Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 4(1949-1950)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] Arlekijn Mijn arlekijnspak trek ik aan, Om naar die kloosterkerk te gaan, Die ik alleen weet staan. Mijn goocheltoeren ga ik spelen Niet voor zwarten, rooden of gelen Die goud of eer uitdeelen. Het oude klooster ligt in puin, Doch schoon bij marmer en arduin Bloeit eene lindekruin. 'k Speel zonder net en zonder vreezen, 'k Probeer, 'k hoop beter dan voordezen, 't Hard spel der zielstrapezen. Het is pro Deo, gansch voor niet. Ik wensch slechts dat uw oog mij ziet, Die mij het leven liet. Let op, ik ben ook kunstenmaker Ik speel met vuur, en zonder makker - Zoo viel er menig rakker. Zie, 'k stijg als knaap eerst naar omhoog De koorde langs, die slechts voor 't oog Bestaand, de lucht invloog. Sterker, menschen, 'k toover stranden Waar wondre wolkenschepen landen, Aan dek niets dan droomhanden. 'k Goochel met harten, ook met 't mijn. Ons werk moet allerhande zijn: Zoo niet, geen brood, geen wijn. [pagina 208] [p. 208] 'k Kon vroeger liefdekransen vlechten, En tranendauw aan rozen hechten, Tranen, wie weet wel echte. Ik speel het ijdel spel uit sport, Doch kunst, naarmaat men ouder wordt Is lang, en 't leven kort. Of ben ik 't ijdel spel aan 't spelen Om van de kwaal des tijds te helen, Die 'k ondervind met velen? Het is niet steeds kermis geweest, En 't regent dikwijls bij een feest; Of 't klauwt, 't getemde beest. Doch, voor de macht die mij heeft leeren Het harde feit tot droom omkeeren Blijf ik mijn ambacht eeren. En ziet Hij mij voor wien, gesminkt Ik speel, terwijl mijn lichaam schrinkt, En zelfvertrouwen zinkt? 't Gezicht verslecht, gewrichten kraken, Ik kan nog wel den doodsprong maken, - Doch zoo reflexen staken? Ik heb mijn roeping liefgehad. Onder de tent, in dorp en stad Werd soms mijn spel gevat. Doch hier was 't slechts om U te danken U, Opperwezen, die den kranken Kunstenaar spaardet 't manken. FIRMIN VAN HECKE. Vorige Volgende