De Nieuwe Gids. Jaargang 9(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 338] [p. 338] Kinder-verhaal, door P. Tideman. Met grauw en uitgestreken tronie, aak'lig in 't lieflyk morgendal, stapt aan uit Bussumsche staldeuren heer Ezel, 'n blauwe pantalonie versiert zijn beenderstel, drie scheuren laten staart en hoeven wonderwel voor 't mensche-oog proeven. Zijn oogen kijken in hun groeve', als uitgekeken zoo flauw, 't haar hangt er voor benauwend als bij een poffer-kraam. - Hoor nu!··auwend met luide in twee gehakten schal staat plotsling grauwaert stil, want komt van ver zich haast ver- galoppeerende met pracht'ge sprongen WelEdelblank Kalf aan met poot-gedraai en wrongen, steekt 't horenloos doosvormig snuit nat-snuivend in de lucht vooruit. - [pagina 339] [p. 339] 't Was aan de grens mijn beste vent van 't land om Bussum en om Gent. - Heer Ezel denkt: dit gaat mij aan, en hij op de achter-beenen staan, de pantalon doet hem nu goed en wat na heel veel buigen doet dit paar, daar vang ik nu mee aan. ‘Heer Kalf! waar draaft gij statig heen?’ ‘Heer Ezel!, o 's lands mystiek fenomeen!’ ‘Zeer goed, heer Kalf, maar 'k vraag, waarheen?’ ‘Naar Bussum filozoof der dieren, en 'k wist me zelf niet aêrs te cieren, dan met dit lijvig perkament.’ Met geeft de eene aan den and'ren vent, dat perkament. ‘I··au, mijn hart, dat is patent, 'k werd vroeger meestal meer voor half- slag aangezien, gìj ziet goed Kalf! Draaf nu maar staêg dees grenspaal om, dan kom ik na een week weerom, en breng u mee wat uit mijn brein voor vriendlyke gedachten-wijn, kandeel of bessen-sap ontspringen mag. Gij die de moeder-borst moet missen kunt u daaraan dan vrijelyk besissen, goêdag!’ Hoe onze Ezel, ziet ge op dees prent zoo minzaam statig henenrent, weemoedig bloost op zijn manier, dat 't Kalf, 't gezicht is singulier [pagina 340] [p. 340] met bleek vooruitgeschoven kop, all' haren klimmen in hun top, week-kakig snottrend fniest en staat op apegapen. Is hier geen dokter in de drokte om 't op te rapen? De Ezel zit al met zijn muggen-zift en stalen splinter-kijker het perkament van 't snikkend Kalf achter zijn staldeur te bekijken....... ‘Welaan!’ Zoo roept hij dra zijn vrouw, ‘breng mijn twee kind'ren hier, ik offer ze als deed Abraham met één, deez beiden in mijn keuken-vier aan 't Kalf van Amsterdam.’ De vrouw die weet van toeten nochte blazen Komt nochthans haastelyk met pan, vuur, kachel aangerend, de ketel laat ze daadlyk razen en zet de kindren overend. De één was Jaloezie, en de andre IJdelheid. Toen nam, o mensch schei uit, de'n Ezel heel vinnig kijkend langs een blauwe bril, zijn kindre' en plukte ze 'n aan stukke en niet één vezel bleef van den één aan de anderen, dat gaf gegil verschrikkelyk. De Buurt kwam in een cache-nez voorbij; en stootte elkander in de zij en zei: ‘'t Is onverkwikkelyk.’ [pagina 341] [p. 341] De Ezel bleef de kind'ren sollen tot hij ze had aan olie-bollen, toen stak hij wederzijds een in zijn zak en ging ten Kalf op zijn gemak. Die zat reeds op zijn trommelvel te spreken tot een lelibel met Spaansche kastagnetten over Zola, Van Eeden, kurk, flanel en rookte Vlaamsche cigaretten. En waar nu weer 't gesprek begint, zet daar uw oortjes open, kind! (Wordt vervolgd.) Vorige Volgende