Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 882] [p. 882] Exodus III O gij zachte vrouw die ik weet te vrezen als 't angstige dier het laaien van het vuur dat uit het pulver van het hout gerezen schuine schaduwen baart op de witte muur der tent waaronder jonge blanken slapen met het moeë hoofd op het bruine geweer. Ik weet, o vrouw, ge zult me lachend rapen als een vrucht die afgeslagen door het weer en de wind wacht op plotse beet der dieren. Ge zult me bijten, 'k zal Uw wonden dragen in mijn hart, diep in mijn hart en mijn spieren zullen verlammen wanneer ge blijft vragen U dromend te beminnen: oneindigheid bij 't schreeuwen van het angstige dier dat vlucht voor de ophitsende geur der eeuwigheid en verschrikt verstijfd blijft staan bij het gerucht der vlugge vlammen die uit 't hout gerezen de schaduwen baren op de witte muur. O gij zachte vrouw die ik weet te vrezen als 't angstige dier het laaien van het vuur. Sprong 'k door de vlammen razend van verlangen, bijt ik dan de ketting van mijn angst, ge lacht en legt zwijgend op mijn verschroeide wangen Uw koele handen waarnaar ik heb getracht [pagina 883] [p. 883] als de stroom naar de zee, d'aarde naar regen, zon naar de maan, de sterren naar de dageraad, de mensen naar God en ik naar de zegen van Uw vochtige lippen, wijl alles vergaat: verzen van Villon, doeken van Permeke. O gij zachte vrouw die ik weet te vrezen omdat ge Uw zwakte aan mij wilt wreken lijk een slang die uit 't natte gras gerezen het lenige lichaam smijt om hare prooi. Een lang en hard gevecht, zwijgend, verbeten tot één van beiden uitgeput en mooi wint en zuigt 't bloed uit diepe lange beten. Onoverwinbaar, gij die 'k weet te vrezen als een dorre uil het laaien van de dag die uit 't pulver van d'eeuwigheid gerezen Uw schoonheid roemt bij het snikken van mijn lach. REMY C. VAN DE KERCKHOVE. Vorige Volgende