Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Russische methode om talent te beloonenIDe populaire voorstelling in Engeland van een democratische regeering is een Utopia, waar allen vrij zijn, allen gelijk zijn, en elkeen precies kan doen wat hem of haar belieft, met stemrecht voor elkeen, werk voor elkeen, middelbaar onderwijs voor elkeen, bovenal vrijheid voor elkeen: vrijheid van gedachte, van spreken, van de pers, van godsdienst, van vakvereenigingen en beroepsverbonden, met een tusschenkomst van de regeering herleid tot een met de beschaving vereenigbaar minimum, en dat minimum altijd aangenaam en welkom. Wij kijken op naar Rusland voor de verwezenlijking van dezen droom en beoordeelen het naar de stappen die het reeds heeft gedaan in die richting onder controle van een parlement naar het Britsch of Amerikaansch model. Wat vinden wij wanneer wij Rusland bezoeken of de verslagen lezen van reizigers en getuigen? Hoegenaamd geen vrijheid, alles beheerscht door den Staat, Britsche vrijheden uitgeroeid als misdadig, en hetgeen het dichtst bij een Britsch Parlement komt te staan nauwelijks toegelaten grieven te ventileeren, weken aan een stuk, maar met tusschenpoozen van jaren. Werkstaking, het eenige wapen van het | |
[pagina 88]
| |
proletariaat, verboden als hoogverraad. Vakvereenigingen in den dienst van den Staat geperst en niet geduld onder om het even welken onafhankelijken vorm. Indeeling van de maatschappij in rijken en armen, loonen van handarbeiders verschillend in de proportie van 10 tot 1, die van de geestesarbeiders van 200 tot 1, en de armste arbeiders met minder geld op zak dan bij die van het capitalistische Engeland of Amerika. En de Conferentie van Eerste Ministers uiteengedreven omdat Molotov, het Russische lid, - die het zich gepermitteerd had te worden verleid door zijn Britsche en Amerikaansche collega's om hun voornemen te steunen Frankrijk en China en de Dominions, en eindelijk al de Staten op aarde, te raadplegen in den naam van de Democratie -, plots door Stalin tot de orde geroepen werd, gelast het schouwspel stop te zetten en terug naar huis te keeren. Onmiddellijk besluit het van schrik bevangen Westen, dat Stalin een andere Bismarck is, die het oude diplomatische spel speelt van macht-politiek. Ik geef een minder verontrustende uitlegging in overweging. Stalin, als ervaren, practisch staatsman, weet, dat het werk uit de handen nemen van de Groote Drie en in de handen steken van al de Staten der aarde, beteekent: jaren en jaren beuzelachtig gepraat, slechts eindigende met de ontdekking, door de Conferentie, van Hoe-Het-Niet-te-Doen en met een verlaat verslag of ontwerp van Charter om opgeborgen te worden, onverrichter zake, wijl intusschen de Europeesche beschaving aan 't vergaan is door ondervoeding en anarchie. Stalin is gewend aan daad en verandering, wij aan gepraat, en gepraat, en nog gepraat en geen verandering, met de Ministers, die tien uur per dag zouden moeten werken om Europa te hervormen, verplicht tot zitten op een bank om voorstellingen te geven van partijgekibbel met de opposities. En Molotov gaat naar huis; en Stalin gaat vooruit naar zijn beste weten op eigen verantwoordelijkheid, ons zeer verschrikt latende omdat hij geen ‘eerlijk spel’ speelt. Intusschen zijn onze Utopisten ontgoocheld omdat het hun toeschijnt, dat Stalin niet vooruit gaat, maar achteruit. Bij voorbeeld, gelijkheid van inkomen is fundamenteel in Socialisme plus Democratie. Onder het Dictatorschap van het Proletariaat hebt gij echter de indeeling van de maatschappij | |
[pagina 89]
| |
in klassen die niet onderling huwbaar zijn (de practische toetssteen), met inbegrip zelfs van eenige parasietische leegloopers. Deze toestand is volkomen onbegrijpelijk voor onze politiek onontwikkelde of verkeerd ontwikkelde kiezers. Laten wij trachten er achter te komen. Aan een Utopisch Socialist schijnt het heel eenvoudig voor een Socialistische regeering de werkloozen af te schaffen en het nationale inkomen gelijkelijk te verdeelen onder al de inwoners. Heilige onnoozelheid! Tenzij het dividend tachtig pond per week zou beloopen, of daaromtrent, zou zulk een maatregel nijverheid, landbouw en de beroepen heelemaal overhoop gooien. Daar het onder Capitalisme en Grootgrondbezit in feite veel dichter bij acht shilling komt te staan, zou de ineenstorting om het even welke regeering onderste boven gooien en de beschaving vernielen. Want, om een beschaafde maatschappij te vormen, hebben wij een burgerlijk leger noodig van arbeiders, handwerkslieden, bekwame handwerkslieden, vaklieden en huisbedienden, aangevoerd door, laten wij zeggen, van vijf tot tien percent denkers, bestuurders en eenige genieën. Geen van deze afdeelingen kan het stellen zonder de andere; de portier is even noodig en belangrijk als de Eerste Minister, de metselaar als de architect, de hulp van de keukenmeid als de huishoudster. Hun basis-behoeften zijn dezelfde: het kost niet meer om te voeden, kleeden en huisvesten den diepsten wijsgeer of meesterlijksten wiskundige, het meest mirakelachtig begaafd genie, dan den houthakker of waterdrager. Feitelijk kost het minder, want Michel Angelo zou het met minder voedsel kunnen stellen dan Michiel de grondwerker en Goethe met minder dan Sandy de staalsmelter. Nu die basis-satisfacties, ofschoon zij voldoende mogen zijn voor bestuurde arbeiders, zullen niet de noodzakelijke tien percent denkers, werkgevers en kunstenaars voortbrengen. Deze kosten daarenboven aan scholing en cultuur, en cultuur beteekent toegang, in de kinderjaren, tot boeken, muziek en schilderijen in een omgeving met een zekeren graad van schoonheid en aangenaamheid, en ook vroeg verkeer met cultuurmenschen. In Rusland vóór 1917 was het loon van den ongeletterden bestuurden arbeider vier- | |
[pagina 90]
| |
entwintig roebel (achtenveertig shilling) per maand, en de huisvrouwen konden slechts de eindjes aan malkaar knoopen met elken avond hun keuken te vullen met landloopers en toevallige bezoekers die enkele kopecks betaalden voor de toelating op of dichtbij de stoof te slapen. Onder zulke onmenschelijke omstandigheden zal de Natuur, ofschoon zij steeds de noodzakelijke proportie van denkers en leiders voortbrengt, die denkers en leiders voor misschien negentig percent in de kiem zien smoren door armoede, onwetendheid, leelijkheid en gebrek aan afzondering. Indien zij allen Solos en Leonardos werden geboren zouden zij leven en sterven als slaven en wilden. | |
IIToen de nieuwe Bolshevik regeerders van Rusland volgens Communistische principes de inrichting overnamen, als nationale grootgrondbezitters en capitalisten, van de nijverheid en den landbouw, was hun eerste stap het verdrijven en boycotten van alle voorspoedige pachters (Kubaks), werkgevers, winkeliers, universitairen en hun kinderen, als uitbaters van den arbeider en vijanden der samenleving, zonder te wachten tot ze iemand gereed hadden om hun plaats over te nemen en hun werk te verrichten. Spoedig ontdekten zij, dat zij de luns hadden geslagen uit de nationale appelkar. Het land bracht niets meer op dan onkruid en distels, de winkels waren gesloten, er was niets te eten dan pootaardappelen, hetgeen beteekende een komende hongersnood. Het scheen gedaan te zijn met het Bolshevik Socialisme, het was feitelijk bijna gedaan met Rusland. Lenin, snel in het inzien van vergissingen en het recht zetten er van, werd geholpen door het capitalistische Westen, dat tegen hem oorlog voerde en hem aldus toeliet den nationalen geest van Rusland aan te wakkeren en het volk te verplichten, zich aan het militaire Communisme te onderwerpen, - evenals wij er ons aan hebben moeten onderwerpen gedurende zes jaar zonder het met dien naam te noemen. Op het einde stelde hij Britsch Fabiaansch Socialisme in de plaats van het Russisch Utopisch ‘catastrophisme’, ook zon- | |
[pagina 91]
| |
der het met dien naam te noemen, of zelfs te weten dat het eigelijk dàt was, dat hij aan het doen wasGa naar voetnoot(1). En hij versloeg geheel Europa (met inbegrip van ons domme eigen zelf) door middel van Trotsky als zijn War Office, Stalin als zijn Wellington-Nelson (volkomen even origineel en, wanneer noodig, noodig, even weerspannig) en Voroshilov als Stalins ‘aide-de-camp’. De uitweg voor ons allen is duidelijk. Het cultureele inkomen moet bewaard blijven en de nationale oogst van het veld en de fabriek vermeerderd tot hij voldoende is om het bloote basis-bestaansinkomen het peil van het cultureele te doen bereiken. Dit zal de twee klassen onderling onhuwbaar maken. Eens dat peil bereikt, zullen groote fortuinen, hier en daar gemaakt in uitzonderlijke gevallen door uitzonderlijke menschen, van geen beteekenis zijn, want, ofschoon vijf pond per week zich niet zal verwaardigen te trouwen met drie pond en half, zal vijftig duizend pond per jaar vijf duizend huwen, of ongetrouwd blijven. De Regeering die dit zal teweegbrengen zal moeten bekampen én het oppervlakkige, zelfzuchtige menschelijke snobisme dat eischt dat superioriteit van cultuur een burger recht geeft op een hooger loon dan het gemeene volk, én het ongeduld van het gemeene volk om het bestaansloon sneller te zien stijgen dan de vermeerdering van productie het voldoende toelaat. De Europeesche oorlog, die, uit Europeesch oogpunt een burgeroorlog was en een familietwist, wordt onmiddellijk gevolgd door een reeks werkstakingen in zegepralend Engeland en Amerika. De weelde van de bureaucratie en van de parasietische eigenaars beschouwende, roepen de werkstakers uit: ‘Wij zijn even noodzakelijk als gij: wij wenschen en verdienen zooveel als gij.’ Alle werkstakingen zijn eigenlijk nutteloos: omdat, wanneer het gaat om | |
[pagina 92]
| |
een uithongeringsmatch, de werkstakers de eersten uithongeren, maar zij kunnen ver genoeg gaan om de Regeering te ontwrichten en de beschaving te vernielen, ofwel om de Regeering te verplichten de werkstakingen als misdadig te bestempelen, volgens het breede principe dat ledigheid onder geen omstandigheid kan geduld worden in een beschaafden Staat. Daarop zal de Regeering beschuldigd worden de vrijheid te vernielen, en de Congressen van vakvereenigingen zullen klagen dat het eenige wapen van de georganiseerde arbeiders gebroken werd in hun hand. Tenzij alle mogelijke toegevingen worden toegestaan aan de gewone arbeiders en hun de toestand duidelijk wordt uitgelegd door hen (indien ze bestaan) die hem verstaan, zouden wij kunnen burgeroorlog hebben over den ganschen beschaafden aardbol. Welke nieuwe ontdekking heeft Rusland gemaakt en welke les uit dit alles geleerd? Eenvoudig dat, zooals alle groote publicisten van Aristoteles tot De Quincey het hebben ingezien, er in de beschaafde maatschappij die twee basis-inkomens zijn: het één voor bestuurde soldaten en boeren, handwerklieden en arbeiders die slechts kunnen doen wat hun gezegd wordt te doen met het daartoe verschafte materiaal, en het ander voor zaakbestuurders, uitvinders, wiskundigen, wijsgeeren, financiers, kunstenaars en regeerders. Het eerste heeft niets anders te dekken dan louter bestaan en voortplanting, het tweede ten minste vijfmaal zooveel voor cultuuromgeving en gezag. Ik kan me den tijd herinneren toen metselaars en schrijnwerkers in Ierland konden gehuurd worden tegen acht shilling per week, daar waar de Lord Luitenant £20.000 per jaar had; toch waren de onkosten van den Lord Luitenant van zulk een aard, dat hij op zijn wedde niet leven kon, en die moest aanvullen door zijn eigen middelen, daar waar zijn proletarische onderdanen overdreven families konden opbrengen met hun acht shilling. Aristoteles en De Quincey beschouwden het samenleven van de twee inkomens als onvermijdelijk; maar dat heeft twee gevaarlijke klippen. Het verdeelt de maatschappij in rijken en armen en leidt daardoor tot klassenstrijd; en, daar rijken en armen in de praktijk niet onderling huwbaar zijn, verengt het het veld van sexueele selectie en maakt het eugenische voorplanting onmogelijk. Het gooit de natuurlijke | |
[pagina 93]
| |
orde van productie onderste boven, leidende tot het vervaardigen van dure weeldeartikels vóór basis-noodwendigheden voldoening krijgen. Het bevooroordeelt de gerechtshoven en verandert de noodzakelijke contrôle van de besturende klasse door de Regeering in een virtueele contrôle van de regeering door de bestuurders, - de politie en de gewapende machten makende tot werktuigen van dwang in de plaats van bewaarders van den vrede. Kortom, het brengt al de kwalen voort van de ongelijkheid van inkomen. De andere klip is gevaarlijker. Indien de bestaansquota van het nationale inkomen te laag is en de werkuren te lang zijn voor cultuur, wordt de toevoer van bekwame denkers en leiders afgesneden, want natuur's voorraad van dezen, zooals iedere natuurlijke voorraad overdadig, is een percent, niet in de cultuurklasse, maar in de gansche bevolking, en indien negen tienden er van uitgehongerd of doodgeboren worden zal er niet genoeg bekwaamheid en stuwkracht meer zijn voor de nationale nijverheid, landbouw, kunst en wetenschap. De openbare dienst, door onbekwamen waargenomen, zal sukkelen, talmen, bedorven zijn, laf en bijziende, en zal niet altijd kunnen vergeleken worden bij private onderneming niettegenstaande zijn oneindig grooter middelen. De remedies die hoogst waarschijnlijk eerst zullen geprobeerd worden zijn: overbelasting voor ongelijkheid van inkomen en kostelooze en verplichte lagere en middelbare opvoeding voor allen klassen gelijk. Maar overbelasting begint bij het verkeerde einde met de rijken te verarmen in de plaats van de armen te verrijken. William Morris sprak waarheid, toen hij zei dat geen man goed genoeg is om een ander mans meester te zijn, - maar, zoolang wij private meesters hebben, laat ze rijke meesters zijn: arme meesters zijn wel 't ergst van al. | |
[pagina 94]
| |
IIIWat kostelooze opvoeding betreft is het experiment van Rusland merkwaardig. De Soviëts begonnen met co-educatie (jongens en meisjes in dezelfde school), met een minimum van tucht, onder een, middeleeuwsch, aanvaarden dat alle kinderen gelijkmatig bekwaam zijn om door het onderwijs te worden gerijpt tot kleine Homerossen, Vergiliussen, Pytagorassen, Socratessen, Christussen en eindelijk Karl Marxen. Maar het moest blijken, dat de meeste kinderen van hun geboorte af onbekwaam zijn om zich te ontpoppen tot epische dichters, hoogere wiskundigen, heiligen of Hegeliaansche wijsgeeren. Het middelbaar onderwijs is eenvoudig weggegooid bij hen, en pogingen om het hun op te dringen schaden hun brein in de plaats van het te ontwikkelen. In het voorbijgaan: het werd bevonden dat jongens en meisjes die dezelfde scholen loopen malkander storen en verwarren wanneer zij adolescent worden. De scholen moesten den nadruk leggen op verwacht goed gedrag als een eerste beschavingsvoorwaarde, en dat beteekende: tucht. Een technische opleiding om vaklieden te vormen was onontbeerlijk, academische doctrine om amateur-wijsgeeren te vormen was minder dringend. Bij voorbeeld: landbouwcolleges waar al de studenten over Karl Marx konden discussieeren met hun leeraars en geen van hen een veld opmeten kon, waren niet in staat den oogst te vergrooten. Bijgevolg worden thans in Soviët-Rusland de jongens en de meisjes afzonderlijk opgevoed wanneer ze veertien jaar bereiken, en voor het middelbaar onderwijs, ofschoon steeds in handen van den Staat, moet betaald worden door al wie geen plaats in de middelbare scholen kan verwerven door studiebeurzen, die menigvuldig zijn, of door andere bewijzen van natuurlijke bekwaamheid om uit dat onderwijs voordeel te trekken. Deze veranderingen worden hier nog altijd aangehaald als stappen achteruit. Er bestaan veel soortgelijke vergissingen | |
[pagina 95]
| |
in vergelijkingen. Wanneer wij vernemen dat vakvereenigingen in Rusland slechts worden toegelaten als organismen van den Staat, en dat de syndicale loonschalen lager zijn dan in Engeland, noemen wij dat dwingelandij, daarbij vergetende, dat het Britsche trade unionisme, - met zijn autocratische secretarissen en zijn monsterachtige kaart-verkiezingen op Congressen, waar oude heeren, die gedurende de debatten sluimeren, verschillende duizenden stemmen in de bus werpen wanneer moet gestemd, - wel volkomen de minst democratische instelling is op aarde. In Rusland verleent het syndicale loon veel meer zakgeld aan den arbeider dan aan zijn Britschen evenknie, die enorme huren moet betalen voor de toelating, op den grond van zijn eigen streek te leven, en aangenaamheden moet koopen die in Rusland openbaar worden geschonken als gevolg van overeenkomsten tusschen de vakvereenigingen en de Regeering. De vakbeweging heeft in Rusland den Staat geannexeerd, in Engeland is zij nog altijd den Staat aan het bevechten. Des te slechter voor Engeland uit democratisch oogpunt! In de allerslechtste dagen van den ondergang bewerkt door Ruslands plonzen in catastrophisch communisme en het misprijzen van zijn leiders voor al-Britsch al-bourgeois Fabiaansch Socialisme, met Webb's onvermijdelijkheid van geleidelijkheid op zijn vlag en mijn eigen, herhaalde waarschuwingen dat een catastrophisch programma van capitalisme op Maandag, revolutie op Dinsdag, en volop socialisme op Woensdag eenvoudigweg niet bestaan, ontving ik het bezoek van twee Russen, beide dochters van beroemde pioniers van de revolutie. Sasha, het aanbiddelijk lieve kind van Peter Kropotkin, de vriendelijkste en verstziende onder al de wereldverbeteraars van haar tijd, wanhoopte niet: ze zegde mij, dat Rusland de ziel van de wereld zou redden. Tolstoys dochter was verbijsterd door de volkomen verwoesting en verval van de eens zoo voorspoedige streek rond haar ouden thuis in Vasnaya Polyana, want het scheen haar toe, dat de visioenen, van haar grooten vader, van een nieuwe wereld, even rampzalig uitvielen als zijn buitensporige pogingen om bevoegd te zijn als schoenmaker, metselaar, schoolmeester en gewone boer. Ik vergeet hoe ik gepoogd heb, haar te troosten, waarschijnlijk heb ik haar uitgelegd hoe de velden van | |
[pagina 96]
| |
haar kinderjaren opnieuw zouden bloeien onder Russisch Fabianisme. Wat er ook van zij, - dàt geschiedde. Stalin vardigde, om te beginnen in één enkele streek, collectieven landbouw en Socialisme uit en werd aldus opeens, zonder het te weten, de Aarts-Fabië van Europa. Trotsky, catastrophische wereldrevolutionair, schepper van het Roode Leger, onweerstaanbare redenaar, en de schitterendste geschiedschrijver van de revolutie, doezelde weg en verging, spijts zijn groot en welverdiend prestige. En de éénige groepeeringen in Europa die zeggen konden: ‘Wij hadden 't u gezegd’, waren en zijn de Engelsche Fabiërs, die nooit een stukje vreemd materiaal hadden aangewend in hun propaganda, en hun Duitsche bekeerlingen, de Revisionisten. Webb en ikzelf, vroeger door Lenin beklaagd als ‘goede mannen die onder Fabiërs geraakten’, bleven de onwrikbaarste kampioenen in het Westen van Soviët-Rusland. En, spijts alle verrassingen en begoochelingen, gelooven wij, dat Soviët-Rusland er uiteindelijk zal bovenop komen en dat, daar het al de vergissingen voor ons heeft begaan, wij er zouden moeten voor zorgen ze op onze beurt niet allemaal opnieuw te begaan, hetgeen het grootste gevaar is waarmede wij thans bedreigd worden. De Britten zijn vruchtbaar genoeg aan oorspronkelijke ontdekkingen en gedachten. Maar, in de plaats van zich ernstig aan het werk te zetten om ze uit te baten, laten wij dat gedeelte van de karwei over aan Teutonen en Slaven en Latijnen en Yankees, en we gaan maar voort met er boeken over te schrijven die niemand leest. Daar ligt het gevaar. Ik, de Ier, zie de Engelschen, niet als domkoppen, maar als onvolwassen dikkoppen, (not as fools, but as non-adult fatheads) bedorven door te veel kolen en ijzer in de dagen toen deze stoomkracht verleenden, en die nu verbijsterd staan in een tijdstip waar niets anders telt dan breinkracht en atoombommen.
GEORGE BERNARD SHAW.
Vertaling van prof. Franz de Backer. Nadruk, ook gedeeltelijk, verboden. Copyright by International News Service. |
|