De Nieuwe Gids. Jaargang 9
(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 438]
| |
Moderne Kinderkamer.Lombroso is nu de groote ridikuul van Europa. Inniglyk minder dan demokraat naar den geest, plebekraat, snuffelt hij de gansche historie der menschheid door naar namen goudklinkend, die de etiketten zouden zijn zijner onfilozofische, zelfs van al praktisch belang ontbloote theorieën, en vond natuurlykerwys de grootsten, door tijd en menschen-vernielzucht gespaarden, die klinken als bollen vol geluid, namen van hen naar wier ziele-rythmen en wentelingen de zich lijdelyk vooruit-omhoog werkende menschheid altijd de levensbewegingen nadeed. En Lombroso doende zoo deftig-verrukt als een professor-schoojertje maar kan, voelde zijn kort-vingerige handjes om wat Initialen van die staan en vergaan, ja, maar als diamant-kegels zijn in de verbeelding van nu eens niet-afgunstigen, niet kleineerenden, Lombroso, de sofist eener aan geen toets te toetsen psychiatrie, het manneken vol memorie en bedisteling en kwaaddoenerij, de kalkoen van Italië, heeft niet gezond verstand in voldoende maten om te zien dat hij hanselt met begrippen, en knoeit met menschen-levens om die daarin pasklaar te maken. Een norm van menschelykheid? Goed, maar waar?, niet op aarde te lezen, wellicht in de portefeuille van dezen of genen half-god, maar zeker niet in de hoofden van aan de linkerzijde versteende kamer-geleerden. De gezamenlyke menschheid niet, maar het Mysterie, het Leven heeft den mensch gemaakt, hem norm en wetten | |
[pagina 439]
| |
gesteld, die elkeen voor zich-zelven alleen, inwendig, kan weten, de wetten voor hunne uiterlyke gedragingen bespreken de menschen wel met elkaar, belovende een wijle zòò en zòò te doen, maar als dan de inwendige levenswetten zich realiseeren willen door èèn mensch, die zijn norm kent en zijn geluk en door zijn leven den norm en het geluk van anderen wil verhoogen, dan stoot het nieuw zich-realiseerende tegen het oud gerealiseerde, en is noch de enkeling een gek noch de maatschappy in het onrecht zich verdedigende, maar is er wisselvallige strijd met verschillend soort wapenen, waar geen der beide partyen alsoluut zijner overwinning zeker is, maar waar professor Lombroso en zijne kornuiten al zeer verachtelyke wapenen zijn aan de zijde der massa. De ‘louter psychiater’ of de ‘louter physico-neurasthenist’ zich noemende, volgens boekjes en brave ondervinding berekenende arts, die zoo in den persoon van den dichter zeurende zoekt de Kunst zelve te belazeren, is als een die hersenbloed des volks af zou tappen om een maagkatar of een ingewandskwaal tot staan te brengen. Dezulke, heeft niet den kwebbelaar van snater, of zijn intrigeerend hersengespin te roeren in de kameren der Kunst, want die leeft door voor zichzelven inwendig wijs-doende menschen, maar wier handelen zich bij voorkeur richt naar wat goed en heilig voor hun Volk, dan naar wat aangenaam en streelend is voor hunne menigte uitwendig-ziende en -tastende vaders en halfvaders, die alleen op het bezit van hun lichaam, curiositatis causa, verzot schijnen. Kunstenaars hebben de medicynsche smakeryen van hunnen tijd voor hun hoofd niet van noode, omdat zij zelven daàr hebben de bereidingsplaats van medicamenten en mores voor de tijd, die komt, en daarin verschillen zij, behalve van levensplan, nog van die andere heelmeesters, dat de nieuwe geneesmiddelen eerstelyk en met kracht op hen zelven worden beproefd. Lombroso is de groote ridikuul, Nordan is zijn laarzen-knecht, en o jemie, ook eenige allerzonderlingste vader- | |
[pagina 440]
| |
landsche medici zijn de snorrende huiskatten, die dit paar met muziek begeleiden. Nog eens. Echte kunstenaars zijn eenvoudige gezonde menschen, alleen wat vollediger bewust van hun innigst leven en van het innigst leven der onbewuste menschheid, analoog aan het eigen leven, dan anderen, en die ononderbroken het weef-getouw hunner aandoeningen en gedachten wevende voelende, kleeden in daden van klanken en kleuren en lijnen, welke openbaringen hun openluiken uit de drie elkander innig aanvullende, inwendig steunende morgen- en avond- en nacht-atmosfeeren van hun ziele-bewegen. De normale gezondheid der huidige wetenschap reikt niet hooger dan de kruin harer beoefenaars, gezonde Kunst staat als een kracht-pyramide in de levensruimte van het tijdelooze. Gezond is echte kunst, gezond en gezond makend, hoe dicht zij somtijds naderen moge tot de limite, waar-over-heen te denken en te voelen een mensch met den dood bedreigt, een gevaar, waarvoor alleen de wijsheid in den kunstenaar en niet de wijsneuzigheid buiten aan zijn lijfarts hem vermag te behoeden, - en als professor Lombroso (de naam doet denken aan een oliebol, die voor zonsondergang speelt) de eer had een Hollander te zijn, zou hij wel op dusdanige gezonde wijze onder handen worden genomen, dat zijn zin spoedigst verging, de krankheid der menschen te zoeken in het schoonste en waarachtigste, dat zij ten allen tijde hebben gehad.
Lombroso: Genie en krankzinnigheid. Nordau: Entartung.
Maar krankzinnigheid aan de kunst te demonstreeren, zouden de puike geleerden leeren kunnen aan hare leegte, daar waar is de aanstellerij der dilettantende kunstvaardigheid, en een ruim veld met dit gewas heeft gewis elke tijd, maar deze nieuw-Hollandsche al zeer open en bloot den snuffel-gragen voorgeleîd. | |
[pagina 441]
| |
Leege romantiek, haspelen met vage stemmingen en oude vervaagde gedachten, van telkens weer op nieuw onoorspronkelyk, jongensachtig symbolisme en allegorie: hier zijn Couperus met Majesteit, Johannes Viator en Roland Holst. Eigenaardig drietal! Elk zal denken, kultuur-historisch-gewijs een baas te zijn. Couperus, de peet eener krachtelooze kwasi-wereldsche, maar mondain-maatschappelyke schrijfhandigheid, zooals alle begaafden die onder invloed der beweging van '80 zijn geweest, met één goed stuk werk in zijn verleden: Eline Vere, nu verslijmerd en verdroogd, en verpoejerd. - Johannes Viator, een bacchanten-dans van moderne predikanten in sport-kostuum en halfgedegen Schopenhauerianen in bij Serné gehuurde Joodsche mantels - Roland Holst lijn-(gedachten) -dilettantisme, handigheid, natuurlyk, maar de lijn niet als opperste finesse, teerste bloeitak van den innig-gevoeld groeienden gedachten-boom, maar grove stem-modulatie's op een grond-muziek van een met natte proppen, harde erwten, veel pengekras en voetstommelen doorstompte schoollokaal-bedompdheid. Bij geen van dezen iets van den kunstenaar, die werkt, omdat hij het niet laten kan, bij allen het vak en de ambitie, de aanleg maar niet een van zelf bloeien der artisticiteit.
Van Eeden zal Couperus een eenvoudig naturalistiesch schrijver vinden, die het geziene op het aangezicht der natuur en op het aangezicht en de uniformen der menschen weergeeft zooals hij het gezien heeft met oogen uitwendig, min of meer verliefde oogen (volgens van Eeden dan altijd) maar geen diep-poëtische als de zijne b.v., van hem, kunstenaar der Emotie (v.E. blijft aan het woòrd), die als met den binne-blik het voelen heeft gezien in zich en in andere menschen en... (vergeving lezer, maar de bewijzen voor deze enormiteit zijn passim voorhanden, zie b.v. het slot van Ellen)... en in God. Ja van Eeden meent inderdaad stemmings-artiest te zijn, de kunstvaardige van de Liefde, de | |
[pagina 442]
| |
uiterlyke fraaiheid der dingen te bezigen tot kleeden zijner emotie. Maar Roland Holst is nog veel verder. Het Impressionisme, de kunst van individueele aandoening om het zoo geweldig vibreerend bewegen van de aanbonkende paarden of de zwetsende meiden over straat, of van de boeren of de soldaten over het schuddende veld, of om het onwrikbaar monumentale staan van huizen- en bruggen-bouwingen, massaal, maar vol verdriet om de eigen eeuwige gestoltenheid in het teer-goudbeven van de atmosfeer eener groote stad, - het is voorbij, voorbij. En de klepel van die klok is het woord gemeenschapskunstGa naar voetnoot1), dat uit de holle mond van Jan Veth als een appelbol viel op dit arme land, spijze verkocht door den bakker v n zooveel onverteerbaarheden en door den kinderlyk-fermen vegetariër Holst met appetijt verorberd. Men gaat weer henen naar een kunst, die ‘uit de volle realiteit ons de sereene denkbeelden abstraheeren doet’Ga naar voetnoot2), zeker! men dat is Derkinderen, en een, die men volgt, en Toorop volgt en weer eens Van der Velde volgt, die zich verdeelt in x ‘volgende’, alleen lichamelyk-verbonden deelen, op een wijze als Holst deed, moet al weinig gevoel van eigenwaarde hebben, die met zoo duidelyk bedachtiglyk uit de meest alledaagsche realiteit ‘geabstraheerde’ en in een zoo burgerlyke emotie ‘omkleede’ uitingen van teeken-vaardigheid aankomt als Roland Holst heeft durven doen met zijne laatste teekeningen, lithografieën en boekbanden. Hier waar alleen voor een slap begrijper en gevoelloos kijker als Jan Veth van Kunst sprake is, hier zijn de zinnen krank. Valsch en onwaar en klein zien de oogen van Couperus, voelt het harteken van Van Eeden, beweegt het onder den hersen-deksel en in de hand van Roland Holst. | |
[pagina 443]
| |
Hier is alle kunst verre. Niet de ‘Rausch’Ga naar voetnoot1), niet de Inspiratie, niet de Droom, als een atmosfeer in die menschen-hoofden, waaruit de regen overvloedig daalt, maar koud-water-inrichtingen op aandeelen met warme en koude baden naar bedachtiglyk believen. Peuterende zoekers. Maar de Schoonheid wil niet gezocht zijn, maar gediend... Want de Schoonheid, die is de voortdurende voltrekking van Gods Wil tegen de bovenvlakten dezer Wereld, is het innigste der Natuur, dat alle dingen formeert, de Schoonheid is alleen in het licht op den weg tot God, en die enkelen harer stralen onwetende vangend, mag doorlaten als een vuurtoren belichtende deez' aardschen nacht, hij de kunstenaar, leeft alleen door het Geloof en de Genade. Van Eeden zegt voortdurend dit te betrachten, dat te willen..., stel u een vuurtoren, maar zoo de groote Waker niet het licht ontsteekt, steen en ijzer blijft ge in duisternis. Zal het licht een kijkglas zoeken om door te schijnen naar de menschen? Licht is licht en zichzelf voldoende, hoe wisselend van kleuren wentelen de dingen door zijn stralen heen. Van Eeden heeft een boek gemaakt, en getracht dit getrachte te verdedigenGa naar voetnoot2) - maar het is àlles onecht aan hem... wie zal nu ooit een zòò zijner echte daden verdedigen gaan? Majesteit van Couperus beschreven als konijnenhol in aktie is niet onecht, het is eenvoudig een nulliteit. Zola was een flinke hel, Couperus is een paradijsdroompje van een geknepen modiste. Zola's formule een negatieve (de geheele negentiende eeuw heeft negatief alleen waarde), als reaktie tegen elke aan moraal of geijkte wijze van zien of voelenGa naar voetnoot3) ondergeschikte Kunst. Zola heeft gezegd, we moeten als gewone domme menschen weer zijn en zien en werken. | |
[pagina 444]
| |
Maar het was in allen geval een herleving van echtheid van onderop. De weëe macaroni-schotel der dekadenten-romantiek werd omgeroerd, met wat rauw spek-vet gemengd, maar de schotel bleef voor grove monden en wrange magen, het naturalisme werd ten hondenhok geleid, Holland kwam met frissche groenten, vleesch en nieuwe aardappels en de Franschen, niet het volk der negentiende maar der achttiende eeuw, doodstuipende in de Revolutie en Napoleon, gingen zich met barok-gemengde en verfijnde dessertjes en Byzantijnsche avond-drankjes tevreden stellen.Ga naar voetnoot1) De heer Couperus uit den Haag, die zich al vroeg de maag bedorven heeft met liflatjes, wist niet goed hoe hij het had. Van geäffineerd ras had hij een horreur van wat elke Hollandsche keukenmeid leert verstaan onder een goede burgerpot, die eenvoudigheid, dat sans gêne, dat gemis van alle splendeur, alle chic was hem alleraffreust, zijn sensitieve temperament hield, o moi, alleen van zoo iets als een intimen râout. Amsterdam was wel het topic van alle gesprekken, maar er was geen etiquette, geen Majesteit. Het lunch zoo uit het vuistje, zonder eenige charme van intimiteit, met condottieri's en libertins, had zijne sympathie niet, het idee alleen gaf hem als eene voilette voor zijne artistieke distinktie, die liever in een eenvoudig toilet van mauve-velours-dechasse in een allerbekoorlykst tête-à-tête met hare reine fainéante La Haye, resurrectie van kracht, reactie van opkomst na heure hereditair-ziekelyke emotie's afwachtte. Alinea's als dezen te schrijven is al wat het boek Majesteit kan leeren. Maar wat doen zulke nulliteiten dàn? Ze absorbeeren alle nullen onder de lezende menschen dezer tijden, en zullen zoo voor het oog van die jong zijn in 1900, als één almachtige Nulliteit rollen ten afgrond des verledens.
(Wordt vervolgd.) |
|