Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 752] [p. 752] Het eerste van een trilogie der liefde De drift der jonge toomelooze jaren als wij gaan beven van een donker vuur en naar 't geheim van iedre vrouw uitstaren, is maar 't vervoerd begin van 't avontuur en van het feest der namelooze nachten in de toover-taveerne der liefde wild en zoet. Al wat in ons zoo lang had liggen smachten, alle de duizend begeerten van ons bloed springen losbandig open, vlagen jubelingen roepen verrukt ons mee buiten onszelf en wij, wij storten uit de smalle kringen der jeugd, van onder 't donkere gewelf der eenzaamheid in uitgevierde vluchten over de wijde vlakten schaetrend los als heete jagers op den stoet doorluchte lokkende vliedende nimfen in het bosch, tillen hen: triomfantlijke trofeeën op in de zon, vlijen hen uit in 't kruid overgegeve' als sidderende reeën... o liefde, liefde, eerst een dronken buit, [pagina 753] [p. 753] een uitgelaten roes van alle zinnen, om dan, van nacht tot nacht meer tot elkaar gekeerd, dichter aaneengestrengeld, binnen te dringen met een wereloos gebaar van wellust in de dierbaarste geheimen en sidderingen klagend van genot, waarin wij samen bovenaardsch bezwijmen, naamloos vervreemden van ons eigen lot. En keer op keer zijn kreunend onze monden dieper gespleten van aanbeden pijn, liggen wij zaalger om elkaar gewonden, want liefde rijpt als vruchten en als wijn langzaam voldragen, langzaam uitgelezen van welbehagen honingzoet gestoofd. In lange streelingen teeder gerezen langs uwe leden en het donzen ooft van uwe borsten zwieren uit mijn handen, zweven mijn lippen wulpsch en als in droom met kussen en den dronken beet van tanden midden in al de rozen vol aroom in uwe haren en uw vleesch geloken als midden in een raadsel ondoorgrond, tot eindelijk bedwelmend opgestoken een wind van vuur ons neerstort mond aan mond. in ééne huivring naar elkaar geheven, wij tweeën één, alleen in ons ravijn, en 'k gansch over u uitvloei, weggegeven in één aanbiddelijk verloren-zijn. ACHILLES MUSSCHE. Vorige Volgende