| |
| |
| |
Zangzaad voor musschen
I
De mensch bestaat niet, een mensch soms.
Wie tegen bezit is, is tegen liefde.
Ik ben ervan overtuigd, dat bezit heilig is, want het stelt den mensch in staat tot zijn eenige edele handeling: geven.
Er bestaat slechts één middel ter verrijking: geven. Wie spaart wordt altijd arm.
Men moet heel arm of heel gierig zijn, als men niets beters weet te geven dan zichzelf.
Men moet geven en nemen; nemen om nog meer te kunnen geven.
Dank heft de gave op en maakt er ruil van.
De ondankbaren verhoogen sterk de voldoening van hun weldoeners.
Ik verkies verspiller en vrek boven den zuinigen notaris.
| |
| |
Men is onrechtvaardig tegenover den vrek. Hij is een verzamelaar als een ander.
Het hemd is nader dan de rok, maar stinkt daarom eerder.
Alles wordt in den eigen munt betaald: zielsrust met leugens.
| |
II
Zij die niet zijn wat zij schijnen, kunnen ons bedriegen zoolang zij ernstig blijven, doch verraden zich oogenblikkelijk in hun lach.
De burger kan zich met een groot gevoel belachelijk, de dichter met een klein onsterfelijk maken.
De burger maakt zich het belachelijkst door zijn vrees voor de belachelijkheid.
Voor den burger is de wereld alles en hij maakt er niets van, voor den dichter is de wereld niets en hij maakt er alles van.
De kunstenaar vormt de wereld naar zijn denkbeelden, de burger vormt zijn denkbeelden naar de wereld.
Geen wijsheid zonder een grein van dwaasheid; de domheid kan zich die weelde niet veroorloven.
Het is een zegen dat intelligentie zoo zeldzaam is, want vrijwel niemand kent de gebruiksaanwijzing.
Ligne, die de menschen in zijn tijd kende als geen ander, noemde Lafayette een onbeduidende nul. Dit belette dezen laatste niet om held te worden en bovendien nog afgod der Amerikanen.
Wie zich laat gaan komt altijd op een lager, nooit op een hooger plan terecht.
| |
| |
Ik begrijp niet hoe zoo velen ontspanning zoeken, waar er zoo weinig gespannen zijn.
Als droomen bedrog zijn, blijft er voor hen die de werkelijkheid als een schunnigen zwendel beschouwen, niet veel aantrekkelijks over.
Men moet toch iets vereeren! Inderdaad. Maar wijs mij eerst iets dat het vereeren waard is.
| |
III
Poëzie behoort tot de exacte vakken.
De woordenkeus der wiskundigen, past wonderwel voor de dichters: overoneindigheid, de oneindigste macht, enti primitivi.
Er bestaat romantische geest, geen romantische vorm: poëzie is altijd romantisch, het gedicht nooit.
Poëzie is altijd tegelijk zeer elementair en zeer gecompliceerd.
Het is de taak des dichters de natuur van haar natuurlijkheid te verlossen zonder haar die te doen verliezen.
Toeval hier, is regel in de tweede wereld.
De liefde gaat in het gedicht onder.
Een waarmerk van poëzie is dat zij in ons het gevoel van ballingschap wekt.
Een parel en een gedicht ontstaan altijd uit een schending.
Een goed gedicht is niet klaar óf duister. Het is klaar én duister tegelijk.
| |
| |
Een gedicht, als men bepaald een vergelijking zoekt, is niet als een schilderij, doch als een beeldhouwwerk. Hoe men zich ook wendt of keert, één kant ervan blijft altijd aan het gezicht onttrokken en moet geraden worden.
Zij die de mechanisatie bevorderen, spitsen zich op middelen om het toeval uit te sluiten. Daarom verafschuwen allen die in poëzie gelooven de ingenieurs.
| |
IV
Het heimwee naar het Zuiden is een algemeen en zeer begrijpelijk gevoel, maar van een afwijking als heimwee naar het Noorden, heb ik, godlof, nog nooit gehoord.
Indien voor een bovenmenschelijke heerlijkheid als Chartres, honderdduizend duistere menschenlevens geofferd moesten worden, zou ik geen oogenblik aarzelen: het noodigste moet vóórgaan.
Ik sluit niemand uit. De dommen sluiten zich door hun domheid zelf en vanzelf uit.
Zij die de kwade zaak van Napoleon willen verdedigen, komen nooit met zijn veldslagen, maar uitsluitend met zijn wetboek aandragen.
De macht des dichters is eenzijdig: wat hij met zijn woord uit het niet heeft opgeroepen, kan hij op géén wijze weer in het niet doen verdwijnen.
Angst wordt poëzie of misdaad.
Mijn bezwaar tegen buiten-zijn: dat men er zich nooit eenzaam kan voelen.
Ik heb altijd mijn best gedaan om een goede indruk op mezelf te maken. Ik zit ten slotte den geheelen dag en geheelen nacht met me opgescheept.
| |
| |
Het doel bederft de reis.
Het Duitsche volk is verworden door de vlijt.
Men is beschaafd naarmate men deel heeft aan Frankrijk.
Slechts de gesneuvelden kunnen met voldoening op een oorlog terugzien.
| |
V
Wat ons aan onze lotgenooten bindt is het dierlijke, wat ons van hen onderscheidt het menschelijke.
Tusschen mij en mijn buurman bestaat een dieper en wezenlijker verschil dan tusschen een koedoe en een regenworm.
Leven en samenleving zouden volledig en gelukkig veranderen wanneer ieder mensch er zich van bewust kon worden, dat hij, hoe arm, dom, ellendig ook, niettemin eenig, onvervangbaar, en onherhaalbaar is.
Zij die het algemeene verheerlijken, vergeten dat het slechts de som is van tallooze bijzonderheden. Zij verheerlijken dus alleen het aantal.
Wie zich aan een overtuiging bindt, neemt vrijwillig zijn intrek in de strafgevangenis.
Wanneer de productiemiddelen werkelijk aan de gemeenschap behooren, waarom zonderen de geestdrijvers dan de vrouw, die de werkkracht produceert, daarvan uit?
Zij die de familie een natuurlijke kerngroep noemen, zijn niet vriendelijk tegen de natuur.
Van de tallooze miljoenen op aarde zijn er slechts enkelen, die niet slechts aanwezig-zijn, doch bestààn.
| |
| |
De verheerlijking van de gezondheid en alles wat gezond is, leidt onvermijdelijk tot het kweeken van Blonde Beesten.
Het meervoud is de ontaarding van het enkelvoud.
Abbé Turmel is het voorbeeld van de ware opstandige. Hij holde het stelsel, dat hij openlijk beleed, in stilte uit. Revoluties zijn niet het werk van brullende samsons, maar van den geluidloozen, geduldigen, onzichtbaren houtworm.
Er bestaat voor de kwalen des tijds een doeltreffend geneesmiddel, maar het is bitter: een onpeilbare onverschilligheid.
| |
VI
Te denken dat uit het oneindig aantal mogelijkheden nu juist deze wereld verwezenlijkt werd.
Ik onderwerp mij onvoorwaardelijk en zonder protest aan alle wetten, verordeningen en voorschriften, omdat ik ze zonder één uitzondering als onredelijk en onzedelijk veracht.
De ambtelijke verheerlijking van het gezin duurt alleen maar zoolang als de gezinnen kostelooze tuchtscholen ter opleiding van staatsburgers blijven.
De staat ontleent zijn kracht aan de onmondigheid der burgers, vandaar dat het onderwijsstelsel er vrijwel uitsluitend op gericht is om, door middel van taboes, die onmondigheid te bestendigen.
Hyena's leven in kudden, leeuwen niet. Is de hyena koning der dieren?
Het leven begint waar de samenleving ophoudt.
De heer is trots op wat hem van anderen onderscheidt, de knecht op wat hem aan anderen bindt.
| |
| |
Er is altijd baas boven baas en, helaas, knecht onder knecht.
Ambtenaar is eenieder, die denkbeelden door bezwaren vervangt.
Alle ondeugden, ook de afschuwelijkste, worden door een tooverslag kapitale deugden zoodra een ambtenaar ze ex officio uitoefent.
Het duizendjarig rijk is een drogbeeld voor lafaards en zwakken. Hij die het leven werkelijk liefheeft, bemint het vergankelijke.
Wat heeft men tegen halve maatregelen? Het zijn de eenige die menschelijk zijn.
| |
VII
De menschenliefde heeft meer lijken op haar geweten, dan de menschenhaat.
De politiek erkent geen menschen, alleen vogelverschrikkers en zondebokken.
Vrijheid is een hersenschim, gelijkheid een onrecht en broederschap een leugen. En in naam van deze zoogenaamde idealen zijn honderdduizenden vermoord.
Het geweldige prestige van het woord democratie, blijkt het duidelijkst uit het feit dat de overwinnaars het noodig hebben als een scherm om er hun neo-fascistische toekomst achter voor te bereiden.
Waarom zou Hitler nu dood zijn? Hij leefde immers allang voor zijn geboorte.
Zij die zich in de sombere dagen van München verheug- | |
| |
den over het handhaven van den vrede, vergaten in hun domheid dat men niet kan handhaven wat niet bestaat.
Zoolang er paspoorten bestaan kan men niet beweren dat wij in een zedelijke en ordelijke wereld leven.
Het recht van vereeniging en vergadering, eerste eisch der democratie, omsluit onherroepelijk de voorwaarden voor de vernietiging der democratie.
Wanneer men, als gewoonlijk, zegt: ‘Nederland heeft negen miljoen menschen’ is daarin Nederland een fictie. Zegt men: ‘Negen miljoen menschen hebben Nederland’, dan is Nederland een werkelijkheid geworden.
Waarom een slechte samenleving met groot verlies aan menschen en grondstoffen, om te zetten in een andere slechte samenleving? Of is er iemand zoo kinderlijk dat hij denkt met menschen ooit een goede samenleving te kunnen opbouwen?
Mr. X. is te koop? Zelfs dat niet: alleen te huur.
Hij die op een leugen betrapt wordt heet leugenaar.
Hij die zoo snel en luid liegt, dat niemand de kans krijgt hem te betrappen, heet propagandist.
| |
VIII
De burgerij wreekt haar onbegrip in zake kunst, altijd en hartstochtelijk, op de kunstenaars.
Niet hij is de vriend der menschen, die de maatschappelijke en geestelijke geschillen vereffent, verschillen uitwischt; maar hij die ze vermeerdert, verdiept en verduurzaamt.
Het genot van den lezer wordt mogelijk door de kwelling van den kunstenaar. Het is bijna ondenkbaar, dat daar géén misverstand uit ontstaan zou.
| |
| |
Velen zijn kritisch, doch er leven bitter weinig kritici.
Kritiek is een uiting van liefde en ik stel daarom geen prijs op de belangstelling der kritiekloozen.
Alleen hij die met een zonnige natuur en een kinderlijke onbevangenheid gezegend is, kan een goed kriticus worden.
Wij noemen in onze eigenwaan: scheppen, wat in werkelijkheid slechts schikken en schakeeren is.
Hij die meer belangstelt in denkbeelden dan in menschen, meer in ontwikkelingen dan in gebeurtenissen, wordt nooit een groot romanschrijver, noch een groot romanlezer.
Een geleend boek kàn mij niet hetzelfde genot, noch dezelfde leering verstrekken, als een boek in mijn bezit.
Wanneer het verre nageslacht zich Churchill herinnert, dan is dat niet om zijn politiek, doch om zijn stijl.
Een zwakke Van Schendel is nog altijd, godlof, een Van Schendel en de beste Robbers blijft, helaas, altijd een Robbers.
Natuurlijke vormen zijn voorloopig en wachten op de kunstenaar om ze definitief te maken.
| |
IX
Vrouwenvereering is het eenige middel om aan de liefde beteekenis en wijding te geven. Zij die de vrouw minderwaardig verklaren, maken daarmede de liefde tot een onedel bedrijf. Zij kleineeren zichzelf.
Wat wij in onszelf altijd bewonderen, ook al staan wij overigens scherp kritisch en afwijzend tegenover onszelf, is ons vermogen om lief te hebben.
| |
| |
Een onbeduidende man is niets, een onbeduidende vrouw is toch altijd nog een vrouw.
Het vrouwelijke in den man is belachelijk, het mannelijke in de vrouw beangstigend.
Er bestaan, buiten de groote groep der onverschilligen, twee typen van mannen: de jagers en de schutters.
Liefde is een vriendschap, edel en sterk genoeg, om den bijslaap te overleven.
De aardsche liefde, op haar hoogtepunt, toont duidelijk dat wij ons oorspronkelijk kannibalisme verdrongen, niet overwonnen hebben.
Eerst wanneer onze liefde wederliefde wekt, worden wij ons bewust van het onherroepelijke van onze eenzaamheid.
De natuurlijke vijand van den mensch is de natuur.
Mensch-zijn is anders-zijn.
- Gij waant u blijkbaar het middelpunt van de wereld?
- Niet alléén het middelpunt, ook de omtrek en den inhoud.
Bestaat er iets immoreelers dan een heerschende moraal?
| |
X
Wij kunnen de volmaaktheid niet alleen niet bereiken, wij kunnen er ons zelfs geen flauwe voorstelling van vormen.
Aangezien het aantal dingen de moeite waard om gewild te worden uiterst gering is, verdient het aanbeveling zich zooveel mogelijk van willen te onthouden.
Die mediteeren, moorden niet.
| |
| |
Als er Eeuwig Leven bestaat, bestaat er Eeuwige Angst.
Wij weten heel goed, dat de eeuwige dingen en de eeuwige waarden niet eeuwig zijn. Wij achten deze echter belangrijk genoeg om onszelf en anderen wijs te maken dat zij eeuwig zijn.
Wie niet voortdurend protesteert tegen zijn geboorte mist hooger rechtvaardigheidsgevoel.
Het heden wordt geen verleden. Het verleden is een persoonlijke hergroepeering en interpretatie van enkele gegevens door het heden verstrekt.
Leven en dood duidt geen opvolging doch een gelijktijdigheid aan.
Het leven is een voorbereidingsschool tot den dood, maar de methode deugt niet en de leerlingen zijn onbegaafd en onoplettend. Vandaar dat het aantal van hen die rustig en gelukkig sterven zoo beperkt is.
Het afschuwelijkste en het vernederendste van den oorlog is, dat hij den dood zoo goedkoop en onwaardig maakt.
Het is dom niets, het is dom alles aan het toeval toe te schrijven.
Men kan niet leven buiten de conventies en er binnen bestaat geen leven.
J. GRESHOFF.
|
|