Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 264] [p. 264] Aan Van der Lubbe Jongen, met je wankel hoofd, aan den beul vooruit beloofd, toen je daar je lot verbeidde stond ik weenend aan je zijde. De operette duurde lang: van het wraakhof naar 't gevang, van 't gevang weer naar het hof, in de boeien van den mof. Veertig haarden dorst je ontsteken, duizend haarden zou men wreken. Maar je beulen stonden paf toen je zweeg tot in je graf. Dokters, rechters, procureuren, allen zijn je komen keuren, allen vonden je perfect, en toen heeft men je genekt. 't Had de Koningin behaagd dat je gratie werd gevraagd, maar voor zulk een vieze jongen wordt meestal niet aangedrongen. [pagina 265] [p. 265] Lang heeft men geprakkezeerd wat een mensch het meest onteert: hangen, branden, vierendeelen, of gewoon als varken kelen. Toen heeft men het mes gekozen om je toch eens te doen blozen. Zulk een gala met wat bloed doet een hakenkruiser goed. Jongenlief, zooals je ziet, Leiden krijgt je resten niet. Hitler laat zich niets ontrukken want hij houdt van die twee stukken. Holland vraagt zich onverdroten of je niets werd ingespoten, maar die vuige, laffe moord, vindt het minder ongehoord. Laat het stikken in zijn centen, in zijn kaas en in zijn krenten, in zijn helden, als daar zijn: Tromp, De Ruyter en Piet Hein. Moog je geest in Leipzig spoken tot die gruwel wordt gewroken. Tot je beulen, groot en klein, door den Rus vernietigd zijn. WILLEM ELSSCHOT. 16 Januari 1934. Vorige Volgende