De Nieuwe Gids. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Fabian essays vertaald.Ga naar voetnoot1)Bij het aanbieden dezer vertaling van ‘Fabian Essays in Socialism’ wil ik in de eerste plaats zeggen waarom ik dit boek vertaald heb. Van de menschen die mij kennen, zullen eenigen de vraag stellen of ik niet iets anders te doen heb dan boekjes vertalen over Socialisme, en ik vrees dat de meesten met ‘iets anders’ bedoelen, ‘iets beters’. Aan hen wil ik zeggen dat deze vertaling is een geloofsbelijdenis en een poging tot propaganda. Geloofsbelijdenis niet in den zin dat ik alle stellingen die in dit boek worden verkondigd als dogma's erken, doch de belijding van het geloof, dat Socialisme, d.i. een stelsel van gemeenschappelijk eigendom van den grond en van alle productiemiddelen, gemeenschappelijke voortbrenging en rechtvaardige verdeeling van het product onder alle voortbrengers, aan het grootst aantal menschen de grootst mogelijke mate van geluk zou verschaffen. Ik geloof aan de mogelijkheid van zulk een regeling en ik geloof dat de democratie in hare volledigste uitdrukking, ons zal voeren tot zulk eene regeling, geleidelijk doch rechtstreeks, of langs den omweg van één of meer geweldig verwoestende en den voortgang vertragende revoluties. | |
[pagina 157]
| |
De gang der democratie is niet meer te stuiten. In Nederland en in eenige andere politiek achterlijke landen is het staatsbestuur nog in handen van een klein aantal burgers. Doch ook in die landen zal men komen, eerst tot allemans kiesrecht en daarna tot algemeen kiesrecht. Zelfs nu weten de meest conservatieve staatslieden voor het onthouden van kiesrecht aan hunne medeburgers al geen andere reden meer te geven, dan dat de meesten te dom zijn om er een goed gebruik van te maken; ze pleiten dus slechts uitstel, doch pogen niet aan te toonen, dat die, nu nog domme medeburgers van nature minder recht hebben op aandeel in het staatsbestuur dan zij. Zoo nu algemeen kiesrecht is bereikt, en zoo de proletariërs tot het bewustzijn zijn gekomen van wat ze kunnen en van wat ze willen (hier blijft buiten beschouwing of de ontwikkeling, die aan dit bewustzijn moet voorafgaan, verkregen wordt vóór of dóór algemeen kiesrecht), is het dan waarschijnlijk dat die menschen van de macht die zij dan in handen zullen hebben geen gebruik zullen maken? Geduldig lijden onder verdrukking en genoegen nemen in misdeeling, kan men verwachten van menschen wier onmacht hen tot dulden dwingt; doch zoo zij de macht hebben dit alles te veranderen, is het denkbaar dat zij die macht niet zouden gebruiken? Met de menschelijke natuur, zooals wij die kennen, niet. Daarom geloof ik dat volledige democratie zal voeren tot Socialisme, dat de consequentie van Democratie is Sociaal-Democratie. Er zijn nu reeds een aantal arbeiders die inzien dat zij het slechter hebben dan noodig is, die zien dat wie veel werkt weinig eet, en wie weinig werkt veel eet, geheel anders dan Paulus indertijd heeft gezegd dat het wezen moest; doch dit inzicht baat hun voorloopig niet, want waar de wetten worden gemaakt die de verhouding kunnen regelen tusschen werken en eten, daar hebben zij geen stem. Die arbeiders die dit inzicht hebben, zijn, begrijpelijker wijze, heel ontevreden met dezen staat van zaken; ze zeggen dat hun onthouden wordt, moedwillig, een aandeel in de maatschappelijke wel- | |
[pagina 158]
| |
vaart, dat hun toekomt; maar meer dan zeggen kunnen ze niet, wijl hun tot doen, tot ingrijpen in den toestand dien zij onrechtvaardig achten, de macht ontbreekt. En het eenige dat zij voorloopig kunnen doen is in afwachting van den tijd dat die macht in hunne handen zal zijn, zich voorbereiden om er een goed, doeltreffend gebruik van te maken. Niet voor deze arbeiders in het algemeen is dit boek bestemd en niet aan hen denk ik, wanneer ik zeg te wenschen propaganda te maken voor Socialisme met deze vertaling. Ik denk aan mijne standgenooten, aan de bevoorrechte klasse. Dat arbeiders die het slecht hebben, verlangen naar een andere regeling, die voor hen allicht een betere zal zijn, is heel natuurlijk; even natuurlijk als dat zij die het goed hebben, die noodzakelijkheid eener andere regeling niet zoo spoedig inzien. Nu vormen zij die het beter hebben het kleinste aantal en hun inzicht zou niet overheerschen zoo niet, met uitsluiting der verandering-begeerigen, zij de macht in handen hadden, een macht die zij het liefst gebruiken om te behouden wat ze hebben, macht en de gevolgen van dien. Eer deze bevoorrechte klassen eene verandering kunnen wenschen, moeten zij weten dat verandering noodig is, en dat zij mogelijk is, en eer ze dàn nog tot een verandering van een bepaalde soort zullen medewerken, moeten zij weten of meenen, dat die verandering verbetering zal zijn. Wijl nu bij de tegenwoordige verdeeling - of juister opeenhooping - van staatkundige macht, de medewerking der bevoorrechten vereischt is, voor de verkrijging, althans gewenscht voor de snellere verkrijging der zoo noodige veranderingen, is het van belang, dit weten onder hen te verspreiden. Er zijn er onder mijne standgenooten velen, die slecht weten wat Socialisme is en die denken dat het slecht is. Tot voor weinig jaren kon men onderwijs in Staathuishoudkunde op een Middelbare School genieten zonder een flauw begrip te krijgen van de Leer van het Socialisme. Toen ik in 1876 de Middelbare School verliet, wist ik precies uit te leggen waarom ‘laisser faire’ zoo heilzaam is en staatsbemoeiing zoo doodend, vrijhandel zoo verstandig en | |
[pagina 159]
| |
bescherming zoo dom, doch van Socialisten hadden we niets gehoord, als zoo eens dat ze ook dom waren, wel anders dan protectionnisten maar toch dom. Ik herinner mij dat een twaalftal jaren geleden, in een gezelschap van ontwikkelde menschen, van Socialisten de definitie werd gegeven: ‘een stuk of wat republikeinen in Amsterdam en den Haag, die flambards dragen en lange haren.’ Deze tijd ligt achter ons, verder dan het klein aantal sedert verloopen jaren zou doen gelooven. Wie tegenwoordig van Socialisme niets weet is een vreemdeling in zijn omgeving, geen courant of tijdschrift zal hij kunnen opnemen zonder te stuiten op dingen die hij niet verstaat. Socialisme wordt echter meer besproken dan gekend en dit boek kan een bijdrage zijn tot betere kennis. En ik denk dat betere kennis van Socialisme bij velen zal leiden tot aanvaarding der leer en tot medewerking aan de tenuitvoerlegging harer beginselen. Want bij iedere nieuwe leer die ingrijpt in het doen der menschen, geeft slechts een klein deel der tegenstanders zich rekenschap van zijn verzet. De meesten verzetten zich meê uit onkunde of half weten. Wij zijn opgevoed in heilige vereering voor persoonlijk eigendom van grond en productiemiddelen; noodzakelijkheid van zulk eigendom is ons niet betoogd doch voorgesteld als een axioma; evenmin als men zich de moeite gaf ons te zeggen dat water altijd nat zou zijn en een cirkel altijd rond, zoo min zeide men ons ook dat persoonlijk grondeigendom noodzakelijk was voor het bestaan der maatschappij; dat sprak van zelf. Doch de geschiedenis van den grondeigendom heeft ons geleerd dat dit axioma geen axioma is, zelfs geen bewijsbare stelling; zij leert ons dat persoonlijk grondeigendom een instelling is, in vele landen niet zeer oud, in andere landen niet zeer algemeen en bijna nergens in zijn oorsprong rechtvaardig;Ga naar voetnoot1) een regeling onstaan toen de | |
[pagina 160]
| |
maatschappelijke ontwikkeling haar noodzakelijk maakte en die zal worden gewijzigd zoo zij aan den voortgang dier maatschappelijke ontwikkeling in den weg staat. De uitvindingen der laatste honderd en vijftig jaren hebben in de voortbrenging van den maatschappelijken rijkdom algeheelen ommekeer gebracht; in plaats van persoonlijk is die voortbrenging geworden gezamenlijk, en die dit zien staan voor de gevolgtrekking, dat dan ook de grond en al hetgeen verder voor die voortbrenging is vereischt, zal moeten worden gezamenlijk, gemeenschappelijk eigendom in plaats van persoonlijk. Zij die deze gevolgtrekking maken, die tot het inzicht zijn gekomen van de slechte werking dezer verouderde eigendoms-vormen in de nieuwe economische verhoudingen, zoeken naar een betere regeling, en zij vinden die in Socialisme, in de leer van gemeenschappelijke voortbrenging op den grondslag van gemeenschappelijk eigendom van alles wat tot de voortbrenging noodig is. Zij verwachten dat zulk een regeling geluk zal brengen aan de velen, die nu in ellende leven en zij zouden die willen tot stand gebracht zien zonder uitstel; doch wijl hun aantal nog gering is missen zij daartoe de macht; en wijl zij zien dat de bereiking hunner wenschen nog eindeloos ver ligt, stemt die onmacht hen verdrietig. Doch sterker is dit verdriet en het wordt bittere spijtigheid bij hen, die onder deze slechte regeling het meest lijden, bij de proletariërs; zij die gebukt gaan onder ellende, en die weten dat die ellende niet noodzakelijk is, doch dat een slechte regeling die veroorzaakt, vloeken die regeling; zij streven wel naar verbetering, doch zij doen dit in spijtige woede; en deze stemming is overheerschend in de geschriften dier Socialisten, die van deze proletariërs de woordvoerders zijn. Men kan de gegrondheid dezer bittere spijtigheid erkennen en toch inzien dat uitingen in dezen geest niet bestemd zijn om de verbreiding der Socialistische leer onder de bevoorrechte klasse te dienen; en dit is een der redenen waarom er bij hetgeen in Nederland geschreven is door Socialisten, | |
[pagina 161]
| |
nog weinig is geschikt voor propaganda onder de bevoorrechte klassen. Voor bekeerden prediken is iets geheel anders dan bekeerlingen maken, en het grootste deel der Socialistische geschriften in Nederland doen enkel het eerste, terwijl de ‘Fabian Essays’ naar mijne meening het andere doen. Het genootschap van Socialisten, dat zich ‘Fabian Society’Ga naar voetnoot1) noemt, wil bekeerlingen maken onder alle standen. Dit genootschap is in 1883 in Londen opgericht door een klein aantal personen; het bestaat nu, volgens het jaarverslag Maart 1891, uit 361 leden, 239 in Londen, 100 in het overige Engeland, 7 in Schotland, 6 in Ierland en 9 in andere landen. Ook zijn in verschillende steden van Engeland zustervereenigingen opgericht. De statuten van dit genootschap geef ik hieronder in een Noot.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 162]
| |
De Socialisten die zich hebben vereenigd tot dit genoot schap, onderscheiden zich van de anderen door hunne wijze van werken. In een door het genootschap verspreid artikel, overgedrukt uit het blad ‘The Umpire,’ zegt de Secretaris Edw. R. Pease: ‘De ware Fabian is een Socialist die te allen tijde bereid is om door te tasten, en om zacht aan te doen ook als het wezen moet.’ ‘Hij heeft beginselen - in overvloed - en | |
[pagina 163]
| |
een er van is, dat een half ei beter is dan een ledige dop.’ ‘Hij coöpereert met den coöperatieman en herinnert hem er aan dat Robert Owen een Socialist was, en toont hem aan dat ware coöperatie even zeker Socialisme ten doel heeft als de vurigste volger van Hyndmann.’Ga naar voetnoot1) ‘Het Fabian Genootschap is een kleine vereeniging, maar bijna een derde der leden houden lezingen; en in het vorig jaar hielden de leden meer dan 1000 lezingen of voordrachten in Londen.’ ‘Fabians zijn Democraten; daarom gelooven ze niet in Revoluties van de Zuid-Afrikaansche soort en weten ze van dynamiet niets af.’ ‘Wij gelooven dat een goed gëordende maatschappij, waarin allen werk hebben, en de volle belooning voor hun arbeid ontvangen, slechts mogelijk is, wanneer de grond en de productie-middelen aan de gemeenschap toebehooren. Wij streven er naar deze groote waarheid aan het volk te leeren, en wij zijn overtuigd dat het volk al bezig is die te leeren. Wij gelooven dat een Wettelijke Achtuurswerkdag, Grondbelasting als eenige belasting, en de toeëigening van grond en productie-middelen door de gemeente, en andere maatregelen van die soort, de eene na de andere zullen genomen worden; het dunne eind van de wig wordt maar langzaam ingedreven in het begin, doch het gaat sneller, naarmate ze dikker wordt en de weerstand geringer, en ten slotte komt de splijting tot stand. Wij weten dat de geest des tijds met ons is, en niemand kan zijn richting veranderen of er aan weerstaan.’ En G.B. Shaw zegt in een artikel overgedrukt uit de ‘Scottish Leader’: ‘Men ziet dat het Fabian Genootschap eene vereeniging is voornamelijk van die Socialisten, die door opvoeding en positie tot de ontwikkelde middenklasse behooren. Dat dit genootschap niettemin zoo krachtig en gestadig werkzaam is geweest in het belang der arbeiderklasse, is een | |
[pagina 164]
| |
feit waarvan men de maatschappelijke beteekenis nauwelijks kan overschatten. Enkel medegevoel met de armen zou niet in staat zijn geweest de “proletariërs van het verstand” zoo zuiver in het spoor der arbeidersbelangen te houden als de Fabians zijn gebleven. Zulk een uitkomst kan slechts verkregen worden, door een sterk gevoel van gelijkheid der belangen, onmiddelijke zoowel als verder afliggende.’ ‘De ongekend heftige mededinging, veroorzaakt door de verspreiding van ontwikkeling en het toelaten der vrouwen tot openbare ambten, drijft deze “arbeiders met den geest” naar het kamp der “arbeiders met de handen.” Het Fabian Genootschap is een teeken des tijds.’ Het motto van dit genootschap luidt: ‘Wij moeten het juiste oogenblik afwachten met groot geduld, evenals Fabius deed in den oorlog tegen Hannibal, niettegenstaande velen hem laakten om zijn dralen; doch als de tijd gekomen is, dan moeten we raak slaan, evenals Fabius deed, anders zou ons wachten vergeefs zijn en nutteloos.’ De tijd van wachten besteden deze Fabians om in woord en geschriften, in alle kringen, met uitvoerige min of meer wetenschappelijke betoogen voor meerontwikkelden, en met korte sprekende traktaatjes voor arbeiders, propaganda te maken voor het Socialisme. In 1891 werden door hen verspreid ruim 30.000 Tracts en ruim 67.000 losse blaadjes, en de daarin behandelde onderwerpen zijn o.a. deze: ‘Een Staatkundig Programma voor Arbeiders’, (Tract no. 11). ‘Kapitaal en Grond’, (Tract no. 7). ‘Een Wet op den achturigen arbeidsdag’, (Tract no. 9). ‘Een nieuwe kieswet, (Tract. no. 14). ‘Uitvoerbare Landnationalisatie’, (Tract no. 12). ‘Een verbeterde Armenwet’, (Tract no. 17). ‘De vooruitgang in de richting de Sociaal-Democratie in Engeland’, (Tract no. 15); en een aantal andere, waarin min of meer uitvoerig de praktische wijze om tot Socialisme te geraken, wordt aangetoond. Het onderscheid tusschen deze Socialisten en de revolutionnairen ligt naar mijne meening vooral daarin, dat de revolutionnaire Socialisten niet gelooven in de mogelijkheid | |
[pagina 165]
| |
van beter inzicht bij de bezittende klassen en de Fabians in die mogelijkheid wèl gelooven. Het ontwerp van een nieuw partij-programma door de leiders der Duitsche Sociaal-Democratische partij thans opgesteld, en dat weldra behandeld zal worden in het partij-congres te Erfurt, bevat geen enkelen eisch voor de naaste toekomst die de Fabians niet zouden onderschrijven, en geen enkelen verder afliggenden wensch die niet ook door de Fabians gedeeld wordt. En de eenige zinsnede die de Fabians niet in dit ontwerp zouden hebben geschreven, zoo zij het hadden opgesteld, is wellicht deze: ‘De bevrijding der arbeidersklasse kan slechts het werk der arbeidersklasse zelve zijn, wijl alle andere klassen en partijen op den bodem van het kapitalisme staan en trots den strijd tusschen hunne onderlinge belangen, toch de instandhouding en versterking der grondslagen van de tegenwoordige Maatschappij als gemeenschappelijk doel beöogen.’ In tegenstelling daarmede luidt het in de statuten van het FabianGenootschap: ‘Het genootschap zoekt zijn aanhangers onder alle standen, wijl het gelooft dat niet enkel zij die onder het tegenwoordige stelsel lijden, doch ook velen die er persoonlijk door verrijkt worden, de kwalen erkennen en verbetering zouden toejuichen.’ Ik wil bekennen dat deze zinsnede in de Statuten der Fabians mij heeft aangetrokken en zoo het waar is wat Laveleye zegt in zijn voorrede tot Le Socialisme ContemporainGa naar voetnoot1) dat ‘On est toujours le Socialiste de quelqu'un,’ dan ben ik in dit opzicht een Socialist der Fabians. Want ik meen dat wij Socialisme kunnen begeeren en nastreven, ook al verwachten we er persoonlijk geen stoffelijke voordeelen van, en dat we het zullen doen zoodra we de voorkeur geven aan gëordende samenwerking van alle menschen, boven de verwarring der kapitalistische mededinging; aan gemeenschappelijken eigendom van grond en | |
[pagina 166]
| |
productiemiddelen ten bate van allen, boven de opeenhooping dezer dingen in handen van sommigen, ten koste van veler ellende. De Sociaal-Democratische partij in NederlandGa naar voetnoot*) is in den regel weinig ingenomen met Socialisten van deze soort en rekent ze nauwelijks tot hare medestanders. Deze Socialisten kunnen echter voor de verspreiding der leer die zij de ware achten, werkzaam zijn, zonder bij de socialistische arbeiderspartij te zijn ingelijfd en Nederland schijnt mij nog een vruchtbaar veld voor hunne werkzaamheid, wijl daar, onder hunne klassegenooten, de kennis en dus de waardeering van Socialisme nog uiterst gering is. Men weet dat het ontwerp van het nieuwe Duitsche partij program, waarvan ik hierboven sprak, tegenstand ontmoet bij de heftigere, meest jongere partijgenooten. De uitspraak der meerderheid in dit verschil door het partij-congres, te Erfurt te houden, zal weldra bekend zijn. Doch nu reeds is het goed er op te wijzen dat, hoe deze uitspraak ook zij, deze verschillen tusschen de Sociaal-Democraten, tusschen de min of meer revolutionnaire Duitschers, tusschen de revolutionnaire Engelschen en de soort der Fabians, slechts verschillen zijn van taktiek; ze betreffen vragen, of van parlementair optreden, van het brengen van socialistische leden in bestuurscolleges, van ijveren voor algemeen kiesrecht en dergelijken, heil te verwachten is of niet; doch eensgezind zijn al die fracties in hun doel: gemeenschappelijke voortbrenging op den grondslag van gemeenschappelijk bezit van grond en productie-middelen.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 167]
| |
Ed. Bernstein zegt in die Neue Zeit.Ga naar voetnoot1) van de ‘Fabian Society’, dat deze Socialisten eene sterke neiging bezitten om het Socialisme ‘salonfähig’ te maken, een oordeel dat mij minstens onvolledig toeschijnt. De propaganda der Fabians beperkt zich niet tot de ‘salons,’ en juister zou gezegd zijn dat ze tracht ook tot de salons door te dringen, wijl deze Socialisten gelooven dat ook in salons soms menschen zijn, die aan de bereiking van Socialisme bevorderlijk kunnen worden, zoodra de waarheid dezer leer tot hen is doorgedrongen. Er schijnt geen groote helderziendheid noodig om te ontdekken dat de Fabians goed zien. Dat onder de bezittende klasse bij vrouwen en mannen socialistische meeningen minder zeldzaam worden, is duidelijk voor wie de juiste beteekenis zien van de dingen die dikwijls gemeenschapszin en menschelijk medegevoel worden genoemd. Er ontwaakt een bewustzijn dat eerstgeboorte geen eigendomsrecht moest geven bij uitsluiting van anderen over de aarde en haar schatten, een gevoel dat maatschappij beteekenen moet gelijkheid der leden in de gelegenheid om door arbeid in hun levensonderhoud te voorzien, niet tot stelsel verheven berooving van de eene klasse door de andere, dat het doel dier maatschappij moet zijn geluk voor allen, niet voor sommigen ten koste van veler ellende. En vele malen krachtiger zou dit bewustzijn worden, zoo het gepaard ging met weten hoe dit alles anders kon zijn en het aantal dergenen, die deze wetenschap zoeken, met het doel er naar te handelen zoo ze die hebben verkregen, wordt grooter met den dag. Tot hen in het bijzonder wil ik spreken bij de aanbieding van dit boek; het is mogelijk dat voor sommigen hunner, de overweging dezer ‘Fabian Essays’ de laatste stoot zal zijn die zij noodig hebben om tot Socialisme | |
[pagina 168]
| |
te komen en tot hen wil ik zeggen: zoo en zoodra gij het Socialisme hebt aanvaard als uwe wel overwogen overtuiging, belijdt het dan waar gij kunt en streeft naar de bereiking van zijn idealen met al uwe kracht. Laat geen vrees voor bespotting door uwe standgenooten of door anderen u weerhouden van deze daad. Men zal u onpraktisch noemen en zeggen dat ge nuttiger kunt zijn door uwe krachten te wijden aan bereikbare dingen, dan door het verkondigen der wenschen die zoo ze al bereikbaar zijn, nog lang moeten wachten; men zal u dweepers noemen en daarmede bedoelen menschen, die gelooven in iets onmogelijks; doch deze naam zal u niet deren wijl uw dweepen zal zijn het geloof in een schoone en bereikbare toekomst; en praktisch zult ge kunnen wezen in samenwerking met uw ongeloovige vrienden tot het verkrijgen van alle hervormingen die op den weg liggeu van uw einddoel, de Sociaal-Democratie. Laat u ook niet weerhouden door de overweging dat zoo gij Socialisme belijdt en blijft voortleven in uwen stand, gij u schuldig zoudt maken aan afkeurenswaardige tegenstrijdigheid tusschen uwe woorden en daden. Hierover heb ik nagedacht; ik heb mij afgevraagd, zoo gij belijdt Socialist te zijn, moogt gij dan voortgaan een inkomen te verdienen in handel of nijverheid op kapitalistischen grondslag, moogt gij voortgaan een inkomen te trekken uit rente die in den Staat uwer wenschen verdwenen zal zijn, moogt gij blijven leven in uw stand en zoodoende voor u en uw gezin jaarlijks eenige malen meer uitgeven dan een arbeidersgezin kan doen, en mijn antwoord op deze vragen is: ja. Zoo gij in de maatschappij waarin ge leeft, een maatschappij die ge slecht geregeld acht doch die er toch nog is, anders deedt, dan zou u spoedig blijken, dat ge uit zuivere toewijding aan uwe overtuiging, u zelf machteloos had gemaakt, ook voor de verkondiging uwer beginselen, zonder anderen noemenswaard te hebben gebaat. De mate van zelfverloochening en offervaardigheid bij bezitters-Socialisten is een vraag van persoonlijken aard, en het is waarschijnlijk dat deze eigenschappen hun niet vreemd zullen zijn, al geldt niet de eisch dat zij | |
[pagina 169]
| |
moeten gaan leven zooals nu de slechtstbedeelden. Zoo deze Socialisten voortgaan inkomens te trekken uit eigendom der soort die zij bestrijden, handelen ze uit zelfbehoud; persoonlijk eigendom is voor hen niet begeerlijk als zoodanig, doch slechts zoo lang gemis van zulk eigendom beteekent machtelooze ellende; zoodra de zekerheid verkregen was van een redelijk levensonderhoud voor hen en hunne kinderen in ruil van matigen menschwaardigen arbeid, dan zouden ze eigendom minachten als iets overtolligs en schuwen als iets lastigs. Doch in deze maatschappij zou vrijwillig aanvaarde armoede een daad zijn, als die van een vrijwillig martelaar, krachtig sprekend tot sommigen, doch van geen algemeene beteekenis. Nu moet ik enkele woorden zeggen over mijne vertaling. ...................... Het zal den lezer van dit boek blijken dat de verschillende schrijvers dezer acht studies op sommige punten verschillende inzichten hebben. In hunne voorrede tot het Engelsche werk zeggen ze: ‘De schrijvers zijn allen Sociaal-Democraten, met de gemeenschappelijke overtuiging van de noodzakelijkheid, dat de voortbrenging en de voortbrengings-middelen in handen komen van het geheele volk, dat is van den Staat op den grondslag van volledige Democratie. Deze overtuiging hangt niet samen met eenige persoonlijke meening ten opzichte van bijzondere punten; het is een kapitool waarheen vele wegen leiden; en minstens zeven wegen worden aangeduid in deze Fabian Essays; zoo dat de lezer hier niet bevreesd behoeft te zijn, evenmin als in den Socialistischen Staat der Toekomst, voor de onderdrukking der Individualiteit door de overheersching van een bepaalde geestesrichting.’ Bij hunne verschillende inzichten zorgen deze schrijvers er echter voor duidelijk te zeggen wat zij met Socialisme bedoelen; en dat is gewenscht, vooral tegenwoordig, nu dit woord zoo dikwijls wordt misbruikt.
Middelburg, Augustus 1891. F.M. Wibaut. |
|