De Nieuwe Gids. Jaargang 9
(1894)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
I.Ja, Rabelais was een zeer groot man. 't Was de reactie, de krachtige en verdiende, de zwaar-ware reactie tegen-in het einde, het dood-dorre einde, het God-misbruikend, mensch-arme einde dier eens zoo prachtige, voor ons mysterieuse, maar zonder ontkennen glorie-rijke Middeleeuwen. François Rabelais was de eerste moderne mensch. Niet als mensch, op zich-zelf, maar als negatief, over-donderend negatief, tegen dat, wat zoo groot en zoo schoon was geweest, maar, dat, zooals alles wat leeft en zich uitspreekt, tot niets moet vergaan. Neen, geen donderend, een schertsend, een grijnsend, maar door dat alles en mèt dat alles een donderende negatie.
Ja, Rabelais was een zeer groot man, een man van eeuwen, een man van metaal, van glinsterend metaal. Hoe men hem ook omkeert, is hij flink-magnifiek, een man, die staat. Die staat voor God en zich-zelf en de wereld, al voelt hem ook niemand, maar zijn diep sterk streven is een kracht die blijft, door de eeuwen heen blijft. Hij heeft | |
[pagina 331]
| |
alles van zich afgedaan, wat andere menschen, die zich mannen durven noemen, verkleint en bevlekt. Hij heeft geen kleine en dwingerige willetjes op dingetjes ydellijk, hij is eenvoudig goed en eerlijk, maar smaadlijk verachtend en dóór-ziend-vernietigend, de man, die zich weet. Rabelais is een kracht, een donderende wereld-kracht, want achter al zijn schertsen, en achter al zijn grappig-zijn o zoo grappig caricaturiseeren, zit een vernietigd gevoel. Een gevoel dat er geen gevoel is in heel die menschheid, een gevoel, dat ze allemaal zijn, wat men noemt idioot, grandioos idioot. Ja de menschheid is groot in haar staêgen vooruitgang maar de individuen zijn idioot, kolossaal idioot. | |
II.Er zijn menschen die weinig takt, maar veel taktiek hebben. (Oude Scheurkalender) | |
III.Huet had altijd naar een Nederlandsche Literatuur uitgezien, - daar komt in '60 Ten Kate met de Schepping. Had Huet nu tevreden moeten zijn? Neen, hij zag dat en zeide, dat het hoofdwerk van den éérsten Nederlandschen dichter Niets was. Huet was groot, niet door wat hij gedaan heeft, maar door zijn inzicht. Hij had gelijk om te zeggen: Holland is dood; het Hollandsche volk had gelijk om daarover boos te worden, maar toch had hij gelijk. | |
IV.De echte revolutie-mannen zijn de beste mannen van het behoud. | |
V.Het Onbewuste is absoluut en werkt voor zich-zelf geduriglijk voort, het Bewuste is het doffe venster-glas, waardoor het Onbewuste naar de werkelijkheid kijkt. | |
[pagina 332]
| |
VI.God (wat wij God noemen) is misschien zelf ook niet volmaakt almachtig, - anders zou er het kwade niet zijn, zou Hij niet het kwade geduld hebben. Maar boven allebeide troont een hooger God, anders zouden wij niet die onderscheiding kunnen maken. | |
VII.Wij moeten van alle menschelijke mythologie, dat is anthropomorphie, ons bevrijden, om te begrijpen, te mogen begrijpen, de opperste essentie van God-zelf, van God. Alles wat wij van God kunnen begrijpen is slechts een ondergeschikte macht aan God zelf, slechts een dienaar van God en niet God-zelf. | |
VIII.De zichtbare wereld gaat eindeloos door, zoo ook de geestelijke. Boven de sterren zijn altijd weer sterren. Boven God is altijd een hoogere God, maar God Is en het Zichtbare is. | |
IX.Stel den tijd als iets absoluuts; wat is er dan drie billiarden, of honderd duizend octilliarden eeuwen, om een kleinigheid te noemen, voor dezen tijd gebeurd? Dus tijd is iets relatiefs, dat zich-zelf in zijn eigen principe vernietigt. | |
X.Het eeuwige bestaat omdat het kan gedacht worden. | |
XI.De vooruitgang van de menschheid is een bewijs voor God, en alles wat de menschen daartegen wilden doen is een werk van den Satan. De menschen zelf hadden de beste bedoelingen, maar de Satan zat achter hen. Dit is zoo | |
[pagina 333]
| |
eenvoudig: de menschen zelf zullen toch wel moeten erkennen dat de vooruitgang voor hen het beste is en bovendien heeft God dat gewild, want anders was er natuurlijk nooit iets gebeurd. | |
XII.God is niet Stil-stand maar God is Vóóruit-gang. | |
XIII.Dat we zelf voor ons zelven, in overeenstemming met anderen, zoo gelukkig en vooral tevreden mogelijk willen zijn, is de uiterste concessie, die we aan den Duivel mogen doen. Want dáárin stemmen God en de Duivel overéén, dat ze beiden zeggen ons gelukkig te zullen maken. Het eenige criterium waarnaar we moeten kiezen, is onze innerlijkste stem. | |
XIV.Ik hoop niet dat ik God begrijp, ik behoef niet te hopen dat God mij begrijpt, ik hoop slechts dat ik God gevoel. Wij hoeven niet te gelooven, wij hoeven niet te weten, de begrippen gelooven en weten zijn iets menschelijks, 't is eenvoudig iets anders, een derde onbegrijpelijk. | |
XV.De moderne theologie is een ding respektabel, maar niet heel mooi. De moderne theologie is een trait-d'union. Een trait-d'nnion, dat zich zichzelf heeft verbeeld een vervolgzin te wezen in den vooruitgang der menschheid. De moderne theologie was voor haar-zelve een vraag-teeken, voor de besten onder hen een uitroep-teeken, voor de zoekenden een punt-komma, voor het wel-meenende plebs een punt. | |
[pagina 334]
| |
XVI.De menschen moesten eigenlijk niet zeggen: God verdoeme mij, maar Satan verdoeme mij, want Satan is de verdoemenis, en als Satan goed doet, naar zijn innerlijkst wezen, dan verdoemt hij den mensch. | |
XVII.God heeft den Duivel in den diepsten Hel, in den ondersten Hel gebliksemd. Maar Hij wou hem niet vernietigen, Hij wou hem niet verslaan. Faust zelf is een Creatie van den Duivel, niet Faust zelf, maar het Reëele Begrip. | |
XVIIIWij zijn allen Sociaal-demokraten, tenminste als wij willen zijn zeer goede menschen, maar dan ook waarlijk sociaal-democraat. De Demos (het volk) moet Κράτος (macht) hebben, maar in socialen zin; maar laat het volk dan ook niet door onverstandige en ijdele voorgangers tot opstand geprikkeld, de rollen verwisselen, en voor zich alléén, dat een deel is van het geheel, alles willen hebben wat ze aan het andere deel verwijt dat ze nu alléen hebben, en de macht en de weelde en aanzien begeeren, die aan elk van ons toekomen gelijkelijk. Dan eerst wordt de democratie werkelijk socìaal. Dan gooit ze niet met moord-tuigen om schrik te verwekken, dan loert ze niet met een moker in de ééne hand achter haar rug, terwijl haar mond slechts spreekt van broederschap en gelijkheid, op het êelste en schoonste, op het nuttigste en beste, dat de menschheid heeft verworven in haar eeuwen-langen, in haar langzamen maar zekeren, in haar voorzichtigen maar eerlijken strijd om een beter bestaan. | |
XIX.Stil-stand zoowel als vernietiging is de Satan, maar God is verbetering, naar zijn eigen, wijzen, zich zelf steeds gelijken en oppersten wil. | |
[pagina 335]
| |
XX.Als hier in 't land maar één bom viel, dan zaten dadelijk al de leiders voor hun leven lang, Van der Goes incluis, in de kast. | |
XXI.Het gelooven moet de wereld uit, men moet God voelen. | |
XXII.Ik vind de autoriteiten moesten beginnen met bommen onder de socialisten te gooien, dan zouden ze in eens weg zijn, want de autoriteiten zijn nog de sterksten. Bom tegen bom, dan werden de socialisten martelaren - het bloed der martelaren is het zaad der kerk, - dus zou het ten slotte weer goed zijn voor de sociaal-democratie Dan werden meteen de onechte socialisten van tegenwoordig opgeruimd en kwam er hoop, dat er iets beters zou komen, betere socialisten, en dan zou het doel ook volmaakt bereikt zijn, der sociaal-democratie. | |
XXIII.De anti-revolutionnairen zijn de remmen van des Zijns locomotief, en als zoodanig ook noodig. | |
XXIV.Vele menschen zullen aanmerking maken op ‘verdoembre Judaskus,’ zeggende dat Jezus niet verdoemt. Dat is juist de verkeerde voorstelling van Christus. Hij was geen lammeling of een ledepop, die alles met zich liet doen en zich als een lam naar de slachtbank liet leiden. Zoo iemand zou ook geen gods dienst hebben kunnen stichten, bovendien zou zijn voorbeeld zeer slecht zijn geweest. Als iedereen zoo deed, zou al het goede zwak zijn en overwonnen worden door het ruw geweld. Iemand, die zoo'n Judas-kus heel sterk voelt, op het oogenblik, als verdoembaar, maar van dat gevoel toch | |
[pagina 336]
| |
weer een mooi sentiment maakt, is veel mooier, dan iemand die zoo'n kus wel voelt, maar 't weer verzwijgt, dus geen mensch meer is. Christus was geen zwakkling, maar iemand, die getoond heeft hoe men voor een groot idee, dat men sterk voelt, ook sterft. Het is alleen maar jammer dat men den dooden Christus aan het Kruis als symbool heeft genomen en niet den levende of den stervende. Een lijk moet men alleen met pieteit behandelen, maar niet vereeren, want een lijk is een leugen, een vorm zonder inhoud, dat iets voorstelt tot in de fijnste dingen, behalve het eenigst noodige, dat, wat het voorstelt! Een lijk is de grootste aanstellerij, die er bestaat, het magnifiekste fabriekswerk zonder de ziel des meesters er in, dat ooit door een goochelaar of ander industrieel werd vertoond. Een lijk is de opperste leugen, een beeld des Satans, en daarom is het gedoemd zich-zelven te vernietigen tot er niets overblijft dan het geraamte. 't Geraamte is een lach, een disharmonische lach van God en duivel, van den valschen, den Duivel, van den groot-goedige, van God. Is niet de mond van een geraamte een rictus, een afschuwelijke, maar goedige grimlach? | |
XXV.Gorter is minder aardig dan Balder: hij is baldadig, baldadiger nog dan Balder. | |
XXVI.In de 20ste eeuw zal men op wat wij tegenwoordig sentiment noemen, neerzien met een groote goedheid. Het verstandig-gevoelige zal zich omgezet hebben in het gevoelig-verstandige. Dit zijn 3 trappen: 1. Sentimentaliteit. 2. Het verstandig-gevoelige. 3. Het gevoelig-verstandige. Ik zeg niet dat het sentiment van menschen onderling verdwijnt, zooals bij Gorter. Gorter gaat alléén met zijn | |
[pagina 337]
| |
verstand te rade. Daar er echter zooveel om hem heen is, wat hij niet begrijpt, nl. in het gevoel van anderen, daarom wordt hij in 't dagelijksch leven een athleet, terwijl anderen électriseurs zijn. Hij staat als een athleet tegenover de menschen, maar als een electriseur even een stroompje aanlegt, dan is hij machteloos. Gorter heeft het over de Rede. Dat is heel goed. Ieder mensch denkt dat hij Rede heeft. Ieder zegt dat hij redelijk handelt. Maar wil men verstandig zijn, dan moet die Rede voortdurend groeien, d.i. men moet altijd kind blijven. Ieder, die zegt: ik ben een man of een vrouw, die komt niets verder. Gorter steekt een paal in zichzelf en groeit dus niet meer. | |
XXVII.Gorter heeft het gewordene, d.i. de taal, beleedigd, ziet dus niet naar de dingen, die buiten hem gebeuren. Zie N. Gids Juni 1893 and' voor ander. Verbeeld je dat een Griek had geschreven οἷ voor οῖς, alleen omdat het zoo in zijn rhythmus zou te pas zijn gekomen. | |
XXVIII.Het begrijpend willen is van God, het willend wanbegrip is de Duivel. | |
XXIX.God is het absoluut groote en goede Wezen, waarvan wij allen slechts gebroken afspiegelingen zijn. Ieder maakt God naar zijn eigen beeld. Eritis sicut Dei. | |
XXX.Menschen-liefde is heel goed, maar tegen den Duivel hoeft men geen Charitas te hebben. |
|