Aan de redactie van ‘De Nieuwe Gids’
Naar aanleiding van uw verzoek, om in de November-aflevering van De Nieuwe Gids eenige woorden te wijden aan het jubileum van Dr. Alberdingk Thijm, kan ik, om niet in herhalingen te vervallen, niet beter doen dan een enkele passage aan te halen uit de geschriften van mijn vader, Prof. Allard Pierson, die m.i. volkomen weergeeft het verzorgde en oorspronkelijke van taal en stijl van Lodewijk van Deyssel.
Ik laat deze passages hier volgen:
‘De taal moet zijn als het vochtige lijnwaad, geworpen om het naakte denkbeeld. De omtrek van dat denkbeeld moet zij ten volle eerbiedigen. Zij moet een vorm zijn, die tegelijk bedekt en verraadt, niets bloot geeft, maar alles laat vermoeden, alles laat doorschemeren. Wie dit met zijn taal bereikt moet haar volkomen in zijn macht hebben.’
En in een opstel over ‘Lezen en Schrijven’:
‘Wij moeten leeren niet de eerste de beste uitdrukking te nemen, die ons in de pen komt, onbarmhartig den toegang afsnijden aan al wat de Franschen “expressions toutes faites” noemen, dat is aan zegswijzen, die reeds kant en klaar zijn en waarop onze geest zijn eigen stempel niet heeft gedrukt.
Onze taal zij onze taal, door eigen inspanning gevormd, voor elke gedachte past slechts één uitdrukking volkomen en die uitdrukking moeten wij zelven vinden, opdiepen uit den woordenschat dien wij in ons dragen.’
Baarn, October 1939.
J.L. Pierson.