Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 378] [p. 378] Het gedicht Wie roept mij op uit 's duisternis verholen peillooze diepte zonder vorm of naam? Geen uwer heeft mij tot nu toe bevolen: Ik was het lied, ik was de wind aan 't raam, uw weemoed was ik en uw eenzaam dolen. Wat blijft mij over nu gij mij onttrekt aan alles wat mij doel en zin kon geven? Heb ik U niet uit uwen slaap gewekt en ingeleid in een verborgen leven, nimmer doorgrond, eindeloos on-ontdekt? Ik was de waan waaraan gij u kon laven; ik was de bron die rusteloos ontsprong, de goed vertrouwde, zorgenvrije haven; ik was de tederheid waar gij van zongt, uw ruischende geluk, uw liefste gave. - Zoo klonk de stem, fluisterendé en zacht die beelden opriep uit een ver verleden. Ik aarzelde, glimlachte en de macht over de woorden is mij traag ontgleden: stoorloos herneemt 't gedicht de eigen kracht. FRANS BUYLE. Vorige Volgende