Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Avondgebed Leven, schoon lief, weerom moeten wij scheiden, weerom den dood van elken dag ingaan, geduur'gen dood, dien wij niet kunnen mijden en eens in d' eeuwgen slaap zal ommeslaan. Daarom, schoon lief, laat ons nog even staan, als dubble ranken slingrend om elkaar, en, mijne handen wandlend door uw haar, laat al uw heerlijkheden mij bekoren; vóór ik u zeg, als een scheidend minnaar: adieu, schoon lief! Weer is een dag verloren. Adieu, schoon lief! Niets toch is er bestendig; wij onderbreken dagelijks ons spel. Al worden wij in 't minnen zeer behendig, stilte behoeft ons menschelijk gestel op tijd en stond; Onze aarde draait te snel dat ons dit wiel bijtijds in slaap niet wieg' en immer met dit wiegelied belieg' dat we uit den nacht weer nieuw worden herboren, als een steeds weer ontpoppende ééndagsvlieg. Adieu, schoon lief! Weer is een dag verloren. Want, leven, dat ik elken dag verlies, om, liefste, 's anderdaags weer te verzamen, gij leert mij hoe ik best te sterven kies en hoe voor 't laatst vaarwel mij te bekwamen. [pagina 60] [p. 60] Ik zoek niet meer naar nieuwe liefdenamen; uw schoonste naam is dagelijksche dood; en, zacht mijn hoofd neervleiend in uw schoot, kan ik het best het oude hartzeer smoren, dat in mij knaagt, spijt vreugden fel en groot. Adieu schoon lief; weer is een dag verloren. Leven, schoon lief, voor ik mij leg ter rust, Laat mij nog eens uw zwellend aadmen hooren en kussen u, zoo 'k immer heb gekust, met zwoelen mond en dieplaaienden lust. Adieu, schoon lief! Weer is een dag verloren. BERT DECORTE. Vorige Volgende