| |
| |
| |
Miss Nelly. Door Frans Netscher.
De pianist van het ‘Alhambra’ drukte op het knopje der
elektrische bel, en eene hagelbui van metalen tikjes stortte met een
zenuwachtig gekletter in de zaal neêr. Daarna keek hij met eene haastige
hoofdbeweging naar het tooneel, legde zijne handen op de toetsen, en bogen de
Ouverture van een engelsch liedje af te rammelen.
Het tooneel stelde een boschgezicht voor, overladen met hooge boomen
van klodderige, geelachtige dotten verf. Op de zijschermen waren boschpaden
geschilderd, die diep in het doek wegliepen, met een afgepunt perspektief,
afnemende rijen boompjes, en bedekt met een vuilbruin zand. De boomen der
koulissen klommen hoog tegen de zoldering op, en vlochten zich daar tot een
boogvormig bladergewelf samen. In het achterscherm waren twee doorgangen
gemaakt, door roode gordijnen afgesloten, welke twee bloedige vlekken in de
groene omgeving wierpen, met plooyen opgevuld door schaduw. En tusschen deze
gordijnen hing een reusachtige spiegel, die van het gewelf der boomen tot het
tooneel reikte - een glimmend, flikkerend, wit vlak, schroeyend van licht,
waarin zich een brok der zaal weêrkaatste, eene warreling van hoofden,
hoeden, en het hooge, zwarte silhouet van een knecht, | |
| |
die op geld
stond te wachten, en boven de zittende omgeving uitstak.
De chanteuses zaten in een half-cirkelvormigen kring van stoelen, in
een stroomend bad van licht, kleuren, glanzende satijnen stoffen, en roze
stukken vleesch, zich uitstallend in de naaktheid harer ontbloote vormen,
opgeverfd en opgedaan.
Miss Nelly had haar stoel verlaten. De armen naar achteren buigend,
had zij haar tournure een weinig opgepoefd, het hoofd over den schouder vlijend
om te kunnen zien, en, met kleine, stuipachtige klopjes der vingertoppen,
eenige plooyen recht te schikken. Toen had zij een blik in de opengesneden
buste harer japon geworpen, met eene vlugge handbeweging een kantje ingestopt,
en was met glimlachende lippen naar den voorgrond geloopen.
De zaal was beneden hare voeten gezonken als een klomp van zwarte,
grauwachtige kleuren, bestarnt door de vale vleeschvlekken der gezichten. En al
die gezichten waren tot haar opgeheven, met oogen, waarin het gaslicht in
kleine schroeyende puntjes brandde, en veegjes schaduw bij den neus en om de
lippen. Na de waarschuwing van het belletje was deze klomp tot stilte gekomen;
gesprekken waren afgebroken, houdingen veranderd, gezichten in een plooi gezet,
en alle hoofden naar het tooneel gericht, onder den instinkmatigen drang eener
bende mannen, die eene vrouw met veel bloot vleesch voelt naderen. En langzaam
stegen rookkringelingen op, als een grijze mist boven de hoofden drijvend, en
op het einde der zaal een goudmist rond de ballons der gaspitten vormend.
Miss Nelly had op een kleinen afstand van den voorgrond het linker
been achter het rechter geplaatst, was toen een weinig in de knieën
doorgezakt, den hals buigend, glimlachend in de zaal ziende. En na dezen groet
naderde zij het voetlicht.
Onmiddelijk ontvlamden de kleuren van haar tooneelpakje, terwijl de
piano zijne rommelende tonen deed voortrollen.
Zij droeg een wit satijnen kleedje, op de borsten en den rug laag
uitgesneden, alleen over de schouders door een smal strookje satijn opgehouden,
met een glad, spannend korsage, en een japon uit vijf boven elkaêr
gestelde rijen stolpplooyen | |
| |
bestaande, welke het lijf rondliepen,
en zich van achteren in een poef van losse plooyen ineenwoelden. De armen
staken bloot uit het korsage, in hooge, witte handschoenen gekneld, en hare
beenen, tot de knieën bedekt, stonden in hooge laarzen van wit leer, met
eene lange rij knoopjes.
Zij hield even op den voorgrond stil, en maakte toen eenige
zijdelingsche passen, terwijl zij zingend op de piano-muziek inviel. Haar
kleedje raakte in beweging, en dadelijk gloeide het rauwe gaslicht met een
drogen glans over het satijn, wipte met glippende glimmeringen over de plooyen,
gloeiglanste tegen het korsage als eene groote, vloeibare vlek, welke zich met
de wendingen van het lichaam verplaatste.
Miss Nelly had een langwerpig gezicht, met spitsche kin, en twee
donker bruine oogen in het bovengedeelte, die op een afstand twee holletjes van
duister geleken. Zij had smalle lippen, donker rood, met sterk aangegeven
lijnen, welke helder witte tandjes ontblootten, in eene zuivere rij, klein,
scherp, puntig, als van een knaagdiertje. Haar neus liep in eene schuine lijn
van het voorhoofd naar beneden, eensklaps met een krachtigen zet boven de
lippen afgestompt, sterk, ferm, eene energieke uitdrukking aan het gelaat
gevend. Heur haar was uit den hals opgenomen, en op de kruin van het hoofd met
ineengewerkte vlechten opgemaakt, van waaruit het in een dollen zwerm van
krulletjes naar het voorhoofd liep, kruivend, krielend tot op de wenkbrauwen,
met gaten en kuiltjes, waarin het gaslicht viel. En zij zong haar engelsch
liedje, vroolijk, opgewonden, guitig, onverstaanbaar, als kraakte, knapte en
kauwde zij de woorden in den mond, met een metaalachtig keelgeluid, dat haar
mond scheen te doorspoelen, een van die café-chantants-deuntjes, waarin
van liefde, minnaars, dronkenschap en verleiding sprake is, luchtig, vol
lichtzinnige schalkschheid.
De vier randen van het tooneel omvatten haar als in eene lijst,
waarin zij haar figuurtje, vol vlekken en vegen licht, en strepen schaduw, deed
heên en weêrdrentelen, in een afwisselend spel van bewegingen,
houdingen, uitdrukkingen - van voren de zwarte massa der zaal, opgepropt met
menschen, | |
| |
van achteren het tooneel als een spelonk van licht,
groen, rood, met eenige vrouwengestalten op stoelen opgehoopt.
Hare buste, die tusschen de borsten een kuiltje schaduw vertoonde,
was breed, vol, gezond, stalde hare naaktheid vrij uit, als ware haar korsage
gespleten, het vleesch ontblootend. Het rauwe gaslicht schroeide op haar huid,
in eene tint tusschen zacht roze en blond geel, mat, slechts op de randen
eenige glimglanzen aanstekend, als van wit, dof satijn; en in de
binnenwaartsche rondingen der armen lagen dunne misten van schaduw, even het
vleesch rakende, op het satijn neêrvallend.
En toen het eerste kouplet geëindigd was, bleef zij op den
voorgrond van het tooneel staan, recht op de beenen, de duimen in de armsgaten,
de ellebogen van het lijf, het hoofd ter zijde gevlijd, zoodat de opgeheven
wang overdekt was met licht, en de andere in schaduw dommelde, terwijl zij met
half dichtgeknepen oogen, den mond een weinig gespleten, op een vaag punt in de
zaal staarde.
Kreten braken onder het publiek los, gestamp, geroep, gegil.
Maar toen de piano het tweede kouplet inzette, ontvouwde zij hare
houding, kwamen de lijnen weder los, de kleuren wakker. En op nieuw ontstond
een wisselspel van satijnen glimmeringen, vluchtende schaduwvlekjes, matte
huidglanzen en warrelende lijnvlechtingen. Nu eens maakte zij eene
voortwaartsche beweging met de onderarmen, dan weêr strekte zij ze beiden
vooruit, deed een zwaai met haar waayer door de lucht, of bracht de toppen van
duim en wijsvinger aan de lippen, ze kussend, met een genotvollen zwaai de hand
naar voren brengend, als een minnaar groetend, den kus in de zaal smijtend. Een
speld in heur haar schoot bijwijlen flipflapjes van licht uit, terwijl, bij de
wendingen van het hoofd, hare gouden oorbellen, ringen en armbanden lichttikjes
pakten. Haar geopende, zingende mond vertoonde zich als een donker gaatje; het
hoofd bewoog zich bij het refrein der korte, hollende woorden, met
zijdelingsche, stootende schokjes, terwijl de wenkbrauwen trilden, en het
voorhoofd flauwtjes rimpelde. | |
| |
En als zij schuin op den voorgrond stond, zoodat het licht van
ééne zijde op haar viel, wierp haar neusje eene driehoekige
schaduw op den linker wang, en de spitsche kin op den hals.
Zoo zong zij hare vijf koupletten af, in een dans van lijnen, een
warrelend gestoei van kleuren, een rijzenden en ebbenden vloed van
schaduwvegen, en eene jubeling van noten, die kort, hoog en fijn uit haar mond
ijlden, duikelend door de lucht, bonsend en buitelend langs zoldering en
wanden, zwiepend op de golvingen en rimpelingen der melodie, uit de doffe
rommeling der piano-klanken opspringend.
En nadat zij nog eenige malen in de lijst van het tooneel had op en
neêr gedribbeld, wipbillend, wiegheupend, vlijhalsend, met guitige
gluurblikjes uit de ooghoeken, glibberende lichtglippen over de rondingen van
het satijn, en schaduwvegen over armen en gelaat, zweeg eensklaps de piano, en
maakte zij eene kleine, schalksche buiging, eenige passen achteruit gaande,
totdat zij weder op hare plaats in den halven cirkel van stoelen zat.
Toen steeg een dreunend applaus uit de zaal, dat in korte, stootende
rommelingen beneden haar kwam opzetten, zich uitspreidend, stijgend, bonsend,
hortend, vol gierende kreten, gestamp van stokken, glazen, stoelen en
bravo-gegil, het donderend gedaver eener woeste bende schreeuwende mannen.
Miss Nelly keek in de zaal, met eene uitdrukking van genot en
streelende verrukking in de oogen, en eenen glijdenden glimlach over de lippen,
die hare breede, scherpe knaagdier-tandjes ontblootte.
Zij bracht de toppen harer vingers aan de roode lippen, en wierp
toen, dankbaar groetend, den arm met een zwaai vooruit.
|
|