denzelfden oever en wacht, onder een witte lotusbloem, op haar. Veel liever dan te vluchten zouden bei verkiezen te sterven, moest een vlucht hen scheiden van elkaar; want zij wil hem in 't leven niet verliezen en hij zou treuren moest hij leven zonder haar. Vaarwel! Heer van mijn leven. Geen der stromen vloeit ooit terug naar zijne bron. Geen roos kan keren op den struik waar zij is aan ontnomen. Geluk is breekbaar, is van glas en broos. De planten en de bloemen zijn niet ongevoelig. Wat is het lot dier planten wier natuur het is bescherming, steun en zekerheid te zoeken zoals een klimplant doet - bij wat veel sterker is? De ene leeft en sterft ter plaats waar zij ontkiemde en wortel schoot en bloeide tot een schone plant. De andere komt om zodra van haar bescherming onttrok haar een meedogenloze hand. [pagina 284] [p. 284] O! De natuur is goedertieren voor de bloemen, voor planten, vogels, soms ook voor een kind. Maar d'ene mens zou d'andere verdoemen. Wreed is een man de vrouw die hij niet meer bemint Vaarwel! Heer van mijn leven. Geen der stromen vloeit ooit terug naar zijne bron. Geen roos kan keren op den struik waar zij is aan ontnomen. Geluk is breekbaar, is van glas en broos. Als een herinnering aan mij wil ik u geven de jaden zwaluw die den dag van onzen trouw ik in mijn haar droeg. Wil toch iedren avond vegen het stof van hare veertjes, met uw zijden mouw. Rol nooit het matje op waarop wij lagen toen gij den eersten keer mij hebt gekust. Laat maar de spinnen er hun webben over maken. En neem er af en toe eens uwe middagrust. Sta toe, mijn Heer, dat ik u eveneens durf vragen bij u te houden het blok marmer waarop ik het hoofd steeds neerlei om naast u te slapen. Het schenk' u dromen over ons verleden. Ik... Vaarwel! Heer van mijn leven. Geen der stromen vloeit ooit terug naar zijne bron. Geen roos kan keren op den struik waar zij is aan ontnomen. Geluk is breekbaar, is van glas en broos. In uwen goud-beslagen koffer heb 'k vergeten mijn manteltje van witte pluimen. Leg het nooit op andere schouders dan de uwe. Nauw gemeten werd rond mijn frelen leest dit fijn kleinood. En mijnen zilvren spiegel - in den welken mijn hart zich vaak weerkaatste, als een bouw diep in het meer - haal hem te voorschijn telkens gij kennen leert het hart van uwe nieuwe vrouw. [pagina 285] [p. 285] Vaarwel! Heer van mijn leven. Geen der stromen vloeit ooit terug naar zijne bron. Geen roos kan keren op den struik waar zij is aan ontnomen. Geluk is breekbaar, is van glas en broos. J.L. DE BELDER. Vorige Volgende