De Nieuwe Gids. Jaargang 9
(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 403]
| |
Oude Ballade.Ga naar voetnoot+Der zou er een meisje vroeg op gaan staan
Om 'er zoet lief te zoeken gaan,
Ze zocht 'em al onder de linde,
Maar ze kon der zoet lief niet vinden.
Meteen komt daar een meneertjen aan,
Sprak: ‘Meisje, wat doe je daar zoo alleen te staan,
Pluk gij die geelgouden rozen,
Of telt gij die groene linden?’
‘Ik pluk die geelgouden rozen niet,
Ik tel er die groene linden niet,
Maar ik ben mijn lief verloren,
Ik kan geen taal of teeken van hem hooren.’
‘Ben jij je lief verloren,
Kan jij geen taal of geen teeken van hem hooren,
Hij is in een andre zeelands ouwe
En daar verkeert hij met andre vrouwen.’
| |
[pagina 404]
| |
‘Is hij in andre zeelands dauen,
Verkeert hij daar met andre vrouwen,
Dan hoop ik dat God zijn geleidsman mag zijn,
Met alle mooie meisjes, die bij hem zijn.’
Meteen trok het heertje een kettinkje rood van gouden,
Hij sprak: ‘dat kettinkje schenk ik jou,
Dan moet je an je zoetelief niet meer denken.’
‘Al was dat kettinkje nog zoo lang
Dat 't van den hemel op de aarde hang',
Zou ik het nog liever verliezen
Eer 'k ooit een ander jong man zou kiezen.’
Metéén toen ontroerde 't jonkheertje zijn bloed:
‘Gij zijt mijn echte huisvrouwe,
Voor u zal ik nooit geen andre meer trouwen.’
|
|