Zij insinueert over de verzen van Anton van Duinkerken als ‘van Duinkerken is wel een aardig dichter’, terwijl zij over de voortreffelijke vertalingen van Rilke door Reinold Kuypers schampert ‘doet deze meneer het beter dan tien twintig anderen?’
Die ‘meneer’ - let wel - en dat ‘doet’!! Mejuffrouw van der Zet noemt den man, die met groote liefde en toewijding en met groote bekwaamheid tevens, Rilke's zware poëzie in zeer goed Hollandsch vertaalde een.... meneer! Voelt U de brutale minachting van deze leerares, die ik met recht thans een juffer noem. En wat voor een juffer.... De timmerlieden die een houten steunbalkje onder een rij planken zetten noemen zoo'n paal een juffer. Welnu - zulk een soort juffer bedoel ik, lomp, vormeloos, aan alle kanten even splinterig.
Over een teekening van een onzer allerbeste Nederlandsche omslagontwerpers, de heer Karel Hoekendijk, zegt zij ‘de omslagteekening van het boek heb ik een heel rijtje menschen voorgelegd, die allen reageerden met te zeggen “Tjoklat”. Dat komt er van als je knielende juffrouwen in deshabilé op een kaft zet en denkt dat dit diepzinnig staat.’
Maar als er een juffrouw in deshabilé staat bij voortduring, dan is het de letterkundige medewerkster van Tijd en Taak, mejuffrouw van der Zet, of wel Dr. van der Zeyde, dewelke vrijzinnig en roodachtig knielende (waarschijnlijk op één knie, wegens haar socialistische afwijkingen) ik zeg het hier nadrukkelijk en door de feiten geboekstaafd, geen flauw begrip van poëzie heeft en slechts als bladvulster kan fungeeren.
Het aardige is dat dezelfde pers die Karel Hoekendijk, bij geschrifte van deze juffer in één snier laat afmaken, aan genoemden teekenaar het verzoek heeft gericht, om de omslagen der boeken te verzorgen. Sic! Kan het mallotiger?
Waarschijnlijk is Hoekendijk niet rood of roze en wie weet niet eens Edédeër. Immers wanneer men in die kringen geen Edédeër zalf op de kuif heeft gestreken deugt er ook niets van je werk, hoe schoon men er ook vroeger over schreef.
Indien mejuffrouw van der Zet nog rood bloed heeft, hoewel het daarvoor geen Tijd is en hoewel dit de Taak in den weg zou staan, bloze zij over zooveel eigendunk en verwatenheid.
Het wordt hoog tijd dat wij met deze zoogenaamde littarire voorlichters gaan afrekenen.
Een acte M.O. Nederlandsen en zelfs een doctoraat in de letteren heeft nog nimmer dààrom alleen het bewijs geleverd, van een goed inzicht in de poëzie, noch het feit dat men gehonoreerd boek-beoordeelaar is, omdat de werkelijke dichters gemobiliseerd zijn en het vaderland werkelijk dienen met hun kunst.
Martien Beversluis.