Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2
(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1137]
| |
InleidingMen zegt - men zegt zoveel -
Dat elk zijn deel
Moet krijgen van de fabel
En dat de parabel
Van de Verloren Zoon
Een zorg is en een hoon
Voor hen
Waarbij ik zelf ook ben
Maai neen zo'n vaart zal het niet lopen
Er blijft van 't lot nog veel te hopen
En van de stille pijnen
Zoals men zegt - men zegt zoveel -
Dat ieder krijgt zijn deel
Leert ons zo'n Jan van de Fonteyne
| |
De vos en de raafDe witte raven zijn gevonden
Hoera voor de witte raven
Alle princiepen zijn gewond en
Gestorven en begraven
| |
[pagina 1138]
| |
Maar sprak de vos ik ben alleen
In d'eenzaamheid van Sint-Allena
Alleen is uw zang geen zwanezang
En mijn gang geen pauwegang
Och zei de vogel ik ben niet dwaas
Wil jij het aas
Ziehier mijn kaas
| |
De wolf en het schaapDe nacht is binnen
Grendel de deur van uw zinnen
Grendel uw leed grendel uw lust
En weze gans uw wezen rust
En eenmaal dan op slot de nacht
Op slot uw zinnen
Schuilt dan het schaap in een wolvenvacht
Wat zal de wolf beginnen
En is dan gans uw geweten rein
De nacht ach van Heer Halewijn
En schraal van maneschijn
Beproeft godlof opaal te zijn
| |
De haas en de schildpadOver het zand van de landweg
Schiet plots een haas
- Hij liet zijn sporen na helaas
Let wel het was een zandweg -
Een witte haas als een licht voorbij
Ei denkt de schildpad ei
Ik die geen pad ben met een schild
Want ik heb geen venijn
Ik heb mijn lot óók niet gewild
Ik word niet over 't paard getild
| |
[pagina 1139]
| |
Ik heb mijn sporen niet te vrezen
Want ik heb geen venijn
Wel staat geschreven en te lezen
Wat kan ik arme schildpad wezen
Dan wat ik niet kan zijn
Want ik heb geen venijn
| |
De vos en de ganzenAls de vlammen heet zijn
En de tranen zout
Als de lusten leed zijn
En de vlammen koud
Als de tranen zoet zijn
En de vlammen goed zijn
En de lusten oud
Als je hart het mocht believen
Dat de vos de passie preekt
En het brood der liefde breekt
Hoed je ganzen dan melieve
Want de liefde lieveling
Heeft als elk verloren ding
Dan gedaan
Wat de ganzen niet verstaan
| |
De leeuw en de muisDe muizen huizen in de kaas
De leeuwen geeuwen van honger
Wie wordt niet ouder wie niet jonger
En wie niet dwaas
Wij muizen niet wij leeuwen niet
Wij huizen en wij leven niet
In uren en in eeuwen niet
En niet in schijn
Noch in herinnering
| |
[pagina 1140]
| |
Zou dat de liefde lieveling
Zou dat de liefde zijn
| |
De kikvors die een os wou zijnDe wei ligt aan de zoom van 't bos
De hoeve staat in de wei
Hier leggen de vogels eer purperen ei
In 't gele mos
Ik wenste dat 't mos nu purper was
En groen het ei als gras
En het gras nu blauw werd als de lucht
En de lucht één stil gerucht
Als ik nu nog het bos kon zijn
En jouw haar van mos kon zijn
Dan was de liefde lieveling
Als ieder ander ding
Een kikvors die een os wou zijn
| |
De kip die gouden eieren legtDat het vuur van het koren
Niet laait
En het haantje van de toren
Niet kraait
Maar dat de kraaien krassen van plezier
Is erg voor de blinde passagier
Op 't schip van zijn verlatenheid
Daaraan helaas weet geen verwatenheid
En geen van ons nocht 't haantje van de toren
Zich wijs te storen
Want de moraal
Van dit verhaal
Is dat de klokken beieren
Zoals men zegt
Voor de kip die gouden eieren legt
| |
[pagina 1141]
| |
De hond en de wolfTwee honden vochten om een been
- Eenieder kent de historie -
De derde hond kloeg steen en been
Zijn sluwheid bracht hem geen victorie
Omdat het been droog als een steen was
En toen hij dan de wolf ontmoette
Die hem voorbijging zonder groeten
Toen riep de hond - als hij alleen was -
Dat is de duivel of zijn moer
Hoe-hoe de vrijheid is een hoer
| |
De os en de ezelEen wezel
Van een os
En een vos
Van een ezel
Streden om voorrang bij de Heer
Beiden toch hadden Hem weleer
Met hun adem van de dood gered
De Heer viel op zijn gat van pret
En lachte mijn goede vrienden
Waar iedere band ons kan verbinden
Ben Ik in u ben Ik door u
Laat anderen spreken van de hemel
Van 't oog der naald en van een kemel
Komt binnen hier is plaats voor u
Hij die de mensen niet belet
Elkander te verslinden
Heeft voor de dieren geen belet
Die zoeken wat ze vinden.
| |
De krekel en de mierDe zon glijdt naar de horizon
Naar alle verten glijden zonnen
| |
[pagina 1142]
| |
't Verlangen is nog maar begonnen
Als reeds een ander spleen begon
't Verlangen naar een verre zon
Naar alle verre horizonnen
Meer dan een stichtelijke parabel
En beter dan wat goede sier
Is deze fabel
Van de krekel en de mier
| |
De hond en zijn meesterWij zijn nu oud
En niet gesneden uit het hout
Waar God en het dier van zijn gesneden
Ach zulk gebed werd nooit gebeden
Kom hier terstond
Zo sprak de meester tot zijn hond
Ben jij van zulk een hout gesneden
Neem dan die zweepslag voor de spot
Van God
| |
De wolf en het lamDe wolven huilen in 't bos
Een aantal zielen is in nood
Wij zijn van alle vrees nu los
En los van leven en dood
En zo kon het gebeuren
Een ziel die zwierf rondom de kom
Van ons verloren heiligdom
Heeft zich onstoffelijk zien verscheuren
En zo is het gebeurd
Wij konden het allen weten
| |
[pagina 1143]
| |
- De ziel is reddeloos toch verscheurd -
Dat het lam de wolf heeft opgevreten
| |
De blinde en de lammeDe blinde schoof door 't blinde huis
En tastte naar de vledermuis
Die voor zijn ogen hing
Hij gleed langs de gladde muizenhuid
En voelde hoe met glad geluid
De vlerken innig trilden
En tot de lamme sprak hij dan
Wij arme stervelingen
De vledermuis doet wat zij kan
En wij laat ons van man tot man
Van huis tot huis
Wij rijke stervelingen
De lof der vledermuis
Bezingen
| |
De berg en de muisZo is het lied van de muis en de berg
Van de berg die muizen baarde
Of als je wilt van de reus en de dwerg
De geschiedenis der aarde
Of als je wilt die andere pret
Die van 't geloof dat bergen verzet
En als dit lied niet wrordt gezongen
Olee ola
Dan wordt de liefde met Gods gena
En geld bedongen
Dan wordt dit lied nog een parabel
Van God op aard'
Of als je wilt de fabel
Van de muis die bergen baart
| |
[pagina 1144]
| |
De uil en de arendToen d'arend ongeweten
Zoals men weet
En tot zijn leed
Het jong had opgevreten
Van zijn vriend die maar een uil was
Toen sprak de uil
Ik ben een zuil
Van wijsheid
- Bedoeld is grijsheid -
Dies was het dat mijn jong zo vuil was
Ik heb zijn eigen kuil
Gegraven
Maar ook wie denkt aan d' avond
Van 't avondland
Die ongehavend
In een haven landt
Wordt vuil begraven
| |
De storm en de eikBuig zei de storm neen zei de eik
Je hebt gelijk
Zei de tornado
Ik mag wel een desperado
Meer dan een likker van je weet wel
Maar ik mag ook het leed wel
Van hem die barsten moet
Ja zei de eik 't zou helemaal niks zijn
Als de heren die zo dik zijn
Met hun hoge hoed
Die zwart ziet van mijn bloed
Daarbij niet moesten vlaggen
Nee zei de storm 't most nie magge.
GASTON BURSSENS.
|
|