Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 992] [p. 992] Narkissos I En ben ik nog alleen, met u zoozeer in mijn gedachten, dat 'k ieder lastige ure nu een maat weet op mij wachten? Zoovele jaren gold uw zorg wie ver en na u stonden, dat gij wat 't eigen hart verborg verzuimdet te doorgronden. Gij leedt hun leed, gij waart hun troost, voorzienigheid, geweten; en waar gij steeds hun heil verkoost, hebt ge eigen heil vergeten. Het gaf u moed, het maakte u sterk de steun te zijn, de wachter; maar waar elk trok het eigen zwerk, bleeft gij vereenzaamd achter, verloren in een wereld wijd, verloren aan uw eigen, vertwijflend aan uw schamelheid nog ooit houvast te krijgen. [pagina 993] [p. 993] Maar zie, een dag van wanhoop zwart, - het hart moest u haast breken, aleer gij met uw eigen hart van mensch tot mensch kondt spreken. Wij hebben nog niet uitgediend, wij hunkren nog van binnen; laat ons vandaag, mijn nieuwe vriend. op nieuwen kerf beginnen. Er is geen tijd, er is geen duur; wat zou 't verleden binden wie, zij het ook in 't uiterste uur, zichzelve wedervinden? II O zorgloosheid van wie alleen zijn eigen zorg te dragen: hij leeft over zijn nooddruft heen, hem voedt het hongerknagen zoolang een droom zijn daden drijft, zoolang zijn hart kan vragen, zoolang een sprankel vuur hem blijft om 't leven uit te dagen. Geen lust verzuurt, geen wensch verschaalt - geen rekenen, geen sparen -, geen drift waarvoor de zatheid faalt waarin haar koorts bedaren. Hij is zijn eigen heer en knecht: wat is, is goed geboden; en of hij rust en of hij vecht, hem zegenen zijn Goden. [pagina 994] [p. 994] III Ontroerd door eigen zang, door eigen net omweven, gij, worm, eeuwig bang, eeuwig verliefd op 't leven, gij spint u om uzelf en huichelt het verzaken, opdat, binnen 't gewelf, ge als vlinder zoudt ontwaken. KAREL LEROUX. Vorige Volgende