alles weg het breed-uitliggende, het zware, het néér-rustende; er was zóó langs al wat lijnde de aan-streeling van breede kleur-van-wit alleen, hoog tot het aan alles te zien was, aan het verre en het dicht-bijë: wichtloos lichamelijk-van-wit, dat was geworden uit mist, dat was gebleven uit koû die door mist ging - dat er geen zwaarte meer was in de heele natuur, en het landschap, vrij en maagdelijk wit-kleurend gebleven, was als herboren. En de vermoedens van koeltjes die gingen door de takken in dezen nieuwen zomer hieven deeltjes wit in lichtheid-van-zweven, en néér kwamen ze, in uit-elkander-vallen op de stille lucht, als rein-witte vlokkingen, als zwaar-looze dun-vlokkingen, tot ze raakten aan den witten grond, en in hun hooger-dan-sneeuwwit nog teekenend de verbrokkelde lijning der takjes vanwaar ze neergedaald waren gekomen. En in de verten der laantjes soesde alles in wit en paarsten de bodem-struiken en de stammen der boomen week uit het zwart en het rood-zwart hunner kleuren.
En in het wirren van het schemerend wit het vale dakjes-rood van huisjes-laag die rustten, verspreid, in groote geslotenheid, in witte bevrozenheid, in droog-vervuiling der verfkleuren hunner kozijnen, stil in de gevangenheid van het witte bosch. En het lage geboomte opheffend, en het zettend hoog boven het lage pad; en het zettend in een verlangen-begeeren daar vlak-boven te wezen - boven de steilte die hoog opging, straf langs het pad heen - heuvelde een duin langs den boschweg, licht òp-houdend het lage hooger-dan-menschen geboomte, waaronder het stil leek van nog plechtiger alleen zijn - wit, wit; rein, rein - luchtloos onder den hemel die als nergens was. Alleen met de stilte van hun gauwe gaan, met het gemak van hun geluidloos zich bewegen, vier-pootten stomme konijntjes snel naar boven tusschen de ruimte der vrijstaande stammetjes, en ze waren van warm grijs-bruin dons; ze maakten met hun pleizierig zich reppen de natuur-van-winter tot een zachte. In hun wegloopen waren hun opgeslagen staartjes-geen-staartjes van blank tintloos grijs.
En in al het mild-witte van boomen en struiken en