Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 919] [p. 919] Halewijn zingt Prinses, ons liefdelied had nog geen mens gezongen, het was voor ons alleen. Nu scheiden wij, 't moet zo zijn als in oude sproken die middeleeuwse dichters zongen. Melieve, laat dit gedicht verbloeien om mijn pijn omdat ge kwelend van mijn luit zijt weggesprongen. Melieve, nachtegale, vaarwel, het moet zo zijn omdat ons een ander angstig lot is bedongen. Ik ken niet het leven, de dood, het grote geheim waarom ge kwelend van mijn luit zijt weggesprongen in het donker woud van de herten en de hinden. Melieve, ons liefdelied heeft nog geen mens gehoord en reeds weet 't dat w'elkaar nooit zullen wedervinden en dat mijn hart met bevende pijlen is doorboord als Heer Sint Sebastiaan op een wiel gebonden. Melieve, vaarwel dan en laat Uw dichter dwalen langs de wegen, slapen met de schurftige honden en aan de achterdochtige mensen verhalen het liefdelied, ons liefdelied, Prinses, gazelle. Maar éénmaal zal de hevige haat toch groter zijn dan diepte van De Corte, liefde van Gezelle en zal 'k U vervloeken omdat gij mij, Halewijn, verlaten hebt en van mijn luit zijt weggesprongen. G'ontsnapte aan mijn handen: deze sluwe slangen, ge vloodt voor mijnen mond: deze giftig rode vrucht. [pagina 920] [p. 920] Lieve, o nachtegale, in 't zand Uwer wangen zou ik mijn schitterende namen schrijven, verrukt over de kunst van mijn tanden: deze stiften, oeroud als Egypte, Byzantië, 't verre Japan, oeroud als de haat, de zoete liefde, de driften, als het zuivere gebed dat ik niet bidden kan. Vaarwel, o neen, geen was schoner dan gij, Melieve. Ik ben een Halewijn die ziek wordt aan zijn longen en 'k vloek en 'k drink als 'n kwade Querido, Melieve, omdat ge kwelend van mijn luit zijl weggesprongen. REMI C. VAN DE KERCKHOVE. Vorige Volgende