De Nieuwe Gids. Jaargang 54(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 772] [p. 772] Verzen door Dr. André Schillings. Sicut cervus.... Gelijk het hert, wen Lente doet verdwijnen de witte wa van 't lange Wintertij; om te genieten kruidenmalvezij het bosch ontvlucht bij 't eerste uchtendschijnen; ver van 't geraas van hond en jagersseinen, of op een berg, of diep in een vallei, of bij een bron, verdoken in de wei, zich zorgloos-dartel waagt in Lentfestijnen, noch koestert angst voor net of wreeden pijl, wijl toch zijn leven is getroffen voor een wijl door bloedge, die hem doet verwachten.... Zòò zonder angst voor pijn ik ging mijn gang dien dag, waarop een oog voor 't leven lang mij duizend pijlen in het harte lachte. [pagina 773] [p. 773] Haec sola dies ‘Laten we zwijgen en gelukkig zijn Deez' eenen dag, die nooit vergaat In ons herinnering, liefde mijn! Ik denk aan niets, dood is mijn haat Tegen 't leven en de menschen. Ik benijd me zelf om het geluk, Dat ik niet durfde wenschen, Terwijl ik voel je handendruk.’ Als anderen verdween ze uit mijn leven, Toen de dag voorbij was met de zon. Waarom voel ik nog immer beven Mijn hart, of ik haar vlucht verhinderen kon? Ignis ardens Je kon niet scheiden op dat late uur, Toen ik je hand met kussen overdekte, Er was in je groote oogen 'n brandend vuur, Waarvan de vlam je bleeke voorhoofd lekte. Ik zag om je mond krampachtig zenuwtrekken, Dat je niet toeliet 't hooge woord te zeggen, Dat heel je ziel in nood me zou ontdekken. Toen kon je slechts je hand in de mijne leggen. [pagina 774] [p. 774] Consolatio Je was niet wat je schijnen wilde.... Een hart, dat liefde heeft, bant laagheid uit. En het was van liefde toch, dat het jouwe trilde En van je lippen kwam dat fluitgeluid. Bekende je tegen wil en dank je echt gevoel! Ik twijfel niet. Je handen waren klam. Je zinnen waren bijster een bewuste doel, Omdat je nimmer rechte wegen nam. Je dacht maar op te lossen wat er vroeg Diep in je ziel, - Laat ik als troost dat weten! - Toen de auto snel een donkere laan insloeg, Terwijl je nauwelijks was neergezeten. Fons amoris Je bent voor mij het heldere, stille licht, Waarin de boosheid van den bijsteren geest Vergaat gelijk wat oudtijds werd gevreesd, In Sibyl's heimelijke taal gedicht. Je bent de bron, die 's uchtends zachte zingt, De dorstigen naar haar klare wateren roept. Zij snellen toe als bijen, stijf gegroept, Waar lelie met haar zuivere sappen winkt. Vorige Volgende