Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 599] [p. 599] [Gedichten] Doodsgedachte Met al mijn kinderen om mij, zoo zou ik ééns willen sterven; geen geld of goed zullen ze erven maar een vrij hart, tenzij, tenzij... Met al mijn kinderen bij mij, zal ik nog eenmaal de scherven tellen, en wat ik verwerven kon vergeten, tenzij, tenzij... Met al mijn kinderen in mij, zal ik dan verder gaan zwerven, totdat ik nergens meer voorbij en over kan, en het derven van menschen ineens versterven zal gelijk een haarlok, tenzij... [pagina 600] [p. 600] Het nutteloos gevecht Gij staat voor mij met wild-starende oogen, ik sta voor u met toegeknepen mond; wie lost het eerst de pijlen aan de bogen, wie treft het eerst, wrie slaat de diepste wond? Gij ziet hoe al mijn spieren zich nu spannen, ik merk hoe gij uw leden lenig rekt; wie zal het eerst die bangheid kunnen bannen die drop voor drop in onze harten lekt? Uw oogen vlammen plots als tropenzonnen, tot in mijn vingernagels klopt mijn bloed, mijn schild zakt aan mijn wankelenden voet, gij heft uw armen, weet mij overwonnen, maar als ik om uw heup mijn handen leg, werpt gij schier jubelend uw wapens weg... [pagina 601] [p. 601] Moment prosaïque Waarom zou ik naar rhythme en stafrijm zoeken om uwe schoonheid te bezingen, vrouw; waarom zeggen dat uw lippen bedauw- de bloemen zijn, en afronden de hoeken van uw maag'ren schouder, elleboog en knie? Waarom in uw blik maan en ster doen rijzen als ik niets dan mijn eigen grijnslach zie? Uit mijn woordenschat heb ik paradijzen en gazellen geschrapt, en weer de mènschen een schooner plaats gegund. Als assche en gruis verstrooi ik mijn dichterlijke taal; pensen en versch brood ruik ik thans, en 'k voel mij thuis... MARCEL COOLE Vorige Volgende