Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Ballade van het stroo Wie immer in een pluimbed sliep en nooit eens op een strooschelf lag, als hij te laat in haven liep of zat was dat hij niet meer zag, die hoort niet onder onze vlag, want wij beminnen, 't is alzoo, den zolder rijk van 't spinnerag en den goeden geur van het stroo. Wij strompelen het leven door, al zijn wij nog zoo welgezind, en drentlen rond op 's werelds foor, die ieder zoo potsierlijk vindt, maar toch uit ganscher hart bemint, want, laat haar wezen zus en zoo, wij snuiven er den ruimen wind en den goeden geur van het stroo. En liggen we op ons stroo gestrekt, als ons de stramme dood besluipt, dan eerst hebben wij 't kruid ontdekt, waaruit het best geneesgift druipt. Voor gij tusschen vier planken kruipt (een ieders eindreis graag of noo) zorg dat ge op tijd u goed bezuipt en kruip in 't geurend stroo. Stroomannen, die de wereld regeert, ruimt baan voor onze bent, bijloo! die aanschrijdt, feestelijk omfleurd van den goeden geur van het stroo. BERT DECORTE. Vorige Volgende