Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 921] [p. 921] [Gedichten] Uw lied klinkt in mij na voor P.G. Buckinx. Uw lied klinkt in mij na, zo ging zijn rhythme zingen aan mijn ontvanklijk oor, waar het de stem herkent van wie verrukt als ik om luttele aardse dingen, zijn dank zegt om den gloed van deze late lente. De weelde van een vrouw, de regen aan de ramen, de zwoele bloemengeur, de vogel in de nacht. Zolang het blijft ons deel dien rijkdom nog te omvamen, zingen wij luid den lof van deze stille pracht. Want met ons lot verzoend, zullen wij zangen vinden, zo rijk van rhythmus en zo vurig van geluid, dat al de liedren die we eens zongen als ontzinden, verzwinden zullen als een opgegeven buit. Uw lied klinkt in mij na. Ik kan het niet vergeten. Het vond zijn weerklank in mijn diep ontroerd gemoed. Wij zijn gekluisterd door dezelfde zoete keten, vertederd en verteerd door eendren laten gloed. [pagina 922] [p. 922] Kleine nachtmuziek Ik noem u in den nacht met al de zoete namen die, in den dag bedacht, eerst nu ter lippe kwamen. Zo stamelt in zijn slaap een kind dat spelensmoede nog naspeelt in zijn slaap en onder moeders hoede. O namen zonder tal, die talmen op de lippen, aleer ontroering zal uw klanken doen ontglippen, uw zoete melodie blijft ruisen aan mijn oren en zingt in harmonie met reeds gehoorde koren. Ik noem u in den nacht en kan den slaap niet vinden, terwijl gij sluimert zacht, o nooit genoeg beminde. MAURITS DE DONCKER. Vorige Volgende