De Nieuwe Gids. Jaargang 4
(1889)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Kunst.Les monuments et bas-reliefs égyptiens du Musée d'Antiquités des Pays-Bas à Leide, photographiés par J. Jessurun de Mesquita. Premier volume de 20 photographies. Ziehier een uitgave die voor onze artistieke beschaving meer zegt dan de verkeerdelijk als kunst-verschijnselen geprezen uitgeversspeculaties van de laatste tien jaren te samen. Al zijn het geen producten van vaderlandsche etsers naar vaderlandsche schilderijen in het vaderland gedrukt met bijschriften van vaderlandsche auteurs, vol vaderlandsliefde aangeprezen, al zijn dit maar simpele fotografische afbeeldingen van vreemde monumenten, zoo legt toch deze portefeuille een gunstiger getuigenis af van wat er op 't oogenblik bij ons wezenlijk wordt voor kunst gevoeld, dan Holkema's Moderne Kunst in Nederland, Sijthoffs Hedendaagsche schilders, de Distel en de geillustreerde van Lennep bij elkaar. Met den grootsten eerbied voor ons illustre voorgeslacht van Rembrandt, van der Meer en Hals, en met groote liefde voor onze tijdgenooten Israëls en de Marissen, ja juist òm dien eerbied en die liefde zijn we met ons voelen en begrijpen geen tamme provincialen gebleven in de groote wereld der kunst. We vinden een leelijke ets niets minder leelijk omdat | |
[pagina 258]
| |
zij op Hollandsch grondgebied werd vervaardigd, en een Japansch brons is ons niet minder lief omdat wij leven in een christen-maatschappij. Ziehier nu eens niets gedaan om iemand te gerieven; daar is geen liefhebberij publiek dat om der wille van het debiet naar de oogen is gezien. Een artistiek fotograaf van een merkwaardigen flair komt in 't Egyptisch museum te Leiden (waarheen in den laatsten tijd door verscheiden Amsterdamsche artiesten een tocht werd ondernomen), en maakt er met overwinning van groote moeielijkheden een reeks fotografiën, omdat hij er lust in heeft afbeeldingen te maken van dingen die hij mooi vindt. En nu is hier niet alleen de intentie zeer zuiver, ook in 't goed voltooid hebben van zulk een werk ligt meer verdienste dan men zou meenen. Vooreerst heeft de heer Mesquita gekozen, niet wat hij merkwaardig dacht of zeldzaam wist, maar ronduit wat hij mooi vond. En dan: de monumenten staan in Leiden hot en haar door elkaar, onvoldoende verlicht, of van alle kanten verlicht; iemand dus die hier bête-weg aan 't fotografeeren ging zou slecht uitkomen. Nu zijn de onderhavige foto's in twee soorten te onderscheiden. Ten eerste zijn de reliefs en beelden waarvan genoeg afstand was te krijgen, voor zoover mogelijk van hun plaats gehaald en met een ongemeenen takt verlicht door 't afsluiten van vensters, reflecteeren met witte lappen, en 't maken van een passenden fonds. Men moet in 't Leidsch museum werkzaam zijn geweest om de sympathieke welwillendheid van den geleerden conservator te kennen, die zulk een wijze van werken mogelijk maakt. De Basilicogrammaat is gefotografeerd op een moment dat de zon den kop kranig verlicht, en het onderste gedeelte van het beeld in een grooten rustigen toon stond. Nu mag men wel vinden dat deze dingen voor de hand liggen, maar ik vraag alleen welk fotograaf heeft zulk een groot begrip. Nog altijd worden er dagelijks duizende stom genomen koppen afgeleverd door lieden die niets weten als hoe men een plaat prepareert. Zelfs aan 't kleuren van hun afdrukken wordt door de fotografen en vogue geen de minste zorg | |
[pagina 259]
| |
besteed. De heer Mesquita verlost ons ook van de ellendige aniline-kleur der meeste Hollandsche fotografiën en geeft b.v. van den grooten priester (détail d'un stèle) een zeer mooi gekleurd lichtbeeld. Maar een groote moeielijkheid was te overwinnen bij de vastgemetselde reliefs die niet van hun plaats konden en waar geen behoorlijke afstand van was te krijgen, en hier heeft de fotograaf, naar 't schijnt, gebruik gemaakt van een ingenieuzen kunstgreep. Hij heeft gedaan zooals straatjongens doen, die, door een dubbeltje in een papiertje te wikkelen, en het dan over potlood te slijpen, op het papier een afbeelding van het dubbeltje krijgen. Door namelijk voor de reliefs en creux een vel papier te houden en er dan 'n zeemenlapje met doezelkrijt over te vegen; zoo pakte de fonds 't doezelkrijt, en de insnijdingen bleven wit op 't papier zoodat er een juiste negatieve afdruk van de relief kwam, waarvan gemakkelijk een goed beeld kon gefotografeerd worden. Deze indirecte fotografiën hebben iets zeer bizonders. De omtrekken worden zwaar en ongenuanceerd als breede kooltrekken; men ziet geen lichtvalling op de figuur. De lijnen en vormen worden onder de breede doezelvegen gezien als door een wilden sluier, en het grein van 't bedoezeld papier werkt nog als een temperend gaas. In dat gevibreer staan die globale grijze lijnen breed en fantastiesch. De fotografiën van deze soort zijn door de afwezigheid van treffende détails mooier van geheel dan die direkt naar de reliefs zijn genomen, maar ze zijn niet voor concrete afbeeldingen van die monumenten te nemen, omdat ze niet weergeven het harde van dingen die kras in marmer, graniet, bazalt of albast zijn gehakt, maar ze zijn door het groote, vage, onstoffelijke als prachtige dissolving-views van een gedroomd, woest, Redontiesch Egypte. Maar hoe hoog ook daardoor deze indirecte afbeeldingen mogen gesteld worden, een enkele figuur verdiende een nauwgezetter fotografie, en ik vertrouw dat de Heer Mesquita in een volgend deel nog wel een détail-beeld zal geven van den zingenden harpenaar, waarvan de prachtige, devote, blinde, kale kop zoo verrassend subtiel van expressie is. | |
[pagina 260]
| |
Men kent den plechtigen lijkzang dien hij zingt. In metriesch Engelsch vertaald luidt de aanhef:
Ga naar voetnoot1) ‘The great one is truly at rest,
the good charge is fulfilled.
Men pass away since the time of Ra,
and the youths come in their stead.
Like as Ra reappears every morning,
and Tum sets in the horizon,
men are begetting,
and women are conceiving.
Every nostril inhaleth once the breezes of dawn
but all born of women go down to their places.’
Het bezit van een werk als van den Heer Mesquita kan groot genot geven. Meer nog dan bij een afgepast bezoek aan een doodsch museum, waar men allicht minder gedisponeerd zijnde nog vervolgd wordt door het gekakel van een explikeerenden kustos, kan men 's avonds in eigen interieur vatbaar zijn voor de ondagelijksche indrukken van de Egyptiesche reuzenkunst. De artistieke fotogrammen suggereeren ons bij kalm bekijken, eer dan de in 't heerenhuis op de Breestraat zoo zonderling op elkaar geplakte origineelen dat vermogen, een algemeene impressie van den aard dier onwrikbare ras-geloovigen die met hun machtig denken aan het eeuwigdurende hun scheppingen dachten voor een andere wereld, het bestemmingsoord voor hunne dooden, wien zij aan den stillen woestijnzoom afgelegen graf kamers bouwden. Rondom in die duistere graven beitelden zij langs de vlakke kalksteenen wanden met star-gestuwde hand, taaigegrifte groeven uit tot grootsche, karig geordonneerde kailonaglyfen, waarop in rijen van barre, strenge figuren de veldslagen en triomftochten en offers en begrafenis-plechtigheden | |
[pagina 261]
| |
hunner heerschers staan verbeeld als plechtstatige vertooningen door majestueuze flegmatieke automaten, allen gelijkelijk gerekt van bouwsterotiep, de bizar gekapte koppen van ter zijde, de hoekige schouders dwars naar voren gekeerd, de lendenen rank, met strak uitstaande korte schenti's de beenen schrijdend, en de armen met waardigheid gesticuleerend, de een na den ander in zijn stellig doen vastgezet met een immense schoonheid van groote lijn. En impozanter nog hebben zij uit zwaar te wentelen rotsblokken tot vervaarlijke gestalten de massieve statuen uitgehouwen van hunne grooten, die vereeuwigd door het zware zwoegen van hun eerbiedige kunstenaars-knechten, met vaste mummie-achtig aaneengehouden lichamen gezeten zijn in hun porfieren onverzettelijkheid, ons uit een kaal, bol sfinx-gelaat, breed van neusvleugels en plat van lippen, met amandeloogen indolenthoog aanstarend als geslepen koele kolossen, geknot door een godenwrok, van een grooten planeet neergesmakt in dit ondermaansche; onverstoorbare giganten verdwaald in de pygmeeënwereld van dit wrak geslacht, waar slappe zoetsappigheid hen onschoon heeft geheeten, hen die heerlijk zijn door sterkte boven mate. Hun koningen en hunne dooden heeft het aloude koppige volk van den Nijloever duizenden van jaren vergood met aristocratisch-barbaarschen eerbied, - in hun overweldigende monumenten hebben zij de statige getuigenis gelaten van dat geweldig, ingeworteld, barsch ontzach.
J. Staphorst. |
|