- Nu zijn we ‘effen’, schreeuwde ze.
Vader en enkele klanten drongen de vrouw en haar gezelschap. naar buiten.
Eerst later werd dit alles opgerakeld. Want die zelfde nacht gebeurde er nog iets anders. 's Morgens, de druk van haar hand op de dekens, wekte moeder ons.
- Anneke is gestorven, fluisterde ze.
Ja, zoiets moest gefluisterd worden, zoiets zei men niet hardop. Terwijl moeder de trap afdaalde, zocht ik snikkend mijn kleren bij elkaar.
Beneden, bij de ontbijttafel, zat Karlien. Van mijn verdriet trok zij zich hoegenaamd niets aan. Zij zag mij niet eens. Ik was nog maar een kind en kinderen vergeten zo spoedig. Voor zulk verdriet kon Karlien enkel de schouders ophalen. Bij haar, ach, wat was het bij haar iets geheel anders. Nutteloos vulden haar borsten zich met nieuw voedsel. De kleine dode mond zou het niet meer drinken. En als kende het zijn eigen overbodigheid zou het voedsel stilaan afsterven. In droevige leegheid zouden de borsten neerhangen, de nu nog strakgespannen levensbronnen.
Emma maakte de herberg schoon. Het grote, logge orgel stond zwijgend in de hoek.
- Zet het bal gerust voort, anders kunt ge u in schulden gaan steken, zei Karlien berustend.
Moeder knikte. Karliens man zou de gemeenschappelijke trouwringen naar de berg van barmhartigheid brengen, voor de begrafeniskosten.
Twee morgenden later zaten wij weer bij elkaar. Moeder drukte mij de sleutel van Karlien's kamer in de hand.
- Ga gij de kamer in orde brengen. Ze komen straks Anneke kisten. En opgepast voor de katten.
Karlien woonde op een twede verdieping. Vier gezinnen huisden op hetzelfde portaal. Bijna altijd trof men daar op de trappen een of meerdere katten aan. Die vermenigvuldigden zich zo welig als de mensen. Ik zorgde er voor dat geen van die hongerlijders mij tussen de voeten sluipen kon en trad de kamer binnen. Een onzegbare stilte kroop mij langs de rug. In een hoek stond de wieg van Anneke. Ik liep voorbij de tafel, waarop, rommelig, het vuile eetgerei op mijn handen wachtte. Ik naderde de wieg. Langzaam schoof