De Nieuwe Gids. Jaargang 54

[p. 911]

Oude Kerstliederen

De boot met het Christuskind

Zie! hoe van wijd gekomen
en dragende het Brood,
ons over verre stroomen
komt aangeland een boot.

Door onzen hoogsten Vader
gestuwd door kolk en wind,
draagt zij ons veilig nader
't gezegend Christuskind.

De baai is ze ingeloopen
De vaart was welgezind,
De hemelpoort gaat open
Maria baart haar kind.

Uit éene maagd, verkoren
in heil'ge vruchtbaarheid,
is God in mensch geboren,
die was voor allen tijd.

Gij ligt ter harde stede
aan het armoedig hooi,
o Reingeboorne, en mede
des werelds licht en tooi.

Verheug U, uitgelezen
en teedre Moeder fijn,
die God en mensch wil wezen,
zal Uw Behoeder zijn.

De Adventu Domini anno 1500

[p. 912]

Geboorte-Christi

Een Kind werd geboren te Betlehem
De vreugde is binnen Jeruzalem.

Hier ligt ter kribbe in eenen stal,
Die eeuwig de wereld regeeren zal.

Dë os en d'ezel zelfs ontwaart
God in dit Kind geopenbaard.

De koningen uit Saba's land
brengen het knielend offerand.

Maria heeft Hem ons gebaard,
volkomen rein en onbezwaard.

Schoon van ons bloed en dezen grond,
heeft Hem geen slangenbeet verwond.

Hij is ons in het vleesch gelijk,
Maar zonder zonde en zonder slijk.

Opdat Hij ons verkeerd geslacht
met Hem gelijk ten hemel bracht.

In dees geboorte-blijden tijd,
prijzen wij Hem in eeuwigheid.

De Heilige Drieëenigheid
En God zij onze dank gewijd.

In Navitate Domini anno 800

[p. 913]

Geboorte-hymne

Uit des Vaders hart geboren
voor des werelds loop begon,
zijt Gij aanvang en ons einde,
zelve zee en zelve bron.
Wording zijt Gij aller dingen
't nu en eens zijn Uw besluit,
eeuwen in en eeuwen uit.

Hoe welzalige deze aanvang
toen de Jonkvrouw, als bedauwd,
door dë aâm des Heiligen Geestes,
Hem ons schonk tot een behoud.
Kind, Wiens mondje, godgeheiligd
de verlossing ons verluidt,
eeuwen in en eeuwen uit.

Juich: Verhevenheid des Hemels.
Alle engelen krijgen stem,
Al wat edel is en deugdzaam
prijzen God en zingen 't Hem.
Dat geen tong het meer verzwijge,
maar U love elk geluid,
eeuwen in en eeuwen uit.

[p. 914]

 

Wat de priesters door de tijden

 

hebben ons geprofiteerd,

 

wat de wijze perkamenten

 

hebben ons voor waar geleerd;

 

dit beloofde is nu gekomen,

 

zingt dan Zijne glorie luid,

 

eeuwen in en eeuwen uit.

 

 

 

Al wat oud is, al wat jong is,

 

wat gering schijnt in den tijd,

 

moederkoren, dichterscharen,

 

en de zachte onnoozelheid

 

stemmen samen, rein van harte,

 

loven luid U bij de luit,

 

eeuwen in en eeuwen uit.

De Navitate Domini fecit Clemens 348-410

(Uit het Latijn vertaald door Martien Beversluis)