De Nieuwe Gids. Jaargang 2
(1887)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Varia.Nederlandsche Scheikunde. In de vorige aflevering van de Nieuwe Gids werd met blijdschap melding gemaakt van een nieuw scheikundig tijdschrift, waarin Holland een grooten rol speelde en vermoedelijk nog spelen zou. Het laatste nommer komt het uitgesproken vermoeden bevestigen. Het bevat een mededeeling uit het Amsterdamsch Laboratorium, die nergens zoo goed op haar plaats is, als in een der eerste afleveringen van een tijdschrift, gewijd aan algemeene chemie. Wel is waar, werden de voornaamste feiten, in deze mededeeling vermeld, kort te voren gepubliceerd in andere periodieken, doch het nieuwe tijdschrift bevat over deze zaak het eerst een uitgewerkt en gecomponeerd artikel. De belangrijke zaak is: het constateeren van een zuiver scheikundig overgangspunt. - Overgangspunt heet de temperatuur, waarboven een materieel systeem alleen in den eenen, waarbeneden het alleen in den anderen, waarbij het in beide vormen kan bestaan. Zoo is het vriespunt van water een overgangspunt; want daarboven heeft men vloeibaar water, daarbeneden (in stabielen toestand) enkel ijs, en alleen bij het vriespunt kunnen water en ijs naast elkander zijn. Ga naar voetnoot1) Het bestaan van overgangspunten was reeds aangetoond in gevallen, welke nader tot het gebied der scheikunde kwamen | |
[pagina 322]
| |
dan het gewone vriespunt. Zoo zijn er temperaturen, die de verschillende kristalvormen scheiden, welke een stof kan aannemen. Op een merkwaardig geval van dien aard heeft Amsterdam aanspraak. Andere, half chemische, half physische overgangspunten, waren reeds lang bekend bij lichamen, die bij hun vastwording water binden. Zulk een overgangspunt is o.a. door Dr. Bakhuis Rooseboom beschreven, en op zoodanige wijze, dat men hem voor een Amsterdammer zou houden, wanneer men hem niet als Leidenaar kende. Doch bij deze gevallen rees vaak van den kant der physici het bezwaar: bij al deze overgangspunten splitst een samengesteld lichaam zich in min of meer samengestelde groepen, doch wisselwerking, uitwisseling tusschen de bestanddeelen dier groepen is er niet, en dus is het verschijnsel van natuurkundigen aard, terwijl een echt scheikundig overgangspunt, waarbij uitwisseling tusschen bestanddeelen van samengestelde groepen, tusschen atomen van moleculen zou geschieden, nog nooit is gevonden. Ergo, het chemische overgangspunt demonstrandum est. Zoo sprak menige physicus, wien men die terughoudendheid niet kan ten kwade duiden. Want waarom was nog nooit eens een echt scheikundig overgangspunt gevonden, waar niemand iets tegen in kon brengen, terwijl, zoo er sprake van was, er niet één, doch ontelbaar vele moesten bestaan; want wat is een meer algemeen scheikundig verschijnsel, dan juist de omwisseling tusschen de bestanddeelen van twee of meer moleculen? Edoch, wie bekend is met het Amsterdamsche Laboratoratorium, weet dat het daar niet ‘mit rechten Dingen’ toegaat. Er zweeft daar iets mystisch, iets daemonisch in de lucht. En dat daemonische is het geloof van prof. Van 't Hoff, - men zou het haast bijgeloof noemen, indien de uitkomst hem niet zoo vaak gelijk gaf - het geloof, dat zijn grondgedachte, de analogie tusschen chemische en physische verschijnselen, juist is. Ja, de experimenteele bezwaren om het verlangde geval te vinden, zijn groot, - dat kan een ieder begrijpen, die het besproken artikel leest; doch | |
[pagina 323]
| |
prof. Van 't Hoff was er vast en stellig van overtuigd, dat als hij op zijn onderzoekingstochten maar eens een geschikt hoekje van de natuur aantrof, dan zou hij daar de overgangspunten bij hoopen vinden; daar zouden ze u zoo maar over de laarzen kruipen. En inderdaad heeft de daemon prof. Van 't Hoff naar een niet onvruchtbaar plekje geleid. Er was daar een overgangspunt, zóó treffend, zóó mooi - men zou het in een doosje zetten, en aan alle physici ter bezichtiging sturen. Er is reeds een doosje in omloop geweest, doch het mooiste is de laatste aflevering van het nieuwe tijdschrift. Nederland mag het doosje een eereplaats geven in zijn scheikundig cabinet.
Schrijver dezes meende dit feit niet te mogen voorbijgaan; doch hij kan het bovenstaande moeilijk onderteekenen, indien hij niet bekende, op de ontdekking van het overgangspunt niet meer aanspraak te hebben, dan Eckermann heeft op de schepping van Wilhelm Meister.
Mei '87. Dr. Ch. M. van Deventer.
| |
De Revisor van Gogol. Ga naar voetnoot1) - Zet een gevoelig, gemoedelijk man, die schik in de menschen heeft en een goede gewoonte van om zich zien, - een man, met een kalm verstand en genoeg ondervinding van het leven om op 't dágelijksch leven neer te zien, - zet zoo iemand, als hij aanleg heeft voor schrijven, in een Russische provinciestad, op het oogenblik, dat regeeringsbeambten en families in beroering gaan gebracht worden door een stuk of wat grappige toevalligheden, - dan is er kans dat door dien man een blijspel gemaakt zal worden, in den trant van den Revisor van Gogol.
In een stadje, waar een Russisch Gouverneur, met rechter, onderwijzer, directeuren van gasthuis, postkantoor en gevan- | |
[pagina 324]
| |
genis en ál hun families en vrienden een vroolijk jongmensch uit Petersburg aanzien voor een incognito gekomen regeerings-beambte, - bewegen intrigeerende officianten, verliefde moeders en dochters, aanklagende en omkoopende kooplui zich bedrijvig als in 't leven, dooreen, met, bij ál hun verschillende bedoelingen, de eene, die hun allen gemeen is: vriendjes te worden met den vroolijken Frans, die, arm als de mieren, uit Petersburg gereisd is, en nu achter elkander de aanklachten, lasteringen en doodsangsten van beambten en kooplui moet bijwonen, met de moeder zoo hard koketteert als met de dochter, zich verlooft met de laatste, en met postpaarden en zakken vol geld haast den tijd heeft om thuis te wezen, eer de postdirecteur ontdekt dat de Revisor incognito, aanstaande Goeverneurs-schoonzoon, een arme bliksem is uit Petersburg. De vertaling van dit blijspel is zoo goed dat ze niet den indruk maakt een vertaling te wezen. De menschen hebben als ze spreken het voorkomen de menschen te zijn, die ze moeten verbeelden. Beter kan het niet geweest zijn in het oorspronkelijk. Zooals een vertaalde geestigheid veelal geen geestigheid meer is, zoo is een vertaald blijspel dikwijls geen blijspel meer. Als de toestanden van den Revisor niet Russisch waren zou dit vertaalde blijspel voor een oorspronkelijk door kunnen gaan. Deze vertaling door Niko en Tony is niet de eenige, maar wèl de beste vertaling van den Revisor van Gogol.
V. |
|