januari 2006
Het ongerede
Toen radio's nog bakken waren
kon je op hun dashboard reizen,
kon je naar verlichte steden.
Al die steden, mooi op rijtjes,
kwamen door de kamer kraken,
bazelden met blikken bakkes
en bedoelden te bedoelen.
En wij hoorden, met de oren
bloot getrokken door een knipje,
mannenklanken zonder hoofden.
Kruissteekhandwerk broeide
Buiten, links en rechts een hoek om,
bij een standbeeld van drie palen
stonden mensen met gezichten.
Grote mensen huilden, buiten,
en ze mochten niet bewegen,
omdat niemand nog mocht zwichten.
Ook de tijd mocht niet bewegen.
Iedereen op heel de wereld,
heel de wereld van het dashboard
deed zijn mond dicht, maar de vogels,
wisten die veel, floten door.
Benen die verdwenen waren,
kon dat van het zwichten komen?
Werden die alvast begraven,
wachtend op wat verder leefde
en er later bij kwam liggen?
Doden, daaraan moest je denken,
maar ik kende nog geen doden
en we hadden zelf geen dieren.
Alle mensen droegen namen,
in het hoofd gegrifte namen,
Wat ze aan elkaar begingen,
zweeg in dingen, alledaagse,
soms beschilderd en soms nuttig,
rond wat niet meer blijven zou.
Nieuw moet alles, nieuw en
in de steden hangen rimpelloze
ingang van een groeve, hun
gezichten, gaaf gewonnen uit een
menigte van stipjes, smuilend
‘Het ongerede’ zal in februari verschijnen in de nieuwe bundel Wuif de mussen uit. Gedichten en beelden, bij uitgeverij Em. Querido's Uitgeverij.
|
|