Bibliographie
Een Martelaarskroon voor Joris Praet, door Hendrika Kuyper-van Oordt. - Uitgave J.H. Kok, Kampen.
Onder de schrijfsters van dezen tijd kunnen wij mevrouw Hendrika Kuypervan Oordt een eereplaats verkenen. Het is mij onbegrijpelijk dat men in bloemlezingen, literaire overzichten en literatuurbeschouwingen haar naam niet méér leest. Want Hendrika Kuyper-van Oordt behoort tot de allerbeste schrijvers van dit land. Haar stijl is een geheel eigene, haar beelden zijn zuiver en welgekozen, maar bovenal, zij weet een sfeer te scheppen en vol te houden, zooals ik slechts heel zelden bij anderen aantrof.
Men leest dit boek, dat m.i. een cultuur-historisch document is en niets minder, niet om het verhaal, niet om de geschiedenis (men vergeet zelfs, al lezende, waar het om gaat), men leest het enkel, tenminste zoo verging het mij, om zijn prachtige taal, zijn daarwerkte en harmonische schilderingen, zijn uitnemende karakterbeelden. Het is heelemaal geen aangenaam en zonnig hoek, dit laatste oeuvre van deze schrijfster. Men moet het niet meenemen naar het zeestrand of op een week-end. Dan slaat men het na enkele bladzijden reeds dicht om het misschien nooit weer op te nemen.
Want uit dit boek waait de geur van specerijen, inmaak, kalk en kamfer en de muziek is die van ruischende sleepjaponnen, serafienorgels en holle stappen in hooggewelfde gangen. Het is de sfeer der 19e eeuw, de eeuw waarin de rethoriek hoogtij vierde, waarin de preutschheid en verdraaidheid uit gezichten, corsages en stoelpooten sprak, de eeuw, waarin het hondje niet heen en weer doch op en neer kwispelde uit zedigheid en de gezichten der kerkgangers leken op Sint Bernardskoppen.
Maar ook de eeuw van veelkleurige omstandige praal en pronk, van druk beweeg, gezwier, van overvloed en opgestapelde rijkdom, van veel straatvertier en grootsche rust bij de vlammende open haardvuren.
De schrijfster brengt ons in het milieu van welgestelde stadsburgers, kooplieden van stand en aanzien, met hun altijd eendere breede nering, hun hooge patriciërshuizen en hun buitenverblijven, omringd door singels en volle boomgaarden.
En zij weet gansch dit leven ons ite schilderen, als had zij zelve in dezen tijd geleefd. Het is alsof er steeds prenten voorbijschuiven, prenten met hun verschoten kleurtjes, figuurtjes, straatjes, toiletten, roze en paarsroze op een achtergrond van fluweelig linnenpapier.
Hoe akelig en koud zijn onze markten, vergeleken bij de weelderige uitstallingen uit dien tijd. En hoe weet de schrijfster in enkele zinnen ons deze te schetsen: