| |
| |
| |
| |
J.K. Huysmans, door Arij Prins.
De werken van dezen artist worden slechts door weinigen begrepen,
wijl zij hooge, moeielijke kunst zijn.
Het groote publiek, voorgelicht door onkundige critici, zonder
kunstenaarsziel, die angstvallig gekeerd zijn tegen elke nieuwe uiting,
beschouwt
Huysmans als een soort van letterkundigen anarchist,
die het ‘schoone’ tracht omver te werpen, en met voorliefde in het
onreine wroet.
De volbloed naturalisten daarentegen duiden het hem euvel, dat hij
in
A Rebours der werkelijkheid ontrouw is geworden,
en in des Esseintes eene onmogelijke, onbestaanbare persoonlijkheid heeft
gegeven.
Maar voor ‘les raffinés’, die noch aan het
onderwerp, noch aan een school hechten, is Huysmans laatste roman de
meesterlijke droom van een verfijnd nerveus artist.
Dit verschil van meening, waardoor bewezen wordt dat iedereen,
hetgeen zeer menschelijk is, zich het meest voelt aangetrokken tot die werken,
welke met zijn temperament in overeenstemming zijn, heeft mij er toe gebracht
den arbeid van een artist te ontleden, die, alhoewel van nederlandsche afkomst,
in ons vaderland bijna geheel onbekend is.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . | |
| |
Huysmans behoort niet tot die kunstenaars, wier talent slechts naar
een kant sterk ontwikkeld is, slechts één overheerschende
eigenschap heeft, waardoor het gemakkelijk is hunne werken te analyseeren.
Integendeel bij een nauwgezet bestudeeren zijner romans ontdekt men steeds
nieuwe zijden van zijn talent. Deze veelzijdigheid, deze aaneenschakeling van
schoone eigenschappen, welke men slechts bij eerste rangs artisten aantreft,
verzwaart de critiek, en is een der hoofdoorzaken, dat Huysmans bijna immer
verkeerd beoordeeld wordt.
De meeste lieden, hun oordeel grondend op het stoute, krachtige
realisme, dat in Huysmans' werken doorstraalt, hebben hem bij Zola vergeleken,
en zelfs gezegd dat hij hem navolgde. Dit is eene grove dwaling.
Zola verheerlijkt zijn tijd in de bewonderenswaardige serie der
Rougon Macquart, het groote letterkundige monument dezer eeuw. Hij schildert
met breede, krachtige lijnen en sterke kleuren alle lagen der maatschappij. En
ofschoon de voorvechter van het naturalisme, wordt hij dikwijls door vroegere
lectuur en denkbeelden tot het romantische aangetrokken, waardoor menig
bladzijde in zijn romans - vooral in Germinal - in tegenspraak met zijne
kunstbeginselen is.
Huysmans, die trouwens jonger is, staat in het geheel niet onder den
invloed der romantiek. Hij mist de verbazingwekkende kracht en het
overweldigende van
Zola, maar is daarentegen fijner, nerveuser en dringt
dieper door in de aandoeningen zijner personen.
Zeer zelden behandelt hij ook een grooten kring van menschen,
meestal teekent hij enkele personen, doorgaans zelfs in eene beperkte omgeving.
- En als hij de behoefte gevoelt het moderne Parijs te ontvluchten, dat hij met
smartelijke volharding bestudeert, droomt hij in A Rebours eene ideale
woning, waarin zich de ziekelijke des Esseintes beweegt, die door zijne
aandoeningen en denkbeelden op de uiterste grens van het menschelijke
staat.
Eveneens is er groot verschil in de taal van beide schrijvers.
Zola's zinnen zijn machtig, zwaar gebouwd, vallen als | |
| |
mokerslagen
neder, en alhoewel hij over een rijken woordenschat beschikt, blijft hij
eenvoudig, zelfs verstaanbaar voor vreemdelingen. - Huysmans bewerkt, ciseleert
zijne zinnen meer, tracht evenals
Flaubert, de allerfijnste indrukken weder te geven, en
om dit te bereiken bedient hij zich van nieuwe, ongekende uitdrukkingen, of
graaft, zooals in A Rebours, oude vergeten woorden op.
Bij Huysmans geniet men reeds bij het lezen van enkele regels; bij
Zola staat men vol bewondering voor een bladzijde.
Groot onderscheid is er ook in den grondtoon hunner werken. Beide
kunstenaars zijn pessimisten, maar in verschillenden graad.
Zola is vol medelijden, milder, dikwijls zelfs optimistisch, want
hij bewondert onze eeuw en ziet met groot vertrouwen de toekomst tegemoet.
Huysmans verfoeit, verafschuwt onzen tijd en schaart zich naast
Edm. de Goncourt, die van le menaçant avenir
promis par le petrole et la dynamite spreekt. (Zie voorrede van
Chérie.) En in al zijne werken bespeurt men, dat
hij van het ellendige, het doellooze, het nietige van ons bestaan overtuigd
is.
In de meesterlijke studie, die de groote fransche criticus
Emile Hennequin over
Le Pessimisme des Ecrivains heeft geschreven,
zegt hij:
‘Comme la rose et comme l'orchidée double, l'homme
supérieur, l'artiste, l'homme de lettres est un monstre, un être
factice et délicat, incomplet en certaines parties, anomalement
developpé en d'autres. Il est constitué d'une façon
spéciale, à la fois maladive et admirable, dans son intelligence,
sa sensibilité et sa volonté; les émotions qu'il
élabore en livres, le soumettent à certaines necessités de
letères; il occupe dans la société, à la quelle; il
demeure extérieur et étranger, une position nécessairement
douloureuse.’
Daarop bewijst Hennequin, dat de zenuwen van zulk een bersoon, die
voortdurend van alles indrukken ontvangt, welke aan gewone gezonder schepselen
onbekend zijn, door den zwaren arbeid, verbazend prikkelbaar en overspannen
worden. | |
| |
En verder steunend op
Herbert Spencer, die in zijne
Principes de psychologie heeft verklaard, que
toute impression médiocre et salutaire est agréable, toute
impression extréme et nuisible douloureuse, toont hij aan welke de
oorzaken zijn, dat de artist aux fibres delicatement vibrantes, au lieu
d'être affecté, vivement mais également, par les sensations
agréables et les douloureuses tend plutôt à s'assimiler ces
dernières et transforme même les jouissances en sources de
peine.
Aan Hennequin komt dan ook door deze studie de eer toe, duidelijk te
hebben uiteengezet hoe het komt, dat bij de moderne schrijvers als
Flaubert,
Zola,
de Goncourt en
Huysmans, aangename indrukken tot donkere, smartelijke
bladzijden worden omgezet, en dat het onaangename zelf nog zwarter wordt
gemaakt,
Van dit viertal auteurs heeft Huysmans deze eigenschap zeker in de
sterkste mate.
Door de omstandigheden genoodzaakt in aanraking te komen met eene
maatschappij, die hij verfoeit, tot aan den hals gedompeld in de ellende van
het dagelijksche bestaan, hebben alle ontberingen en onaangenaamheden, die hij
heeft leeren kennen, hem smartelijk getroffen. Niet één schrijver
heeft dan ook zoo juist en scherp de aaneenschakeling van kleine misères
(die zulk een plaats in ons leven innemen) opgemerkt, geanalyseerd en
weergegeven.
In het zoo zeldzame werkje
A. Vau l'eau toont hij aan welk een treurig leven
de meeste ongehuwde heeren leiden, in
L'Obsession hoe landerig men zich na enkele
rustdagen gevoelt, en in het meesterlijke hoofdstuk VIII van
En Ménage beschrijft hij den onaangenamen
dag, die voor menschen met een zwak gestel op een ‘nuit blanche’
volgt. Maar Huysmans is nog dieper in de ellenden van het huishouden, het
huwelijksleven en collages, doorgedrongen, en juist wijl zijne opmerkingen zoo
menschkundig zijn, zoo geheel overeenstemmen met hetgeen wij zelf ondervinden
en gevoelen, treffen zij ons dieper, dan de werken waarin groote catastrophen
worden behandeld, en kwalen worden beschreven, die wij als toeschouwers uit de
verte bezien. | |
| |
En het hierboven aangegevene is er ook de oorzaak van, dat Huysmans
dit alles op pessimistische wijze beschrijft. Om slechts een voorbeeld aan te
halen, volgt uit
En Ménage een gedeelte van een gesprek
tusschen den letterkundige André Jayant en den schilder Cyprien
Fibaille, waarin eerstgenoemde mededeelt waarom hij getrouwd is:
‘Je me suis marié parfaitement, parce que ce moment
là était venu, parce que j'étais las de manger froid, dans
une assiette en terre de pipe, le diner apprêté par la femme de
ménage ou la concierge. J'avais des devants de chemise qui
baîllaient, et perdaient leurs boutons, des manchettes fatiguées -
comme celles que tu as là, tiens - j'ai toujours manqué de
mèches à lampes et de mouchoirs propres. L'été
lorsque je sortais, le matin, et ne rentrais que le soir, ma chambre
était une fournaise, les stóres et les rideaux étant
restés baissés à cause du soleil; l'hiver c'était
une glacière sans feu, depuis douze heures. J'ai senti alors le besoin
de ne plus manger de potages figés, de voir clair quand tombait la nuit,
de me moucher dans des linges propres, d'avoir frais ou chaud suivant la
saison. Et tu en arriveras là, mon bon homme; voyons sincèrement,
là, est ce une vie que d'être comme j'étais et comme toi,
tu es encore? est ce une vie que d'avoir le coeur perpétuellement
barbouillé par les crasses des filles; est ce une vie que de
désirer une maîtresse lorsqu'on n'en a pas, de s'ennuyer à
périr, quand on en possêde une, d'avoir l'âme à vif
quand elle vous lâche, et de s'embèter plus formitablement encore
quand une nouvelle vous la remplace? Oh non par exemple! Bêtise pour
bêtise, le mariage vaut mieux.‘
Hoe somber, troosteloos deze woorden ook zijn, zal toch zeker
menigeen er de treffende waarheid van inzien.
Dikwijls ontdekt men in het werk van een kunstenaar hoedanigheden,
die, ofschoon schijnbaar met elkander in strijd, toch uit zijn temperament
voortvloeien en elkaâr de hand reiken. Zoo ook bij Huysmans, die tegelijk
pessimist en humorist is. Zijn humor heeft echter niets gemeen met die der
| |
| |
engelsche en duitsche schrijvers. Het grof belachelijke mist men;
Huysmans is daarvoor een te fijn gevoelig artist. Om een banale
couranten-uitdrukking te bezigen: ‘hij brengt de lachspieren niet in
beweging’, maar bij enkele personen, bij enkele scènes geniet de
geest door de fijne trekjes en zuiver geestige teekening. - Een uitstekend
geslaagde figuur is in dit opzicht Mélanie, de goedige wauwelende
dienstbode van André Jayant.
En enkele maal, zooals in de schildering van Gingenet uit
Marthe, een schreeuwerige drinkebroêr,
denkt men aan de koddige figuren van
Brouwer en
Ostade. - Daardoor verraadt
Huysmans, dat hij van hollandsche afkomst is.
Gesproten uit een geslacht van schilders - zijn vader en grootvader
hanteerden het penseel en in de Louvre hangen zelfs doeken van een zijner
voorzaten - is het niet te verwonderen, dat Huysmans als beschrijvend artist
zeer hoog staat. Met verbazende juistheid en fijn gevoel voor kleur, weet hij
den ontvangen indruk van een landschap of stadsgezicht in woorden weer te
geven, en zijne beschrijvingen zijn meestal zoo krachtig, dat men ziet hetgeen
op het papier is gebracht.
Vurig bewonderaar der oud-hollandsche meesters, heeft Huysmans
menigmaal getracht datgene te geven wat zij hebben gepenseeld, o.a. in de
meesterlijke kermisbeschrijving in
Les Soeurs Vatard.
Met voorliefde schildert hij ook de kwijnende landschappen met
halfdoode boomen en bleek, ongezond gras, welke Parijs omringen,
of typige oude buurten met smerige, hooge huizen, waarin eene levendige,
handeldrijvende bevolking woont. Verscheidene dezer beschrijvingen zijn
heerlijke vondsten, want geen artist heeft meer dan Huysmans in alle hoeken en
gaten van de groote stad rondgesnuffeld.
Een ander maal, en dit is voornamelijk in den laatsten tijd het
geval, verlaat hij de realiteit, en geeft in enkele geniale bladzijden den
indruk weder, die de etsen van
Odilon Redon op hem hebben gemaakt, of wel beschrijft in
A Rebours de schilderij van
Gustave Moreau: Salomé dansend voor Hérode:
| |
| |
Ses seins ondulent et au frottement de ses colliers, qui
tourbillonnent, leurs bouts se dressent; sur la moiteur de sa peu les diamants
attachés, scintillent; ses bracelets, ses ceintures, ses bagues crachent
des entincelles....
Deze beschrijving wedijvert in schoonheid met de heerlijke
bladzijden in Salammbo.
Van groote kracht, gepaard met eene soberheid in woorden, getuigt de
wijze waarop de inval der Hunnen wordt geschilderd (A
Rebours, pag. 46).
‘Tout disparut dans la poussière des galops, dans la
fumée des incendies. Les tenèbres se firent, et les peuples
consternés tremblèrent, écoutant passer avec un fracas de
tonnerre l'épouvantable trombe. La horde des Huns rasa l'Europe, se rua
sur la Gaule s'écrasa dans les plaines de Châlons ou Aétius
la pila dans une effroyable charge. La plaine gorgée de sang, moutonna
comme une mer de pourpre, deux cent mille cadavres barrèrent la route,
brisêrent l'élan de cette avalanche qui deviée, tomba,
éclatant en coups de foudre sur l'Italie ou les villes
exterminées flambèrent comme des meules.’
In deze bladzijden gevoelde
Huysmans de behoefte het moderne leven den rug toe te
keeren en zich in vroegere tijden te verplaatsen, waarin zijn phantasie in alle
vrijheid kon ronddwalen.
| |
II.
Zooals gezegd, hebben de hollandsche schilders der
XVIIe eeuw een grooten invloed op dezen artist uitgeoefend. Voor
hunne doeken, die in de Louvre hangen, gevoelde hij den aandrang in zich
ontwaken met de pen te geven wat zij hebben geschilderd, en hij schreef daarop:
Le Drageoir aux Epices, een dun, thans uiterst
zeldzaam werkje, vol korte beschrijvingen. Deze stukjes, waarvan enkelen o.a.
La Ritournelle later in de
Croquis Parisiens zijn opgenomen geworden,
| |
| |
zijn over het algemeen vrij middelmatig. De schrijver aarzelt nog,
weet nog niet welken weg hij zal opgaan - het is echter niet te loochenen, dat
zijne voornaamste eigenschappen, hoewel zwak, reeds in dit boekje zijn te
onderkennen.
Veel hooger staat
Marthe, eene krachtige, ware studie, die een
flink succès had, dank zij den dwazen maatregel van het fransche
gouvernement dit werk, in Brussel uitgekomen, op de lijst der verboden boeken
te plaatsen.
In dit boek, geschreven voor Nana en La fille Elisa,
heeft Huysmans het eerst van alle moderne schrijvers de publieke vrouw zonder
sentimentaliteit, in al hare ellende en met al hare goede en slechte
eigenschappen geteekend. En juist wijl het beeld zoo streng, zoo droevig juist
is en daardoor niets aantrekkelijks en verleidelijks heeft, behoort
Marthe tot de hoogst zedelijke werken.
Hare geschiedenis is niets dan de verkondiging van de treurige
waarheid, dat de vrouw, die zich eenmaal op het hellend vlak heeft begeven,
onverbiddelijk naar omlaag gaat en steeds dieper en dieper zinkt.
Uit zucht naar weelde en genot, uit overgeërfde luiheid gaat
zij een los leven leiden, heeft verscheidene minnaars, belandt uit armoede in
een verdacht huis, hetwelk zij vol walging ontvlucht, heeft weder eenige
minnaars en komt ten laatste op nieuw en nu voor goed in een lupanar
terecht.
Ofschoon de taal een weinig gewrongen is, en men Marthe geen
‘rijp’ kunstwerk kan noemen, vindt men evenwel in dit werk
uitstekende gedeelten, die van een niet gewoon talent getuigen.
In
Les Soeurs Vatard is de artist tot zijn volle
ontwikkeling gekomen. Men heeft over dezen roman, die het meest van al zijne
werken bekend is, verbazend veel lawaai gemaakt - enkele woorden en zinnen uit
hun verband gerukt, en daarmede willen aantoonen, dat nog nooit een schrijver
zoo ruw en onbehoorlijk is geweest. Dit zelfde is ook aan Zola verweten, maar
daar men hem thans niet meer durft aanvallen, wordt in woorden vol gehuichelde
bewondering over zijne werken gesproken, en tegelijk - ten bewijze | |
| |
dat men onbevooroordeeld en vrijzinnig is - aan de jongeren alle
talent ontzegd.
De waarheid is, dat Les Soeurs Vatard krachtige, ware beelden
en tafreelen uit het leven der parijsche werklieden geeft, en dat onder de
oppervlakkige ruwheid een fijn sentiment is verscholen.
In dit knappe werk verhaalt Huysmans de geschiedenis van twee
zusters, die in een fabriek arbeiden. De oudste, Céline, leidt een
ongeregeld leven, heeft als minnaar Anatole, een soort van schooijer, gaat
daarop met een artist wonen, verlaat hem, omdat zij niet bij elkaâr
passen, en keert weder tot Anatole terug. Desirée, de jongste, is
verstandig. Zij geeft zich niet met mannen af, en droomt eens gelukkig getrouwd
te zijn. Een stille vrijage met een fatsoenlijken werkman leidt niet tot een
huwelijk, wijl Auguste zoo weinig verdient, en Desirée trouwt daarop met
iemand, die zij wel mag, maar om wien zij vroeger nooit heeft gedacht.
Om deze figuren bewegen zich verscheidene bijfiguren, o.a. de vader
der beide meisjes Pierre Séraphin Vatard, ‘un homme circonspect et
doux, qui eut été un mari parfait sans une belle
indifférence pour les mille tracas de la vie et une invincible paresse
à les surmonter.’
Groote menschenkennis spreekt er uit de wijze, waarop
Huysmans dezen werkman het loszinnig gedrag van zijn
dochter laat beoordeelen.
‘Il lui avait reproché en termes de cour d'assises, la
crapule de ses moeurs, mais elle s'était fachée, avait
jeté la maison sens dessus-dessous, menaçant de tout saccager si
on l'embêtait encore. Vatard avait alors adopté une grande
indulgence, puis le terrible bagout de sa fille le divertissait pendant sa
digestion, le soir. Elle lui semblait même trés
emerillonnée et très folâtre. Les expressions de
barrière, ses gestes de bastringue, ses rires de fille, qui connait la
vie, lui rappelaient sa jeunesse et une certaine maîtresse, qu'il aurait
pu aimer.‘
Hoe lijnrecht staat Huysmans in deze bladzijden tegenover de valsche
idealisten, die in zulk een geval van den vader | |
| |
een onmogelijk
sentimenteelen arbeider vol nobele denkbeelden, in strijd met zijn opvoeding en
begrippen, zouden hebben gemaakt.
In het laatste gedeelte van
Les Soeurs Vatard, schooner van compositie en
soberder geschreven, dan de eerste helft van het werk, zijn zeer fraaie
gedeelten, zooals de beschrijving, van de avondwandelingen van Desirée
en Auguste in de eenzame rue de Colignon, vol van eene fijne, diepe
melancholie, die den lezer aangrijpt.
Les Soeurs Vatard is vol breede, krachtige beschrijvingen van de
omgeving, waarin zijne personen leven, maar aan zijn hartstocht om te
schilderen geeft Huysmans zich eerst in zijn volgend werk
Croquis Parisiens ten volle over.
In dit zeldzame boek - met etsen van
Raffaeli en
Forain - heeft hij zijn taal nog meer verfijnd en
verrijkt. Elk der korte stukjes is dan ook een juweel van beschrijving, hetwelk
men steeds met meer genot herleest.
Les Similitudes treft ons door het fantastische,
den oosterschen gloed, weergegeven in woorden die de fijnste schakeering
uitdrukken, en in
Les Folies Bergères beschrijft Huysmans
dit café chantant op zulk eene meesterlijke wijze, dat het alledaagsche
en gewone verheven wordt. In dit stuk hebben zijne zinnen eene statigheid, die
men slechts in het proza van
Flaubert en
Villiers de l'Isle Adam aantreft.
Het streven om het leven zooveel mogelijk nabij te komen, zoowel als
de behoefte om zijne aandoeningen te uiten, brengen menig auteur er toe, de
indrukken, die hij ontvangt en de gedachten, die hem bezig houden in zijne
personen over te brengen, waarvan het gevolg is, dat zij zich door hun
gewaarwordingen en innerlijken strijd boven het gewone menschelijke
verheffen.
Deze eigenschap, welke Huysmans met vele schrijvers gemeen heeft,
wordt natuurlijk een psychologische fout, zoodra de artist alledaagsche
menschen behandelt.
Als Huysmans bijv. in
Les Soeurs Vatard (hoofdst. XVI) | |
| |
Desirée en Céline uit haar venster over den spoorbaan
laat kijken, geeft hij eene prachtige beschrijving van een modern onderwerp,
maar hij gaat te ver door aan deze meisjes een fijnheid van opmerking, een
sentiment voor kleur te geven, welke hij bezit.
In
En Ménage hindert ons niets van dien aard,
wijl de beide hoofdpersonen, de letterkundige André Jayant en de
schilder Cyprien Fibaille fijn ontwikkelde, nerveuse artisten zijn. -
Deze roman, naar mijne meening een der voortreffelijkste van onzen
tijd - is, wat de geschiedenis betreft, zeer eenvoudig. Op een ongelukkigen
avond komt André Jayant onverwacht naar huis en vindt een hem onbekende
heer bij zijne vrouw. Eene scheiding is daarvan het gevolg, en de jonge man
gaat op kamers wonen. Langzamerhand begint hij zich te vervelen, hij gevoelt
behoefte aan een vrouw, kan niet meer werken - en neemt een maitresse. Deze
liaison duurt niet lang, uit onverschilligheid, en ook wijl ze hem te veel geld
kost, komt hij niet meer bij Blanche terug. Daarop ontmoet hij een meisje, dat
hij vroeger heeft gekend, en leeft met haar tot zij naar Londen moet
vertrekken. Deze scheiding dompelt hem op nieuw in het grijze, eentonige leven
- en het eenige redmiddel is zich met zijn vrouw te verzoenen. De wond, die zij
hem heeft toegebracht, is langzamerhand geheeld en hij vergeeft haar alles,
waarop zij weder tezamen gaan wonen.
De knappe eigenschappen van dit werk, waarin geen zwakheid te
ontdekken is, zijn veelzijdig. Naast de sobere realiteit, die reeds in het
eerste hoofdstuk - als André te huis komend, de fatale ontdekking doet -
tot hare volle uiting komt, moet men de groote psychologische kennis
bewonderen. Weinig schrijvers zijn dan ook zoo diep in alle aandoeningen hunner
personen doorgedrongen als Huysmans. Hij verbergt geen hunner zwakheden en
hartstochten, en juist wijl niets verzwegen wordt, zijn zij zoo geheel mensch.
Als de auteur in hoofdstuk VIII de gevolgen beschrijft van een losbandigen
nacht en de ellende van den volgenden dag aan- | |
| |
toont, herinnert hij
den lezer aan hetgeen hijzelf wel heeft ondervonden. Ook hoofdst. VI, waarin La
Crise Juponnière wordt beschreven, is een juiste, doordringende
bladzijde uit het groote boek der menschelijke kwalen.
De drie vrouwen, die zich om André bewegen: Berthe, de
stijve, getrouwe dame met burgerlijke ondeugden; Blanche, de prostituée
van beroep, en Jeanne, de sympathieke minnares, zijn ware, levendig geteekende
figuren, wier karakters en eigenschappen door fijne trekjes worden
aangetoond.
Men heeft gezegd, dat in André en des Esseintes uit
A Rebours geen onderscheid kan ontdekt worden.
Dit is onjuist, want de eigenschappen der nerveuse, pessimistische menschen
zijn bij laatstgenoemde zoo sterk ontwikkeld, dat hij een uitzondering is en
bijna al het menschelijke heeft verloren.
Deze jonge man, wiens zenuwen door het geringste in beroering worden
gebracht, is onmachtig handelend op te treden, en zijn geringe levenskracht
concentreert zich in zijne hersenen, die slechts indrukken opnemen en
verwerken.
Ziekelijk, vol walging voor de wereld, waarin hij leeft en voor het
genot, dat hij onder alle vormen heeft gesmaakt, trekt des Esseintes zich in
een oud kasteel terug, hetwelk hij op de grilligste en meest verfijnde wijze
laat inrichten.
Daar brengt hij zijn tijd door met zich alles voor den geest te
roepen wat hij heeft genoten, gezien en ondervonden, tot hij ziek wordt en voor
zijne gezondheid naar Parijs moet terugkeeren.
Door dit vreemdsoortige werk, hetwelk de ziekelijke schoonheid van
een teedere kasplant bezit, heeft het talent van Huysmans in een zekere
richting de uiterste grens bereikt.
De grootste verdiensten van A Rebours zijn behalve het
curieuse zielkundige proces, de meesterlijke schilderingen, nu eens vol
realiteit, dan weder phantastisch, geheimzinnig, als de novellen van
Edgar Allan Poe. | |
| |
Na dezen roman - verschenen in 1884 - heeft Huysmans niets nieuws
uitgegeven dan enkele bladzijden, o.a. de grootsche beschrijving van de
Ouverture der Tannhäuser, want hij behoort niet tot die auteurs, welke
ieder jaar - met het gemak van een leggende hen - van een paar dikke deelen
bevallen. - Zijn rijk talent, alvorens zich wellicht op een anderen weg te
begeven, schijnt behoefte aan rust te hebben.
April 1886.
|
|