| |
| |
| |
Maria Stuart door Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
De figuur van Maria Stuart is er eene, die meer dan welke andere vrouwen uit de wereldgeschiedenis ook de algemeene aandacht trekt. De naam Maria Stuart evoqueert in elk onzer een beeld, en, al naar onzen aard, onze levensopvatting, onze politieke of religieuse overtuiging, beschouwen wij dit beeld met haat, hoon, afschuw, verteedering of genegenheid, verachting of bewondering, antipathie of piëteit. Wel een bewijs, dat een vrouw, die zóóvele reacties wekt, niet een onbeduidende persoonlijkheid kan zijn. Over haar is dan ook een geheele bibliotheek vol geschreven, studies, romans, gedichten, treurspelen, beschouwingen over enkele feiten uit haar leven, en daar wij te doen hebben met iemand, die drie eeuwen geleden leefde, moeten noodzakelijkerwijze verschillende vragen, die in haar bestaan belangstelling wekken, onbeantwoord blijven.
Was Maria Stuart betrokken in de samenzwering, die tot doel had, Koningin Elisabeth te vermoorden, welke beschuldiging tot haar gevangenschap, en later tot haar onthoofding heeft geleid?
Was zij betrokken in het complot, dat leidde tot den moord op haar gemaal Darnley?
Was zij de schrijfster van de veelomstreden lettres de cassette?
Zoolang er evenveel menschen zijn, die ja, zoowel als die neen zeggen, kunnen wij moeilijk tot een definitieve beslissing komen. We kunnen alleen kennis nemen van de onderscheidene geschriften, het vóór en tegen aan de beschouwingen toetsen, en probeeren, ons een eigen meening te vormen. Want, al blijft het waar, dat:
| |
| |
du choc des opinions jaillit la vérité, wanneer men met historische feiten te maken heeft, blijft het bijna ondoenlijk, om positief te zeggen: zóó is het en niet anders.
Het is in vele gevallen een kwestie van sympathie. Ongetwijfeld kan men Maria Stuart zien als een pathetische figuur, lijdende door de omstandigheden, miskend, bedrogen, verraden.... of men kan haar beschouwen als een hartstochtelijke, onscrupuleuse vrouw, die alles wilde doen wijken voor haar ontembaren wil, voor haar grenzeloos egoïsme. De Engelsche geschiedschrijver Froude wil haar alleen van den ongunstigsten kant bekeken hebben; een romantisch auteur als Schiller wekt voor haar ons diepste meegevoel. En wie voelt niet het indringende pathos van een lied als het bekende van Béranger:
Adieu, charmant pays de France,
Berceau de mon heureuse enfance,
Adieu! te quitter c'est mourir.
(Wat door ten Kate, - die, waar het vertalen betrof, alles aandurfde, - echter niet zoo fijn en teeder is overgezet als:
Groene bosschen, verre weiden,
Waar mijn jeugd is heengespoed,
Dierbaar Frankrijk, wees gegroet,
Ach, nu ik van u moet scheiden,
Is het, of ik sterven moet.)
En wie onzer heeft niet op school moeten leeren de klacht van de arme Maria, wanneer zij de wolken gadeslaat:
Eilende Wolken, Segler der Lüfte,
Denen ich oft meine Klagen vertraut....
en er zich diep ontroerd door gevoeld?
Of het dramatische onderhoud tusschen Maria Stuart en Elisabeth, zooals Schiller het beschrijft, en zooals het door tallooze actrices met een gepassioneeerde voorliefde ten tooneele is gebracht, werkelijk heeft plaats gegrepen, is niet met zekerheid te
| |
| |
zeggen. Wat wèl met vastheid is te decideeren, is Maria's persoonlijke verdediging tegen de verschillende aanklachten, die zij te weerleggen had, en hetwelk zij deed met een unsurpassed ability. Bijna van het begin tot het einde was haar betoog een meesterstuk van fijnzinnig en scherp verstand, van een ontembaren en toch delicaten moed, en van geniaal inzicht en vrouwelijke waardigheid.
Desalniettemin veroordeelden haar rechters haar ter dood, welk vonnis drie maanden later ten uitvoer werd gelegd.
Alone, without one counsellor on her side among so many, Mary conducted the whole of her own defence with courage incomparable and unsurpassable ability. Pathos and indignation, subtlety and simplicity, personal appeal and political reasoning were the alternate weapons with which she fought against all odds of evidence or inference, and disputed step by step every inch of debatable ground.
En óók pleiten ten zeerste voor haar de brieven, welke zij schreef aan Elisabeth en aan den duc de Guise, en die van een bijna matchless eloquence getuigen.
Bij haar terechtstelling schijnt Maria (evenals Marie Antoinette) de volstrekt bewonderenswaardige houding te hebben aangenomen, die de aristocrate pur sang kenmerkt. In volkomen geesteskalmte schreef zij een brief aan haar zwager en maakte zij haar laatste wilsbeschikkingen. Den avond tevoren nam zij een graceful and affectionate afscheid van haar getrouwen, verdeelde onder hen haar juweelen en haar geld en droeg haar dokter op, haar laatste boodschap aan den Koning van Spanje over te brengen. In dit schrijven openbaarde zich volkomen de geheele natuur van deze sterke, hartstochtelijke, merkwaardige vrouw. Geen enkele vriend, geen enkele vijand was daarin vergeten; de lichtste beleediging, de geringste dienst was bewaard gebleven in haar ijzeren geheugen, met den eisch voor vergelding of belooning.
Maria Stuart kan natuurlijk niet gemeten worden met de maat, die men personen van den tegenwoordigen tijd aanlegt. Zij was het product van haar eeuw, haar afkomst, haar plaats in het leven; maar haar ergste vijanden, al willen zij dan ook niet haar loyauteit en dankbaarheid jegens de haar goed- | |
| |
gezinden erkennen, kunnen haar toch onmogelijk haar splendid courage en haar brillant intelligence afstrijden. En niemand was constanter en eminenter als vrouwelijke persoonlijkheid dan Mary Queen of Scots.
Swinburne, die een culte voor Maria Stuart schijnt te hebben gehad, karakteriseert haar in een Fransch gedicht, dat hij op haar schreef, als:
Rose à tige épineuse et que rougit le sang.
Zóó zou men haar kunnen zien, als men daarbij den tijd en de zoo heel andere levensomstandigheden in aanmerking neemt. Moorden, met bloed gewroken vijandschappen, verraad, wil om te zegevieren, tegenstanders uit den weg ruimen, clandestiene vergiftigingen en dolkstooten waren aan de orde van den dag. Men denke slechts aan Elisabeth zelve, en aan de velen, die zij roekeloos liet ombrengen, aan Katharina van Rusland, Lucrezia Borgia, aan Catherine de Medicis, de aanstookster van den Bartholomeusnacht. Swinburne heeft in zijn drama Bothwell de geheele geschiedenis gegeven van Maria Stuart en haar derden gemaal. In dit ongelooflijk mooie en boeiende werk volgen wij de historische gebeuringen op den voet, en worden de karakters van Bothwell en Maria plausiebel uitgebeeld. Men kan dit omvangrijke oeuvre eigenlijk geen drama noemen, aangezien het twee geheele deelen beslaat, het is eigenlijk een gedialogiseerde roman. (Een! Schotsche vriend van ons, de dichter F.V. Branford vertelde ons over Bothwell de volgende anecdote. Swinburne, na de voltooiïng, las zijn werk voor aan een vriend, die het afkeurde; Swinburne maakte toen een ‘groot vuur’ en verbrandde zijn manuscript. Maar.... dienzelfden nacht schreef hij het opnieuw.)
Swinburne schreef óók nog een ander drama, op een deed der geschiedenis van Maria Stuart betrekking hebbende, namelijk: Chastelard, een uit Frankrijk meegekomen intieme vriend van Maria (Pierre de Boscosel de Chastelard) een dichter en zanger, die door allerlei intriges op het schavot eindigde.
Was het met medeweten van Maria, dat Darnley werd vermoord?
| |
| |
Zij had den weeken, onbeduidenden Darnley niet meer lief, en Darnley-zelf zeide:
Her love is like the briar, who rasps the flesh.... en er wordt zelfs voor zeker verteld, dat zij aan het ziekbed van Darnley een handschoenkap zat te borduren voor Bothwell, dien zij een vurige, wilde, hartstochtelijke liefde schijnt te hebben toegedragen, een zoo blinde ontoombare passie, dat zij moet hebben gezegd, alles te willen opofferen, haar koninklijken staat, haar religie, haar vrienden voor zijn bezit. En Bothwell was juist de man, om dezen hartstocht even geweldig te beantwoorden, en het kan wel de waarheid wezen, dat hij tegen haar heeft gezegd: O, als wij bij elkander hadden kunnen blijven, welk een ras van tijgers zouden wij hebben gekweekt.... (Want de geliefden waren weinig samen door de spanningen dier dagen, waarin het leven der vorsten en edelen uit weinig anders dan uit aanvallen en vluchten en vechten bestond.)
Ik zeide reeds, dat men alleen met werken over Maria Stuart een geheele bibliotheek zou kunnen samenstellen. En dit niet slechts, doch bijna dagelijks verschijnen er nieuwe essays. Nog zeer onlangs zagen er in Frankrijk, Duitschland en Engeland niet minder dan zeven nieuwe geschriften over haar het licht, - een bewijs, hoe universeel de belangstelling is, die men voor deze bizondere vrouw gevoelt, - maar de laatste en niet de minst belangrijke aanwinst is een Nederlandsche studie, van de hand des heeren Mr. Ph. Libourel, een uitgave van A.W. Sijthoff's Uitgeversmtsch. te Leiden, die het zeker zou verdienen, ook in andere talen te worden vertaald.
De heer Libourel behandelt op zeer schrandere en nauwgezette wijze de twee quaestieuse vraagpunten uit Maria's leven: was zij medeschuldig aan den moord op Darnley? En: waren de lettres de cassette echt of vervalscht?
Het is, na drie eeuwen, onmogelijk, om tot een simpel ja of neen te komen. Maar wèl kan men uit de gegevens conclusies trekken, die, - het blijft altijd misschien, - de waarheid benaderen.
Ik raad allen geschiedvorschers en belangstellenden in Maria Stuart aan, kennis te nemen van Mr. Libourel's geschrift. Hij
| |
| |
put uit de nieuwste bronnen; bestudeert de werken van Stefan Zweig, Robert Gore-Browne, Paule Henry-Bordeaux, en anderen, en trekt daaruit zijn eigen conclusies. Een studie over vele andere studies dus, en daarom al interessant.
Was Maria schuldig? Voelde Swinburne de situatie goed aan, toen hij in zijn drama Bothwell het ontzaglijk suggestieve tooneel geeft van Maria, aan het bed van den zieken Darnley. De sfeer van angst, die de geheele scène oproept, is huiveringwekkend en zelfs voor den lezer haast physiek voelbaar.
Men weet, dat Maria's secretaris Rizzio in haar nabijheid op verfoeilijk-gemeene, gruwelijke wijze is vermoord, - omdat de Schotsche Lords van oordeel waren, dat zij hem te groote gunsten schonk. Laat ik even een paar regels van Swinburne in herinnering mogen brengen. In het tafereel, waarover ik hierboven sprak, vraagt Maria aan Darnley, of hij wel weet, welke dag het heden is, en dan zegt zij, met beteekenisvollen nadruk, dat het de dag is, waarop voor een jaar Rizzio werd vermoord, - welke woorden de spanning tot het ondraaglijke toe doen stijgen. Hieruit zou men kunnen opmaken, dat Swinburne haar wèl voor schuldig houdt, - maar terecht zegt Mr. Libourel:
- Heeft ooit een vrouw onder grooter moeilijkheden en gevaarlijker omstandigheden geleefd dan zij?....
De heer Libourel acht de lettres de cassette vervalscht. De papieren ontleenen hun naam aan een zilveren cassette, die Maria van haar eersten gemaal Frans (dauphin van Frankrijk) gekregen had, en later aan Bothwell geschonken; die toen echter gestolen werd, en in verschillende handen kwam.
Op gezag van Brantôme en Ronsard neemt Mr. Libourel aan, dat de Fransche verzen niet door Maria gedicht kunnen zijn? Waarom niet?, zou ik zeggen. Maria bracht zes jaren in Frankrijk door, en.... het Fransch leent zich al haast vanzelf voor verzen.
Maar de brieven. De echte zijn, vermoedt men, verbrand door Maria's zoon James, toen hij in 1603 den Engelschen troon besteeg. Van te voren waren zij echter uit het Schotsch vertaald, en Swinburne, aannemende, dat de brieven echt waren, maar waarschijnlijk verminkt door de vertaling, zegt er van:
| |
| |
Even in these possibly disfigured versions, the fiery pathos of passion, the fierce and piteous fluctuations of spirit between love and hate, hope and rage and jealousy, have an eloquence apparently beyond the imitation or invention of art.
Bothwell, tot wien deze brieven heeten gericht, was Maria's groote, waarachtige liefde.
* * *
Bij alle meeningsverschil waren zelfs Maria's tegenstanders overtuigd van haar moed, haar openhartigheid, haar helder oordeel, - en inderdaad moet men bewondering hebben voor een vrouw, die na zóó'n veelbewogen leven in een zoo verheven rust wist te sterven.
En het moet een vrouw van karakter zijn, die zulk een haat en zulk een liefde wist op te wekken. Maria's vrienden gingen voor haar door vuur en dood. En degenen, die haar een letterkundige sympathie toedroegen, toonen dit sterk en onomwonden.
Vondel was de eerste, die een tragedie over Maria Stuart schreef, welke hij noemde: Marie Stuart of Gemartelde Majesteit, en die in 1646 verscheen.
Sir Edmund Gosse maakt de opmerking, dat Vondel in zekeren zin Maria's tijdgenoot was: at Mary's death he was two years old, and therefore in some sense her contemporary.
Vele geschiedschrijvers hebben zich afgevraagd, of de betooverende invloed, die Maria Stuart op zoovelen uitoefende, door haar schoonheid veroorzaakt werd. Jammer genoeg kan men, ofschoon Maria tallooze malen geschilderd werd, uit den aard der zaak niet het gelijkende portret van haar aanwijzen, daar vele kunstenaars haar conterfeitten uit hun fantasie. Een aardig bewijs daarvan is het volgende. Onze meergemelde Schotsche vriend, de dichter Frederick Branford, vertelde ons, dat in bijna alle boerenwoningen in Schotland men aan den muur het portretje ziet hangen van een klein kind met een kapertje op, waarvan men denkt, dat het Maria Stuart was op éénjarigen leeftijd. Hij voegde er echter bij, dat het eerste authentieke portret van Maria in Frankrijk geschilderd was op vijftien- | |
| |
jarigen leeftijd, door den bekenden Franschen schilder Charles Clouet.
Een lok van Maria's haar wordt bewaard door de Engelsche koninklijke familie. Het is kastanjebruin met een gouden glans er over.
Maria had een ovaal gelaat, sprekende bruine oogen met zeer fraai geboogde wenkbrauwen en een nobel gevormd voorhoofd; een rechten neus en een zeer uitdrukkingsvollen mond.
De heer Libourel publiceert een zeer mooi portret, waar zij de weduwenkap draagt voor haar eersten gemaal. Het is waarschijnlijk van de hand des schilders Janet.
In Hampton Court, in Holyrood, in Dalkeith, in de National Gallery, overal vindt men portretten van haar, door Amyas Carwood, Succhero, ja, zelfs meent men er een te mogen toeschrijven aan Rizzio, maar zij zijn allen verschillend, doch allen toonen een vrouw van werkelijke schoonheid. En nog bovendien moet zij een wonderbare gratie en charme hebben bezeten, - een bekoring, waaraan nog heden ten dage vrijwel niemand, die zich met haar persoon en haar leven bezig-houdt, ontkomt.
Ten slotte beveel ik nogmaals het interessante boekwerkje van den heer Libourel in de algemeene aandacht aan; wij allen kunnen uit deze nieuwe uitgave kennis opdoen, en onze eigen opvattingen toetsen aan die van een consciëntieusen, want zèlf onderzoekenden, en dan zijn eigen conclusies trekkenden, studieusen geleerde.
|
|