Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] [Gedichten] Scherzo Ben ik nu wel veranderd? Veranderde ooit wel de wind sinds de Groote Alexander? Hij is grillig en ik nog een kind. Neen, neen, niet Alexander was grillig; ik meen: de wind. Hij is sindsdien niet veranderd, en ik ben nog altijd een kind. Of toch? Ik meen Alexander, was hij grillig zooals de wind? Of ben ik het die ben veranderd en ben ik niet langer een kind? Ikzelf, de wind, Alexander... Ach, wat bleef ik toch altijd een kind. Ik ben in niets nog veranderd en grillig, zooals de wind... [pagina 178] [p. 178] Droomgestalten De morgenmist dreef langs het raam voorbij en ik knikte alsof ik het wist toen de ruit iets weerkaatste achter mij waar mijn beeld door werd uitgewischt. Ik wendde het hoofd in een huivering en zocht vruchteloos naar een verband van morgen en nacht en van schemering en 't geheim van hun afgezant. Toen keek ik weer naar het raam voor mij en dacht mij te hebben vergist; de morgenmist dreef heel traag voorbij en de schaduw was uitgewischt. [pagina 179] [p. 179] Eenzaamheid De wolk trekt voorbij in de lucht, de vogel trekt heen naar zijn nest en de bloesem wordt eenmaal vrucht... - Maar wat is er dat mij nog rest? De vogel trekt heen naar zijn nest, maar waar, waar kan ik nog heen en wat is er dat mij nog rest? - Hoelang ben ik nu al alleen? En waar, waar moet ik toch heen? Hij ging en liet herinnering, dat was van hem, van hem alleen... - En hij? Hij hield alleen mijn ring. Wat, wat is er dat mij nu nog rest? De wolk trekt voorbij in de lucht en de vogel trekt heen naar zijn nest... - Ach, 't is niet de dood dien ik ducht... LIANE BRUYLANTS. Vorige Volgende