de Millieres, wat wij noemen, de broek (draagt)’. Deze interpretatie - behoudens het gebruik der brayes (= petit calçon porté à même la peau) als hoofddeksel en Trumillieres, niet cursief ofschoon de naam ener taveerne - is in se aanvaardbaar; ofschoon wij de mening toegedaan zijn, dat de zinspeling voor een obscener verklaring vatbaar is. Ons lijkt deze interpretatie zelfs vanzelfsprekend.
Doch niet alleen aan deze, aan nog andere allusies gaat Maas voorbij. Wij treden hem echter volledig bij waar hij verklaart, dat deze anecdotische elementen weinig uitstaans hebben met de waarde van Villon's dichtkunst. Dit moest er hem echter toe aangezet hebben over Villon's poëzie, over zijn plaats in de Franse literatuur, over zijn tijdgenoten, over het door Villon gekozen genre uit te weiden.
Deze kritiek doet echter niets af aan de waarde van dit essay. Binnen de grenzen van zijn omvang en van zijn practische oogmerken blijft het een zeer goede inleiding - de eerste in onze taal - tot het oeuvre van Villon. En deze practische oogmerken wegen o.i. momenteel zwaarder in de schaal dan de voor kritiek vatbare en hier aangehaalde detailkwesties.
Beneden de Moerdijk is de belangstelling voor Villon niet minder groot, al moeten wij na de biographische roman van Paul Kenis (1929) wachten tot 1945 om als eerste aflevering van het poëzie-maandschrift De Spiegel enkele fragmenten uit Le Grand Testament te zien verschijnen. Zij zijn van de hand van Bert Decorte, die in het Nieuw Vlaams Tijdschrift ook de eerste 41 huitains heeft geplaatst en onlangs bij de uitgeverij ‘Het Kompas’ Villon's mooiste balladen, met de oorspronkelijke tekst in juxta, uitgaf. Dit is bij mijn weten de eerste uitgave die een rechtstreekse vergelijking toelaat. Het is hier niet de plaats om over Decorte als vertaler uit te weiden, al kunnen zijn vertalingen van Baudelaire, Apollinaire, Rimbaud beschouwd worden als een der sleutels tot zijn poëzie. Zijn er bv. tussen Germinal en de hallucinante verzen van Rimbaud contactpunten nawijsbaar, dan gaat Decorte als ballade-dichter op Villon