lieten dansen en rekten op en neer
tot bochtige krullende vormen.
De vlaggetjes der boot fladderden steeds door, als twee rijen
gevangen vlinders en groetten de gasten die naderden en hun armen uit de verte
wijzend naar hen richtten.
Onder het langzaam golvende, grijze zeildoek, dat een goud-donkere
schaduw op het dek wierp, bewogen zich reeds eenige heeren en dames, die de
aankomenden tegenwenkten met de vlakke hand en, met het hoofd naar achter, en
vooruit gestoken kin, een glimlach lieten zien.
Eindelijk verscheen de bruidegom, aan den arm zijne bruid voerende,
die met een boeket in de rechter hand, lachend de stilstaande aandachtige
menschen van het dek toeknikte, terwijl de bruidegom, een jong mensch met
horizontaal gestreken snorren, het hoofd boog voor de tegenwaaiende wolk van
hulde. Eenige genoodigden volgden nog en nu werden er handdrukken gewisseld en
de korte volzinnen der kennismaking gemurmeld. Jongelui die aan meisjes werden
voorgesteld bogen en gingen, uit de gewoonte der wellevendheid, dichter bij hen
staan, spraken over het mooie weêr en de aangroeiende warmte en vroegen
naar hunne woonplaats. Hier of daar had een heer zijne dame aan het lachen
gebracht, doch de meesten slaagden er niet in, die nu onmerkbaar van hunne
dames scheidden en naar meerdere homogeneïteit zochten. De oudere dames,
allen in het zwart, zaten stil te praten en zochten acht te geven op de
bewegingen der jonge ledematen. Aan enkele handen slingerden nog-dichtgevouwen
waaiers.
Op het achterdek blies nu een troepje muzikanten, met dof-roode
gezichten en platte ronde petten, in glimmend geel koperen instrumenten, het
studentenlied Io vivat! De heeren namen de hoeden af en zongen meê,
terwijl de dames onderzoekende blikjes langs de gezichten en kleeren der heeren
lieten glijden.
Ondertusschen, zonder dat iemand het gemerkt had, was het schip
vooruitgegaan en de stuurman keek bedaard in de verte strak voor zich uit en
bewoog zijn lichaam beurtelings