De Nieuwe Gids. Jaargang 9(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 203] [p. 203] Menschen, door P. Tideman. I. Jac. van Looy. O in den loop der jaren dra vergeten leven, onrustig woelende op uw naalden-bed van zonde, waarom moest gij, in ijdelheden onbedreven, 't rondborstig lijf aan 't Leven doodelyk verwonden? - Gij waart zoo'n rijk kind, uit het volk omhooggedreven ten zon om zijnen naam uw daên verbonden, onschenbaar zonder schennis aan het volk bedreven, een gordel om 's volks maagdlyk kind-zijn vastgewonden - Òmdat gij klein zijt en dit Volk te groot voor ùw rondborstigheid groeiende, laat geen snoeren toe voor heur volwassenheid, die daagt maar draalt tot ruw- -gevoelig woord als 't uwe zich te slapen leit. Komt rondom dan zijn woorden, voor uw dood hoort toe uw doodsklok-vers, 't is in zijn ouden trant gezeid. [pagina 204] [p. 204] Met een geluid van Schaduw, die zacht valt wanneer de Zon zich hult in wolkgordijn, zòò val de Dood op uw verdoembaar wezen, niet om mij-zelf van wien gij dwaaslyk lalt, alsof gìj in mij zaagt, mij niet te lezen', maar om u-zelf, die rustiger festijn bij dooden dan bij levenden zult vinden. Weet, knaap, daar is een duivel in mij woest en sterker tienmaal dan de laffe Paap dien gij uw god waant, die heeft lust te winden uw zieltjen om zijn pink, ev' met een slaap- -kindetje-slaap, een draadken om een knoest. Gij laffer, die roept 't kwade in me òp te leven, zult door dit kwaad vergaan. - Kom, 'k raad u even òp-zij wat vrind. Ach, dat gij kòndet leven! 10 Mei. [pagina 205] [p. 205] II. Die in een Schijn ziet alle grootheid, maar niet ziet dat al 't U schijnend wezenloos is en als 'n dood-kist op uw levensbaar bonkend kan vallen leev' op levensloos, open u zelf, kind, zie of nog één aar lief bloed stroomt door het lijf, of, als een roos met tranen op de konen, nog één klaar verdriet uw hart tot stervenshuis verkoos .. En dàn zie! dat dit niet is en uw zijn een smart voor de echten die gij groot belijdt wild kind-zijn door uw oudren droef beschreid. Leer dit van mij, dien ge in uw dorre leven ten toren van Gods Gratie stelt, dat krijte' om zwakheid meer is dan 't extatiest beven. 4 Juni. [pagina 206] [p. 206] III. Verdoemde menschen zijn benauwenis, en spinnen, die uit kleine lijfjes weven den dood om allen, wier verheugenis is vliegend zoeme' in zoetheid zoekend zweven. Verdoemde menschen zijn hun lijf belijdenden als vlakken weg voor mensch-eer's pratte poten, ai ligge als valkuile' aan oop-oogig strijdenden door duivlen-werk in donkere aard gegoten. O goeden, die niet vreezend gaat door 't Leven, uzelf niet, menschen niet en niet Gods Naam, spreekt uit en klinkend doet deez' tempel beven van Liefde en Haat in klaar en woestlyk juichen. Vallen wie woedend zich door 't Leven slaan ter-neer, zij streve' eens op in godd'lyk juichen. 20 Juni. Vorige Volgende