| |
| |
| |
Overwegingen bij een phrase van Koestler
Deze titel is aan François Mauriac ontleend, met enige kwaadwillige speelsheid. De Franse romancier schreef immers ‘Sur une phrase de Koestler’ en nu is zijn geesteskronkel altijd zo ernstig, dat ik al mijn waardering voor hem met wat spotzieke persiflage versnijd. Ik pleeg vol te houden, dat men het groot talent moet nemen zoals het is. Alle theoretische correcties er van behoren toch tot het spel van de nutteloze wensen. François Mauriac draagt zijn hoofd pathetisch scheef met een tragische bezieling. Ik ken van hem geen ‘lichtdrukmaal’ waarop hij glimlachen zou, of geen luchtige bladzijde. Het zij zo. Ook al is Brueghel mij lief, omdat hij aan zijn tragische visie van mens en wereld, dat deel grol en zotheid vermag te geven, waaraan ik menigmaal het genie naar mijn hart erken.
Shakespeare kon ad libitum dramatisch en komisch werk scheppen, meer zelfs, het dramatische en koddige schrijnend-vrolijk door elkaar doen luiden. Dat maakt Dostojewski niet klein. Maar dat vervult mij voor Brueghel en Shakespeare met een uitgesproken voorkeur.
Ik wil maar zeggen, dat François Mauriac in zijn titel geen guitigheid heeft gelegd. Het behaagde mij die titel te ontlenen en de vertaling zodanig te verwringen, dat hij in mijn speelser kraam te pas komt. In een al te grote ernst is er vaak iets, dat de waarheid verdraait.
Koestler heeft geschreven: ‘De bourgeoise roman wordt hoe langer hoe zoutelozer naarmate het tijdperk verloopt waaruit hij ontstond. Een nieuw schrijverstype blijkt de humanistische letterkundige van de middenstand te vervangen: de piloot, de revolutionnair, de avonturier, zij die een gevaarlijk leven leiden..’
| |
| |
Onmiddellijk brengt François Mauriac daar een kostelijke correctie aan toe. Zij ware als een vrolijke rosserie te beschouwen als het droog komische bij zijn aard behoorde en met zijn lankmoedige, droeve lip overeen te brengen was. Laat ik zelfs aannemen wat de Fransen zeggen ‘une fois n'est pas coutume’, en mij verheugen: ‘Zelfs indien Koestler het bij het rechte eind had, dan nog moet het voorbehoud worden gemaakt, dat een schrijver die in alle veiligheid het meest geordende, het meest bourgeoise bestaan savoureert, over het talent kan beschikken om de problemen van het gevaarlijk leven te stellen en de situaties er van te verzinnen: dat is het geval met de heer Sartre’. Het is inderdaad niet het zelfde onder gezellige kameraden Chez Flore te verkeren, in die verrukkelijke atmosfeer van Saint-Germain-des-Prés. of zoals Malraux in China en Spanje er bij te zijn als het kogels regent. En toch geeft het talent de doorslag. Malraux' talent is, bij zijn dadenhonger, inponerend. Sartre's talent, die binnenskamers zoveel grote avonturen van de geest bedenkt, is het niet minder. Wij wisten het al. De ware leerschool is het waarachtige leven. Maar noch Racine, noch Shakespeare hebben al hun tragedies persoonlijk beleefd. Er spelen zich in de werkelijkheid wonderlijke verschijnselen af, die verre de verbeeldingskracht van de meeste schrijvers overtreffen. Maar anderzijds is bij enkele uitzonderlijke begaafden de verbeelding een onuitputtelijke bron van waarachtig leven, die in schoonheid wordt omgezet.
Het is uiterst moeilijk de zuivere kern van Koestler's en Mauriac's ideeën bloot te leggen waar zij het hebben over ‘bourgeoise roman’, humanistische letterkundige van de middenstand’, ‘gevaarlijk leven’, ‘drama's van groepen en volken’ in tegenstelling met ‘die van persoonlijke aard’. Het is al even moeilijk als om het begrip ‘bourgeois’ in al zijn fluctuerende betekenissen te bepalen. Flaubert's boutade ‘est bourgeois ce qui est pensé bassement’ is een typisch verschijnsel van dat zich beladen van begrippen met monsterachtigheden, die men er in een ander verband toch van afzonderen moet. In de gedachtengang van Koestler is Flaubert een ‘humanistisch letterkundige van de middenstand’.
| |
| |
Emma Bovary is ‘een bourgeoise roman’. Van gevaarlijk leven is er bij hem geen sprake geweest, zeker niet in de zin van zich in te laten met technische halsbrekerijen, revoluties, die de vormen der samenleving overhoop gooien, avonturierschap, dat meer de wereld dan het hart van de mens tot gebied heeft.
Om orde in de begrippen en de bedoelingen te brengen, ten aanzien van de idee ‘bourgeois’ is bij mij de aanvechting groot om de gehele gamma bepalingen te overschouwen, die door René Johannet in zijn Eloge du Bourgeois français zijn bijeengebracht. ‘Le choix est vaste, la confusion immense’ noteerde hij terecht. Eén ding blijkt er ten overvloede uit: de onmogelijkheid om aan het begrip bourgeois het absoluut karakter van middenstand te verbinden. Pasteur, Einstein, Debussy, Gide, Van de Woestijne, Vermeylen, door dat streven naar een hogere persoonlijke levensstijl, belichamen een deel van het begrip ‘grands bourgeois’, in wie een ruim humanisme mede de achtergrond van het leven bepaalt. Verdwijnt de bourgeoisie als sociale klasse en economische cel, dan heeft het geen zin meer daar de mens te zoeken, wiens hart en nieren, wiens individuele gevechten te peilen vallen, om de mens zonder meer te ontdekken. Uit Koestler's antithese en Mauriac's commentaar blijkt evenwel vooral dat wat als ondergang in het begrip bourgeois voor de literatuur wordt aangekondigd vooral is iets sedentairs, iets stabiels in de levenswijze, iets individueels, dat door sociale woelingen wordt overstroomd, door een verlangen naar het gevaarlijke en heroïsche, de rest behorende tot het mindere in de menselijke natuur dat gerust mag worden uitgespuwd.
Francçois Mauriac oordeelt, dat de bewering van Koestler door de geschiedenis zal worden waar gemaakt of gelogenstraft. Volgt ze haar tragische loop, zoals ze sinds 1914 van val tot neerval stort, dan wordt Koestler volgens hem zonder enige twijfel in het gelijk gesteld. Wordt daarentegen de door Dostojewski aangekondigde demonie van de bezetenen gestuit, dan krijgen, in plaats van de lijfelijke torturen in gemeenschapsverband, weer de torturen des harten van het persoonlijk leven hun kans.
Terloops zij hier aangestipt, dat François Mauriac zeer terecht opmerkt hoe achter het ijzeren gordijn het gevaarlijk
| |
| |
leven conform dient te zijn, braaf en stichtend, wil het op litterair gebied niet onmiddellijk in het zand der absolute stilte doodlopen, zo niet in de stilte van den dood.
Welnu, ik geloof hoegenaamd niet dat de geschiedenis de phrase van Koestler zal waar maken of logenstraffen. De geschiedenis zal blijven wat ze altijd was: het beeld van een verwarde samenleving, want de mens, zowel in groep als individueel, zal in zijn onvolmaakte staat de argeloze of welbewuste passie vinden om beschavingen te doen kiemen, groeien, bloeien en uit overrijpheid te laten vergaan, - en om dan moeizaam opnieuw te beginnen. Ik heb mij laten zeggen, dat in de Ilias reeds enige relazen van gevaarlijk leven voorkomen. En uit die zelfde tijd kwamen liefelijke liederen tot ons, waarin de soepelheid der lippen en de gladde zachtheid van een leest in een burgerlijke eucalyptustuin worden bezongen. De geschiedenis blijft een volledige waaier van alle menselijke en onmenselijke gebeurtenissen. De dag, waarop de roman nog alleen door piloten, revolutionnairen en avonturiers zal geschreven worden, zullen de luchtvaart, de revolutie en het avontuur zouteloos worden, vergeleken bij die eeuwige droom om naar een stuk bestendigheid en evenwicht in het hart te worstelen.
Montaigne, die de gezondheid, het harmonieus leven, het geestelijk en stoffelijk welbehagen verkoos als een overwinning op de blinde drift en het avontuurlijk rumoer, die naar klaarte en tevredenheid zocht in zich zelf en zich zonder wanhoop aan het welzijn van zijn medeburgers wijdde, Montaigne zal plotseling weer Malraux of Jean-Paul Sartre van Chez Flore waard zijn. Te midden van de vreemdste bezetenheid die af en toe de komende heilstaten zal doorschokken, zal er een begaafde kerel naar de galg opzien en op zijn manier herhalen: Frères humains, n'ayez contre moi le coeur endurci. Onderwijl zal een nieuwe zuivere ziel calligraphiëren: Levet scone. Want met allerlei fluctuaties in de tijdsverschijnselen, met allerlei varianten, zal de dag, waarop alleen die of gene tot uitspreekbaarheid zal komen niet aanbreken. Actie en reactie zullen zeker op elkaar volgen. Maar naast elkaar, zelfs niet op elkaar ingesteld, zullen schrijvers
| |
| |
van uiteenlopende aard hun eigen wereldbeeld scheppen. Saroyan zal dat aardig boekje concipiëren My name is Aram, Bertus Aafjes zal een Laars vol Rozen op zijn zwerftochten als sierlijke buit vinden, terwijl Hemingway doodsklokken zal horen luiden. En zo zal het in een gekke wereld nog zo slecht niet zijn. Zoals het, de eeuwen door, is geweest.
Deze regels waren neergeschreven toen mij een niet verzonden brief onder ogen viel, die Antoine de Saint-Exupéry in Juli 1943 schreef aan generaal X... van het luchtwapen. Deze brief werd thans als een ‘ontroerend testament’ gepubliceerd. Daar hebt ge nu het testament van iemand, die mannelijk de literatuur van de piloten heeft helpen funderen. Het is zulk bitter ontroerend testament, dat ik niet weersta aan de verzoeking er enkele belangrijke excerpten uit over te nemen:
‘Je viens de faire quelques vols sur “P. 38”. C'est une belle machine. J'aurais été heureux de disposer de ce cadeaulà pour mes vingt ans. Je constate avec mélancolie qu'aujourd'hui, à quarante-trois ans, après quelque six mille cinq cents heures de vol sous tous les ciels du monde, je ne puis plus trouver grand plaisir à ce jeu-là. Ce n'est plus qu'un instrument de déplacements - ici de guerre -. Si je me soumets à la vitesse et à l'altitude à un âge patriarcal pour ce métier, c'est bien plus pour ne rien refuser des emmerdements de ma génération que dans l'espoir de retrouver les satisfactions d'autrefois.
Ceci est peut-être mélancolique, mais peut-être bien ne l'est pas. C'est sans doute quand j'avais vingt ans que je me trompais. En octobre 1940, de retour d'Afrique du Nord où le groupe 2-33 avait émigré, ma voiture étant remisée exsangue dans quelque garage poussiéreux, j'ai découvert la carriole et le cheval. Par elle l'herbe des chemins. Les moutons et les oliviers. Ces oliviers avaient un autre rôle que celui de combattre la mesure derrière les vitres à 130 kilomètres à l'heure. Ils se montraient dans leur rythme vrai qui est de lentement fabriquer des olives. Les moutons n'avaient pas pour fin exclusive de faire tomber la moyenne. Ils redevenaient vivants. Ils faisaient de vraies crottes et fabriquaient de la vraie laine. Et l'herbe aussi avait un sens puisqu'ils la broutaient.
| |
| |
Et je me suis senti revivre dans ce seul coin du monde où la poussière soit parfumée (je suis injuste, elle l'est en Grèce aussi comme en Provence). Et il m'a semblé que, durant toute ma vie, j'avais été un imbécile...’
En verder, na die scherpe verklaring: ‘Je hais mon époque de toutes mes forces. L'homme y meurt de soif’, schreef Antoine de Saint-Exupéry: ‘Ah! général, il n'y a qu'un problème, un seul de par le monde. Rendre aux hommes une signification spirituelle. Faire pleuvoir sur eux quelque chose qui ressemble à un chant grégorien’.
...‘On ne peut plus vivre sans poésie, couleur ni amour. Rien qu'à entendre un chant villageois du quinzième siècle on mesure la pente descendue.’
...‘Il n'y a qu'un problème, un seul: redécouvrir qu'il est une vie de l'esprit plus haute encore que la vie de l'intelligence, la seule qui satisfasse l'homme. Ça déborde le problème de la vie religieuse qui n'en est qu'une forme (bien que peut-être la vie de l'esprit conduise à l'autre nécessairement). Et la vie de l'esprit commence là où un être “un” est conçu au-dessus des matériaux qui le composent. L'amour de la maison - cet amour inconnaissable aux Etats-Unis - est déjà la vie de l'esprit.’
Vreemd en pijnlijk lot van deze piloot, die hunkerde naar de liefde van een eenvoudig huis, op de vaart is omgekomen en ‘avant la lettre’ niet te verzoenen was met het avontuur en de revolutie:
‘A quoi servira de gagner la guerre si nous en avons pour cent ans de crise d'épilepsie révolutionnaire?’
Wij zijn op weg naar de robottenmens, de termitenmens, met standaardcultuur:
‘Et moi, je pense que, il n'y a pas trois cents ans, on pouvait écrire La Princesse de Clèves ou s'enfermer dans un couvent pour la vie à cause d'un amour perdu, tant était brûlant l'amour’.
Koestler had zijn phrase nog niet neergeschreven toen Antoine de Saint-Exupéry er reeds tegen rebelleerde, omdat hij rebelleerde tegen het conformisme van de piloterij, het avonturierschap en de revolutie-als-lekkere-staat, die de mens
| |
| |
zijn ziel laten missen en, op marode, de liefde verstikken. Het gras langs de weg, het huis van Marnix Gijsen, ‘la fête villageoise’ - al deze burgerlijke waarden zouden een eeuwige betekenis bezitten? Ongetwijfeld. Een klein-burgerlijke, naar ze de mens meer terugwerpen in een toestand van verschrompeling en een doodse slaap; een groot-burgerlijke, naar ze hem bewust uit de buiteling van al wat er chaotisch in zijn geest en gemoed omgaat meer laten redden van het grote in de kleine tekenen van een harmonie, een tevredenheid, een menselijkheid, die de onrust en de tranen een acceptabele zin geven.
Terug naar de grashalmen aan den oever der beek? Terug naar Gezelle's Ego Flos ‘Al wat ik doe is blomme zijn’? Terug naar het gezonde en stevige burgerdom van Rubens' zelfportret met de hand van Isabella Brants op de zijne, zoals de Pinacotheek van München het in zijn pralende waardigheid op onze eigen grond, in een van onze eigen fraaiste spiegels te zien geeft? Elk werk van volkomenheid in leven en kunst blijft zijn deel boodschap en norm bewaren. Maar het stilstaan, het vatten van het leven in voorschriften, die voor iedereen en allen, ongelet op hun eigen noden en behoeften, zouden gelden, - het is de lankmoedigheid, het treuren, het kwijnen en vergaan op min of meer lange termijn.
Dat kan niet ‘gevaarlijk leven’ worden genoemd. Leven, leven, leven, elk naar zijn staat en mogelijkheden, naar zijn kracht en middelen, liefst tot de uiterste grenzen opgevoerd en met dat deel heilzaam exces, waarmee men zichzelf kan overtreffen, - het komt mij voor dat het vruchtbaarder is zulk parool onder ogen te nemen dan naar slagwoorden te luisteren, volgens welke, als men er geloof aan hechtte, een ieder voortaan zijn leven op een en dezelfde kaart moet verspelen.
MAURICE ROELANTS.
|
|