| |
| |
| |
Een antwoord aan Mr. M.C.L. Lotsij door J. Stoffel.
Zooals de heer Lotsij terecht opmerkt, verwachten wij van Landnationalisatie, d.i. van de opheffing van het privaat bezit van den grond en de monopolies, ten einde deze te brengen in het bezit van de gemeenschap, de oplossing der Sociale quaestie. Wij verwachten namelijk, dat, ten gevolge hiervan, de arbeider in het bezit zal komen van zijn eigen arbeidsproduct of de volle waarde daarvan en de gemeenschap in het bezit van het gemeenschappelijk arbeidsproduct, dat wordt uitgedrukt in de pacht- of gebruikswaarde van den grond of de monopolies.
Ten gevolge van die opheffing zal de zuivere kapitaalrente - wegens het verdwijnen van de gelegenheid voor den kapitalist om grond of monopolies te koopen - bij ons tegenwoordig vermogen om kapitaal voort te brengen, binnen korten tijd dalen tot het nulpunt en zelfs lager, zoodat de kapitalist, in plaats van rente te trekken, een vergoeding zal moeten geven aan dengene, die het kapitaal veilig voor hem bewaart.
De heer Lotsij spreekt van het ‘afschaffen der rente.’ Wij hebben nooit beweerd dat dit ons plan was, omdat dit eenvoudig onmogelijk is. Wij kunnen de rente niet afschaffen en den kapitalist dwingen zijn geld renteloos aan den ge- | |
| |
bruiker
af te staan, evenmin als de kerk in de middeneeuwen dit vermocht.
Maar wij houden ons er van overtuigd, dat de kapitaalrente, bij overvloed van kapitaal en bij de onmogelijkheid voor de kapitalisten om grond of monopolies te koopen, door hunne concurrentie onderling zal dalen tot het nulpunt.
Ik kom daarop later nog terug, maar ik spreek dit al vast als onze overtuiging uit, dat de besparing, ten gevolge van het vrij geven van het land aan den arbeid en het daardoor in hooge mate gestegen loon, zoozeer zal toenemen, dat tegenover de stijgende vraag naar kapitaal een nog veel grooter aanbod zal staan.
De veronderstelling is ongerijmd, zooals ik later zal aantoonen, maar wanneer het geval zich mocht voordoen dat de menschelijke natuur veranderde en de verkwisting zóó groot en zóó algemeen werd, dat de vraag naar kapitaal het aanbod overtrof, dan zou ook in den staat der Land-nationalisatie rente kunnen gemaakt worden, maar het zou een rente zijn, die ieder arbeider zou kunnen ontgaan door sparen en nooit zou de rentenier beslag kunnen leggen op de natuurkrachten, zooals thans het geval is.
Vergeef mij deze uitweiding, waartoe mij de uitdrukking ‘afschaffing der rente’ bracht en keeren wij nu tot de vraag van den heer Lotsij terug:
‘Hoe komt men er nu toe zich zulke wonderen daarvan (van het ophouden der rente) voor te stellen voor den werkman?.... Wat zou er voor den werkman uit volgen als morgen het rente trekken ophield?’
Ja, mijnheer Lotsij, als Jan, Piet en Klaas een koek deelen, die Klaas heeft gemaakt, en Jan 2/5 krijgt als grondbezitter, Piet 2/5 als kapitaalbezitter en Klaas 1/5 als loon voor het maken van de koek, dan is het toch dunkt mij duidelijk, dat, als Jan en Klaas Piet wegjagen en zij met hun beiden de koek deelen, het aandeel van ieder grooter zal kunnen zijn, en dat het aandeel van Klaas vooral grooter zal worden wanneer ook Jan meehelpt tot het maken van de koek, die dan de dubbele grootte hebben kan. Wanneer zij die koek
| |
| |
gelijkelijk deelen, in geval zij beiden er evenveel aan gewerkt hebben, dan zou het kunnen zijn dat Klaas, in plaats van 1/5, zooveel als een heele koek thans kreeg, en misschien nog wel meer, want door de uitvindingen van den nieuwen tijd is, voor zoover wij zien kunnen, het productie vermogen van den menschelijken arbeid zoo te zeggen onbegrensd.
Het is u toch bekend, dat thans het arbeidsproduct wordt verdeeld tusschen den grondbezitter, den kapitalist en den arbeider. Wanneer dus het aandeel van den kapitalist wegvalt, dan wordt het aandeel van den grondbezitter en van den arbeider zooveel grooter. En wanneer nu ook de grondbezitter verdwijnt en beiden, kapitalist en grondbezitter, mede gaan werken, dan zal het geheele produkt aan de arbeiders toevallen. Dit zult gij toch met mij een billijker verdeeling vinden dan de tegenwoordige en gij zult toch onmogelijk grondbezitters en kapitalisten, die nu de geheele door den arbeider geproduceerde koek wegnemen en hem als noodzakelijk levensonderhoud een klein stukje van zijn eigen koek teruggeven, als de weldoeners van den arbeider kunnen beschouwen.
Maar da's waar ook, dat zijn economische bespiegelingen en daar houdt de heer Lotsy niet van en ik ook niet.
Dompelen wij ons dus liever dadelijk in de praktijk en zien wij de wereld aan, zooals zij zich aan ons zou vertoonen, wanneer morgen het rente trekken ophield, omdat grond en monopolies in het bezit zijn van de gemeenschap.
Dan zouden, zooals de heer Lotsy heeft ontdekt, een massa menschen arm worden; duizenden ja honderdduizenden zouden niet meer kunnen leven of rijk worden van hetgeen anderen hebben voortgebracht en dus, als zij niet werkten, verarmen.
Nu verzoek ik echter den heer Lotsy en ook den lezer wel in het oog te houden, dat het ‘als een paal vast staat’, dat die honderdduizenden de millioenen guldens, die zij als rente of als loon in inproductieve beroepen trekken, niet zelve produceeren, dat die rente en dat loon niet van zelf ontstaan door op het kapitaal te gaan zitten, even als het kuiken ontstaat uit het ei door het broeijen van de kip, dat
| |
| |
het kapitaal in het geheel geen rente voortbrengt, wanneer het niet door den arbeid wordt gebruikt; dat het aandeel van den kapitalist niets anders is dan een verkleining van het aandeel van den arbeid, dat dus wanneer de kapitalist geen rente kreeg, het aandeel van den arbeider vergroot zou worden precies met het deel, dat de kapitalist nu krijgt, dat de arbeider evenveel meer zou krijgen als de kapitalist minder kreeg.
Welnu de tegenwoordige slechte toestand vindt zijn oorzaak in over-productie of met andere woorden in onder-consumtie, en deze komt daaruit voort dat het aandeel van den kapitalist zóó groot is, dat hij het niet kan verteeren, terwijl de arbeider zóó weinig krijgt, dat, hoewel hij er de grootste behoefte aan heeft, hij geen koopkracht bezit om de overproductie van de markt te nemen.
Wanneer wij nu in aanmerking nemen, dat er 19 arbeiders zijn met onvervulde behoeften, tegenover 1 kapitalist die veel meer heeft, dan hij kan of wil verteeren, dan hebben wij toch waarlijk ‘niet zooveel economische kennis, maar alleen een beetje frischheid in de atmosfeer onzer bovenkamer’ noodig om in te zien, dat, wanneer het aandeel van den kapitalist kleiner wordt en dat van de 19 arbeiders grooter, er in plaats van minder werk, meer vraag naar arbeidskracht zal ontstaan; dat het dubbele loon aan den arbeider hem ook de dubbele koopkracht van thans zal geven en hij die koopkracht dan zal gebruiken om in noodzakelijke behoeften te voorzien, die hij nu niet kan vervullen, waardoor aan over-productie en werkgebrek bij verdubbeling van het loon onmiddelijk een einde zal komen.
Die loonsverhooging kan alleen verkregen worden door verlaging der rente en deze is alleen mogelijk tengevolge van Landnationalisatie. Dit is de reden waarom ieder die arbeidt het grootste belang heeft bij het welslagen van ons streven.
In plaats van handen teveel zouden er dan handen te weinig
zijn om aan de enorm gestegen vraag te voldoen en de ‘drommen, arme renteniers en van hen afhangende lui,’
| |
| |
(waarmede ik nu nog wel medelijden zou hebben, als ik zoo dacht als de heer Lotsy) die hij laat opmarcheeren naar de arbeidsmarkt, zouden daar met open armen ontvangen worden en een drommelsch goed loon kunnen verdienen, want de vraag naar arbeidskracht zou stijgen met het stijgende arbeidsloon.
Ja maar, zegt de heer Lotsy, die arbeiders hebben toch kapitaal noodig om met vrucht te kunnen produceeren, het is een zeer gewichtige factor in de productie en de aanbieding van kapitaal zal uitblijven, als de kapitalist geen rente meer kan krijgen.
Bestaat dan de mogelijkheid niet, mijnheer Lotsij, dat de arbeiders het kapitaal, dat zij noodig hebben om hun arbeid gemakkelijker en meer vruchtdragend te maken, zelve besparen? Kapitaal bestaat immers uit produkten van menschelijken arbeid, die weer medehelpen kunnen tot nieuwe productie. Zoudt gij denken, dat, terwijl tegenwoordig het productie-vermogen van den arbeid onbegrensd is en bij toepassing van Landnationalisatie de grondstof voor allen zou openstaan, er ooit gebrek zou zijn aan kapitaal?
Bestaat niet bij normale menschen het streven om voor vrouw en kinderen, of voor zijn eigen ouden dag, te sparen zoolang het dag is en men werken kan. En zal die drang niet nog veel grooter zijn, wanneer wij weten, dat ons kapitaal alleen door onzen arbeid en niet, zooals nu het geval is, van zelf grooter wordt.
Is het somtijds niet waar, dat onze kapitalisten tegenwoordig zuiniger worden als de rente daalt; wat zullen zij dan zuinig worden en hun kapitaal door arbeid trachten te vergrooten als zij in het geheel geen rente kunnen maken.
En wat zal een man, die kapitaal heeft bespaard en het niet zelf wil gebruiken, met zijn geld (d.w.z. een orderbriefje op de wereldproduktie, dat hij niet direct wil incasseeren) beter doen, dan het in bewaring geven aan de staats- of gemeentebank, die het hem weer uitkeert als hij het verlangt tegen betaling van een kleine vergoeding voor de veilige bewaring?
| |
| |
En wat zal de gemeenschap met dit kapitaal beter kunnen doen dan het weer uitleenen aan den arbeid, tegen terugbetaling in termijnen, om daarmede grond te verbeteren, huizen te bouwen, machines te koopen, waardoor het maatschappelijk kapitaal en daarmede ook de waarde van den grond, die aan allen behoort, wordt vergroot?
De rente bevordert niet het sparen, maar staat het sparen in den weg; het is het middel dat 2% der menschen rijk maakt zonder sparen en dat 98% der menschen belet om te sparen, omdat hen in den vorm van grond- en kapitaal-rente het grootste deel van hun arbeidsprodukt wordt ontnomen.
Wanneer de rente is verdwenen, zal het tijdperk van sparen eerst recht aanbreken en het zal dan een zegen zijn voor de maatschappij. De millioenen van Rothschild, die thans bestaan uit papieren die hun bezitter de macht geven het arbeidsproduct van anderen op te eischen, zullen dan in het niet verdwijnen tegenover de milliarden echt kapitaal, die in de handen der arbeiders zullen dienen om het totaal arbeidsproduct onberekenbaar veel grooter te maken dan thans.
De reden waarom de kapitalist, een kleine vergoeding aan de gemeenschap of aan een privaat persoon zal betalen voor het veilig bewaren van zijn kapitaal, ligt in het feit, dat Flürscheim aanhaalt: ‘Alle Privat kapitalen sind ständig jenen tausend Gefahren ausgesetzt, welche die nicht fundirten Anlage-methoden mit sich bringen.’
Een huis, hoe soliede ook gebouwd, gaat met den tijd achteruit; een machine verslijt, alle menschenwerk is vergankelijk, alle kapitaal waaraan geen arbeid wordt besteed, vermindert, verslijt, vergaat. Die verslijtingspremie moet door den kapitalist betaald worden zoodra het aanbod van kapitaal de vraag overtreft en de kapitalist geen grond of monopolies kan koopen.
Maar zegt de heer Lotsy, ‘het kapitaal komt niet als het niet noodig is, en waarom zou het gevraagd worden’...... ‘In de dagelijksche levensbehoeften werd reeds voorzien vóórdat de zwerm renteniers en van dezen levende lui de arbeidsmarkt bestormden.’
| |
| |
Ik heb reeds aangetoond, dat, zoolang de menschelijke natuur dezelfde blijft, de neiging tot sparen zal blijven bestaan en dat bij het ophouden der rente, het vermogen om te sparen reusachtig zal toenemen, dat dus het aanbod steeds de vraag zal overtreffen, maar dit beteekent volstrekt niet dat niet de behoefte aan kapitaal grooter zou worden en oneindig veel grooter dan thans. Er zou een tijdperk aanbreken van nooit gekende levendigheid in landbouw, industrie en handel, want mijnheer Lotsy, al wordt in onze dagelijksche behoeften voorzien, gij weet of kunt het althans weten, hoe ellendig het gesteld is met de voorziening in de behoeften van 90% onzer medemenschen. Hoe er een schreeuweude behoefte bestaat aan een drievoudige productie van gewone levensbehoeften, als brood, huizen, kleeren, schoenen, waaraan millioenen gebrek lijden, die nog geen weelde zouden hebben als zij het driedubbele kregen van thans.
Zie daartoe eens om u heen of raadpleeg uw statistiek, dat past toch wel voor een man, die niet van economische bespiegelingen houdt en dan zult gij misschien tot het inzicht komen, dat er groote behoefte is aan echt kapitaal, produkten van menschelijken arbeid, die weer kunnen dienen tot nieuwe productie, teneinde in dagelijksche behoeften van millioenen arme menschen te voorzien. En als gij dan verder nadenkt, zult gij misschien met mij inzien, dat het echte kapitaal daartoe noodig alleen daarom niet ontstaat, omdat de voortbrenger den grond niet in gebruik mag nemen en hem zijn arbeidsprodukt, (dat is zijn kapitaal) geheel wordt afgenomen, terwijl hij in het gunstigste geval alleen het noodzakelijk levensonderhoud terug krijgt.
En het kapitaal, dat hem wordt afgenomen, wordt voor het grootste deel niet gebruikt om productiemiddelen te scheppen, maar alleen om papieren te koppen, die zijn bezitter de macht geven het arbeidsproduct van anderen op te eischen, d.w.z. eigendomstitels op grond, rentegevende hypotheken en schuldbrieven.
‘Hoe is het mogelijk,’ vraagt de heer Lotsij, dat men aan
| |
| |
het rentelooze kapitaal zoo'n drang om geplaatst te worden toe kan schrijven.’
Maar, mijnheer Lotsij, gij weet toch, dat wij onder kapitaal hebben te verstaan produkten van menschelijken arbeid: huizen, schepen, machines, kleeren, schoenen, voedsel enz. Wanneer men die dingen nu heeft opgespaard en men kan ze niet verruilen voor grond, hypotheken of rentegevende schuldbrieven, zal men dan - in plaats van er een groot magazijn van aan te leggen en ten deele te laten bederven - ze niet liever afstaan, aan hen die deze dingen noodig hebben (de arbeiders) tegen betaling van geld. Verschaft men op die wijze niet kapitaal aan hen, die het noodig hebben?
En zal dan die opstapeling van edel metaal niet een gevaarlijke speculatie dreigen te worden, zooals ik in mijn artikel ‘over Kapitaal en Rente’ in dit tijdschrift heb aangetoond, zoodat de kapitalist er de voorkeur aan zal geven om zijn kapitaal te brengen naar de staats- of gemeentebank, die het hem weêr uitbetaalt als hij het noodig heeft, ook al moet hij, in plaats van rente te krijgen, een vergoeding betalen voor de veilige bewaring van zijn kapitaal?
In de aanwezigheid van kapitaal en in de wetenschap dat alle produkten van menschelijken arbeid vergankelijk zijn ligt genoeg drang voor den bezitter om zijn kapitaal beschikbaar te stellen voor den arbeid en de produktie.
Deventer, 28 Juni.
|
|