De Nieuwe Gids. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Een verkeerde Richting, door Mr. F.U.C. van Waensinck.Wij Hollanders zijn een rijk volk en een gerespecteerd volk in Europa. Wij hebben een geduchten invloed, wel niet meer zooals in vroegere eeuwen door onze strijdvaardigheid of door de bekwaamheid onzer diplomaten, maar door ons geld. Ons kleine land bezit ¼ deel van de Russische en meer dan ¼ van de geheele Oostenrijksche schuld en bovendien hebben wij nog millioenen bij millioenen geleend aan Italianen, Spanjaarden, Portugeezen, Turken en Egyptenaren, om nog niet eens te spreken van de ontzaggelijke sommen, die wij in Amerikaansche sporen, in Afrikaansche goud- en diamantvelden, in Oostindische koffie- en tabaksplantages hebben gestoken. Wij hebben van 6000 tot 10.000 millioen gulden aan vreemdelingen op rente geleend, waarvan wij jaarlijks 300 tot 400 millioen gulden aan rente trekken en deze goudstroom neemt, dank zij de voorzichtigheid onzer financiers, nog ieder jaar in breedte en diepte toe. 300 a 400 millioen gulden per jaar aan rente maakt ƒ 100 per hoofd voor iederen bewoner van Nederland, dat is ƒ 500 per gezin van 5 personen; daarvan kan men leven als men het zuinig overlegt; dat is een bron van welvaart waarbij vergeleken alle andere weinig beteekenen. En behalve deze | |
[pagina 53]
| |
rente wordt er nog door honderdduizenden in ons land een fatsoenlijk bestaan gevonden in het koopen en verkoopen van die effecten; men staat er verbaasd over hoeveel er in den vorm van commissies en provisie nog aan de effecten wordt verdiend. Het is een nationaal belang deze bron van welvaart steeds ruimer te doen vloeien, het is ons aller plicht de hooge positie, die Nederland als effectenbezittend volk in Europa bekleedt, te versterken en over de geheele wereld uit te breiden. Daartoe moeten alle krachten worden ingespannen, en daarom moet in de allereerste plaats gewaarschuwd worden tegen een noodlottige richting, die bij sommige menschen bestaat en die vooral ook ons praktisch onderwijs overheerscht: om den goederenhandel en de industrie te verheerlijken. Wat al ongeluk heeft deze verkeerde richting over ons land gebracht, hoeveel kapitaal is er door verspild, hoeveel menschen zijn er door ongelukkig geworden. Vraag het aan onze reeders, onze kooplieden, onze winkeliers, onze ingenieurs en technologen van Delft, die met ten deele geleend geld zaken zijn begonnen. Tegenover één die succes heeft staan er tien, die hun eigen geld en dat van hunne geldschieters hebben verloren. Al dat zaken doen is mij allemaal niets waard, zeide een ervaren bankier eens tot mij, en de man had gelijk. Niet alleen, dat die noodlottige richting zoovele individuen te gronde richt, zij ruineert ook de financiën onzer groote steden, drijft de inkomstenbelasting onzinnig hoog op en verjaagt daardoor de rijke menschen, de ziel der stad, buiten hare muren. Amsterdam is hiervan een sprekend voorbeeld. Het heeft kostbare dokken, steigers en handelsinrichtingen gemaakt, die niet gebruikt worden en een kanaal, dat ontzettend veel kost; het heeft zijne financiën geruineerd en waarvoor? Wat heeft Amsterdam ervan geprofiteerd? Niets! De handel en scheepvaart verloopen, de rijken verlaten de stad; de bewoners moeten hooge belastingen betalen en Amsterdam gaat te gronde, wanneer niet gebroken wordt met het dwaze stelsel om geld uit te geven ter bevordering van de scheepvaart, den goederenhandel en de Industrie. | |
[pagina 54]
| |
Daarin toch wordt Amsterdam nooit weêr groot en het is ook nergens noodig voor. In al dat zaken doen zit geen verdienste meer, sedert er geen monopolie prijzen meer kunnen behaald worden, als in den tijd der Oost-Indische Compagnie. Het brengt alleen arm volk in de stad, dat niets bijdraagt in de gemeentebelasting en in den winter schrikkelijk veel aan bedeeling kost.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 55]
| |
Niet in den goederen handel, in scheepvaart of nijverheid is Amsterdam groot, maar in den geld- en effectenhandel en in de speculatie. Al die dure handelsinrichtingen zijn totaal onnoodig. Een uitgebreid telegraaf- en telefoonnet, een mooie, comfortabel ingerichte beurs, een aantal financiers met kennis van hun vak en veel geld, een goed geoefend leger van speculanten met een fijne neus, die hun kapitaal niet vastzetten maar het disponibel houden om van iedere gunstige koers te profiteeren. Dat alleen maakt Amsterdam groot en rijk en machtig. Laat de handelsinrichtingen vervangen worden door inrichtingen van genoegen, welke Amsterdam maken tot een aantrekkelijke woonplaats van rijke lieden die daar aan de beurs kunnen speculeeren. Dan hebt gij de gemeente-finantiën gered | |
[pagina 56]
| |
en het spook der progressieve inkomstenbelasting verjaagd. Alle belastingen kunnen aanzienlijk worden verminderd; rijke lieden zullen naar de stad stroomen en Amsterdam zal dan een stad van geld en een stad van vermaak worden, die haar gelijke niet vindt in Europa. Het is inderdaad moeilijk te begrijpen, hoe ooit verstandige menschen erin hebben kunnen toestemmen, dat de gemeente-financiën geruineerd werden door die kostbare handels-inrichtingen, die niets opbrengen. Wat ik van Amsterdam heb gezegd geldt voor alle steden van ons land. Als men rijk genoeg is om te rentenieren, zooals dit met Nederland het geval is, dan heeft men geen handel en geen industrie meer noodig; wij kunnen die overlaten aan volken, die niet zoo veel geld hebben. Wat doen wij ook met koloniën, die ons niets dan geld kosten. Als Java, Sumatra en Borneo aan Duitschland behoorden, dan konden wij immers even goed als nu de aandeelen in de tabaksmaatschappijen en koffieplantages te Amsterdam aan de beurs verhandelen en er onze dividenden van trekken en dan waren wij bevrijd van alle kosten en lasten, die nu op het moederland rusten. De Duitschers mochten dan op Atjeh passen. Het is onze taak de bankiers van Europa te zijn en daarvoor moeten wij zuinig zijn en op ons tellen passen. In de eerste plaats moet het onderwijs der jeugd daarop gericht zijn; het moet praktisch wezen; de jongens moeten voordeel trekken van de kundigheden op de school verworven; zij moeten daartoe geen natuurkunde, werktuigkunde of scheikunde leeren, welke studie er alleen aanleiding toe geeft dat zij ingenieurs, technologen of fabrikanten worden en daardoor òf zonder tractement rondloopen òf nog erger hun vaders geld verspillen in fabrieksondernemingen, die geen percenten geven; zij moeten de wetenschap leeren, die bij uitnemendheid praktisch is, die aan ieder fatsoenlijk mensch dagelijks te pas komt, die hem groote winsten kan geven en hem vrijwaart voor verliezen; zij moeten op school reeds de fondsenlijst en hare geheimen bestudeeren, ook al worden zij ambtenaar, | |
[pagina 57]
| |
want het tractement is toch zóó laag, dat ieder fatsoenlijk mensch minstens een gedeelte van zijn inkomen uit rente van effecten moet trekken. Niets is voor een mensch zóó noodzakelijk als kennis van de effectenlijst en in de toekomst moet een directeur eener school, niet meer zooals nu, met zijne leerlingen fabrieken gaan bezoeken, maar hij moet van tijd tot tijd met hen naar de Amsterdamsche Beurs gaan; daar kunnen zij praktische levenswijsheid opdoen. Volk van Nederland, wees praktisch en maak gebruik van de voordeelen, die ons land door zijn rijkdom u aanbiedt. Als gij weinig geld hebt, ga dan op een buitentje wonen, met een grooten tuin in een goedkoope, gezonde streek, waar gij uw eigen groenten kunt verbouwen en waar een goede post- en telegraaf-verbinding bestaat, leef zuinig, wordt lid van Eigen Hulp en bestudeer ijverig de effectenmarkt, dan kunt gij een rustig en aangenaam leven leiden en uw vermogen voor uwe kinderen vermeerderen. Laat uwe zonen een baantje zoeken, dat, al brengt het ook niet veel op, u toch nooit geld kan kosten. Als gij veel geld hebt, ga dan te Amsterdam wonen, beleg een deel van uw kapitaal soliede en beproef met een ander deel uw geluk op de Beurs- Dat is de beste wijze om uwen tijd aangenaam door te brengen, uw scherpzinnigheid te toonen en uw vermogen somtijds op verrassende wijze te doen toenemen. Als uitspanning zij u de beoefening der Sport zeer aanbevolen; zij brengt uw stad en uw land in eere bij alle rijke menschen. Aan de gemeente-besturen zoude ik willen toeroepen: Vermijdt alle kosten voor handelsinrichtingen en voor uitbreiding der industrie, die uw stad ontsieren, arm volk, dat bedeeling vraagt, in de stad brengen, en uwe gemeentebelastingen verhoogen. Verfraai integendeel uw stad, leg parken aan met bloemen en fonteinen, verschaf goedkoop bouwterrein, waar renteniers, die kunnen medebetalen in de inkomstenbelasting, nette huizen bouwen; spiegelt u aan het voorbeeld van Nijmegen, waar dit alles is tot stand gebracht | |
[pagina 58]
| |
en de belastingen, dank zij de toevloed van renteniers, zeer matig zijn gebleven. Dan zal ons land een lustwarande gelijk worden, waar sierlijke villa's en nette huisjes elkander afwisselen, waar tevredene en gelukkige menschen wonen zonder vuile fabrieken en hongerige arbeiders, die om geld of om werk bedelen. De overtollige arbeiders (men kan toch niet eischen dat wij hen zullen onderhouden wanneer wij hen niet noodig hebben) zullen op staatskosten of door vrijwillige inschrijvingen van de goede burgers naar een ander land moeten verplaatst worden. Dit is het beste wat men voor die menschen doen kan. Men moet rekening houden met den feitelijken toestand en zeker is het, dat het middel om rijk te worden bestaat in zuinigheid en overleg, door zijn geld soliede en verstandig te beleggen, en dat het roekeloos zaken doen in handel en industrie de grootste gevaren met zich brengt en door alle soliede menschen moet gemeden worden. Daarom nogmaals ernstig gewaarschuwd tegen de verkeerde richting, om de handel en de industrie te verheerlijken; dolle drijvers, door sommigen energieke menschen genoemd, hebben daardoor velen, zoowel privaat personen als gemeenten, geruineerd. |
|