| |
| |
| |
| |
Buitenlandsch Overzicht (16 augustus-15 september) door Johan Perey.
...... Polen heeft hedennacht voor de eerste maal in de richting van ons gebied door geregelde Poolsche soldaten doen schieten. Sedert vanochtend 5 uur 45 wordt thans teruggeschoten......
(Adolf Hitler in zijn Rijksdagrede van den 1sten September 1939.)
...... Ik moet u thans mededeelen, dat geen belofte van dien aard is ontvangen, en dat bijgevolg dit land in staat van oorlog is met Duitschland.
(Neville Chamberlain in een radiotoespraak tot het Engelsche volk, den 3en September 1939.)
Hetgeen ons werelddeel al zoo lang boven het hoofd heeft gehangen, wat iedereen haast verwachtte, doch niemand kon verlangen, is helaas dan toch uitgebarsten: het is oorlog in Europa! Oorlog!
Voor de zooveelste maal in de wereldgeschiedenis hebben de menschelijke vermogens er in gefaald, de omstandigheden de baas te blijven, en opnieuw heeft Geweld zich van het terrein kunnen meester maken. Weg, alles wat zweemt naar overleg en verzoening; weg, de mogelijkheden voor een samenwerking, voor evenwicht en voor opbouw. Het woord is aan Mars, en geen mensch die voorspellen kan voor hoelang. Drie maanden, drie jaren, tien jaren misschien; en wat dan daarna?
Had ons die onmetelijke ellende van een oorlog nu werkelijk niet bespaard kunnen blijven? Alweer, geen mensch, hoe goed geïnformeerd ook, die dit met zekerheid zeggen kan. Slechts een enkele autoriteit is bij machte, volkomen objectief en met de kennis
| |
| |
van alle feiten te oordeelen en te veroordeelen: de Historie, die echter niet eerder spreekt, niet eerder spreken kàn, alvorens de wereld een eeuw of meer is ouder geworden. Aan hen, die eenige generaties na ons komen, zal de Geschiedenis kunnen leeren, waar en door wien in deze dagen een beslissenden misstap begaan is. Zij zal ook aantoonen, hoe die fout of dat complex van fouten te vermijden, althans te neutraliseeren zoû zijn geweest; doch, wat een beoordeeling van het oogenblik betreft, is werkelijk niet aan te geven, hoe, bij de verrassende politieke ontwikkeling der laatste Augustusdagen, den vrede bewaard had kunnen blijven. Medio Augustus leefde een groot deel der menschheid nog in de vaste overtuiging, dat, ging het ook wel met horten en stooten, er van het langdurig Engelsch-Russische overleg toch uiteindelijk wel iets terecht moest komen, zij het misschien dan ook heel wat minder dan oorspronkelijk gedacht, zij het desnoods nog ten koste van eenige belangrijke concessies door Engeland te doen. Speciaal voor de onverbeterlijken, die hardnekkig volharden om de internationale staatkunde slechts door een ideologischen bril te bezien, bestond er voor beide partijen geen andere mogelijkheid, dan dat zij elkaêr ergens op het terrein van het ‘anti-fascisme’ zouden moeten vinden, wanneer en hoe dan ook. Hoe vreemd moeten dit soort politici, en met hen de halve wereld, wel hebben opgezien, toen de sovjet-regeering een niet te miskennen aanduiding maakte, allerminst van plan te zijn binnenkort met Duitschland in conflict te komen. Op den 19en Augustus werd, als een inleiding op een herstel der oude handelsbetrekkingen, te Moskou een Duitsch-Russisch handelsverdrag onderteekend, waarbij voor de eerstkomende twee jaren een aantal belangrijke transacties geregeld werden, voor welker goede afwikkeling de Duitsche regeering aan Rusland een leening van 200 millioen mark had willen toestaan met een looptijd van niet
minder dan zeven jaar. Aan een dergelijke overeenkomst gaat men toch niet beginnen, indien de partners elk oogenblik in een onderlinge oorlog verwikkeld kunnen raken, hoewel anderzijds anti-agressie en vriendschappelijke handelsbetrekkingen wonderwel bij elkaêr schijnen te passen. Maar wat, meer dan het verdrag zelf, deze aangelegenheid pikant maakte, was het commentaar van het Russische regeeringsblad, de Prawda, hetwelk (quasi profetisch) de voorspelling deed, dat het Duitsch- | |
| |
Russische handelsverdrag best een belangrijke stap zou kunnen zijn ook in de politieke betrekkingen.
Precies twee dagen nadien kwam het officiëele persbureau Tass met de mededeeling, dat ‘bij de economische gedachtenwisseling is komen vast te staan, hoezeer beide partijen den wensch koesterden, de spanning in haar politieke betrekkingen te verminderen, de oorlogsdreiging uit te schakelen, en een niet-aanvalsverdrag af te sluiten’. Kort daarop begaf Von Ribbentrop zich per vliegtuig naar Moscou, alwaar in den nacht van 23 op 24 Augustus, in Stalin's tegenwoordigheid, een Duitsch-Russisch accoord van non-agressie een feit werd. Dit accoord mocht in meer dan een opzicht merkwaardig heeten, onder omstandigheden vooral door het ontbreken van de, voordien steêvast door Rusland ingelaschte, bepaling, dat wanneer een der verdragsluitende partijen zelf agressieve handelingen mocht plegen, de andere partij het verdrag terstond zoû kunnen opzeggen. Niet minder opmerkelijk was hetgeen bepaald werd onder art. 4 van het accoord: Geen der verdragsluitende partijen zal deelnemen aan eenigerlei groepeering van mogendheden, die direct of indirect gericht is tegen de andere partij. Nog in aanmerking genomen, dat het accoord tevens bedoeld is als een ‘pact van consultatie’, en voorloopig een geldigheidsduur zal hebben van tien jaren, dan moet de nieuwe houding der Sovjet-Unie ten aanzien van het Derde Rijk toch op zijn minst genomen gekwalificeerd wordt door het begrip ‘welwillend neutraal’. Hoe ter wereld kan een dergelijke ommezwaai toch mogelijk zijn? Het communistische Rusland en het nationaal-socialistische Duitschland, water en vuur, gaan samenwerken? Inderdaad, zoo is het. D.w.z. het zijn Rusland en Duitschland zonder meer, de twee staten dus en niet de ideologiën, die tot een zekere samenwerking besloten hebben. Wat de Russische politiek nastreeft, werd door Molotof scherp en reëel aldus geformuleerd ‘een onafhankelijke politiek,
geheel en uitsluitend gericht op het belang van de volken van de Sovjet-Unie’. Leest nu deze uitspraak met een ondergeschikte verandering, n.l. in plaats van ‘de volken der Sovjet-Unie’, ‘het Duitsche volk’ en men heeft een overbekend thema, dat door de leiders van het huidige Duitschland al sedert jaren en jaren in alle mogelijke variaties gebezigd is. Mag het op het oogenblik, de economische voordeelen dan daarge- | |
| |
laten, nog niet zoo bijzonder duidelijk zijn, welke belangen der USSR er nu precies met de nieuwe (of liever: met de herleefde) vriendschap gebaat zijn; de Duitsche winst valt des te beter waar te nemen. Om met het economische te beginnen, in den aanvang van dit decennium bedroeg de jaarlijksche omzet aan met Rusland verhandelde goederen zoo om en bij 1 milliard RM. Maar, als het natuurlijke gevolg van Hitler's felle campagne tegen het bolsjewisme, tegen de Komintern, die hij met de Russische regeering als één en ondeelbaar beschouwde, begon deze voor Duitschland zoo gunstige handel na 1935 heel leelijk te verloopen, en slonken zijn omzetten zoodanig, dat het op de ranglijst van exporteurs zelfs beneden Nederland terecht kwam. De thans aan de Duitsche industrie geboden kans, al die verloren afzetgebieden terug te winnen, is voor het hardwerkende, druk produceerende, doch in zijn uitvoer zeer belemmerde, Duitschland al zoo een schitterend vooruitzicht, dat enkel daarom een vriendschappelijke verhouding met de Sovjet-Unie reeds ruimschoots gerechtvaardigd zou zijn. Gezien echter de politieke ontwikkeling der laatste maanden, met name het Engelsche streven naar een ‘vredesfront’, reikt de staatkundige beteekenis van de Duitsch-Russische toenadering thans ver nog boven het economische uit. De feiten spreken hier voor zich zelf, een ten opzichte van Duitschland welwillend neutraal Rusland kan onmogelijk tezelfdertijd deel uit maken van een tegen Duitsche aspiraties gerichte
machtsgroepeering. Het tot stand komen van het Accoord van non-agressie en consultatie beteekende derhalve, dat het Vredesfront-in-wording nu definitief doorbroken was, dat Duitschland zijn positie tegenover het ‘omsingelende’ Engeland aanzienlijk had weten te versterken; niet in de laatste plaats wat betreft zijn potentiel de guerre, doordat het nu toch over die grondstoffen de beschikking kan krijgen, welke het eertijds van sommige Balkan-landen dacht te betrekken, totdat een actieve Engelsche credietpolitiek deze plannen doorkruisen kwam.
Het onmogelijke was werkelijkheid geworden. Terwijl een Engelsch-Fransche militaire missie te Moskou moeizaam nog naar goede aanknoopingspunten zat te zoeken, speelde de Duitsche diplomatie voor het oog der wereld een veni vidi vici als nog maar zelden vertoond. En nu mag het nog zoo waar zijn, dat de
| |
| |
Russische methoden verre van elegant genoemd moeten worden, dit verandert toch daar niets aan, dat de Engelsche diplomatie een nederlaag te incasseeren heeft gekregen, welke men gerust een blamage mag noemen. Een blamage, tevens, voor de Engelsche Inlichtingendienst, die in deze aangelegenheid wel heel jammerlijk gefaald heeft.
Het was daarom dan ook eerder ‘de manier waarop’, dan de eigenlijke nederlaag zelf, die het voor de Engelsche regeering feitelijk onmogelijk maakte, de consequenties van haar verloren spel te aanvaarden. Trouwens, in welken vorm zou men het hebben moeten gieten, wilde Londen er nog met goed fatsoen tusschenuit zien te komen? Onwillekeurig zal men hier misschien zijn gedachten laten uitgaan naar een tweede ‘München’, echter die uitweg was al sedert lang niet bruikbaar meer. Het eerste ‘München’ was voor de entente cordiale een fiksche nederlaag geweest, die evenwel zoodanig werd ingekleed, dat het verlies aan prestige voor Engeland en Frankrijk tot een minimum beperkt kon blijven. Bovendien lag de groote beteekenis van ‘München’ niet in het Duitsche succes, maar in het accoord tusschen Hitler en Chamberlain, waarmeê beide staatslieden een veelbelovend uitgangspunt geschapen hadden voor een nieuwe politiek in Europa. Jammer genoeg is op dien grondslag nooit verder gebouwd mogen worden. Men kent de droeve geschiedenis: toen Chamberlain weer terugkeerde, en daarop de Vrede weer voldoende verzekerd scheen, haastte de, eenige weken lang door schrik verstomde, oppositie zich weêr met hernieuwde en versterkte krachten tegen Chamberlain in het geweer te komen, om, onder een scherpe afwijzing van een politiek van ‘appaesement’, hem slechts de geleden nederlaag voor de voeten te werpen. Dit optreden, waarbij invloedrijke persoonlijkheden als Churchill, Eden en Attlee als gangmakers fungeerden, liet niet na, op de z.g. openbare meening (lees: sentiment) grooten indruk te maken, tengevolge waarvan er tenslotte van de Overeenkomsten van September 1938 in Engeland eigenlijk niets anders overbleef dan een steeds krachtiger wordende leuze: ‘Nooit meer München’. Niet minder te betreuren dan deze ontwikkeling aan Engelsche zijde, was de wel wat erg
forsche Duitsche reactie hierop, welke tot uitdrukking gebracht werd door de annexatie van Tsjechië. Dit was nu juist
| |
| |
iets, waaraan het Chamberlain's tegenstanders nog ontbroken had, en sedertdien kon zelfs hij het niet meer volhouden tegen de stroom op te roeien, al bleef hij in zijn hart de verzoeningspolitiek ook nog toegedaan. Nooit meer München!, en wat in Maart reeds gold, gold na het échec van Moskou nog vele malen zoo sterk. Nooit meer München!, maar lag hier iets anders in opgesloten, dan dat Engeland geen pas nu zou willen terug zetten, voor geen stuiver zou willen toegeven?
Aan den anderen kant stond Duitschland, dat zich zeker niet van zins zou toonen zijn diplomatieke overwinning nu verder maar zonder gevolgen te doen blijven. Integendeel, met Rusland's carte blanche in den zak, kon het logischerwijze niet anders, of Hitler zou thans onverbiddelijk een oplossing eischen inzake de kwesties Danzig en de Corridor, een oplossing ‘so oder so’. Gegeven deze situatie, van den winnaar, die zijn buit wil binnenhalen, en van den verliezer, die onder geen voorwaarde bereid is ook zelfs maar een deel van dien buit af te staan, bleef er wel heel weinig ruimte over voor eenig optimisme. Zooals het in die late Augustusdagen zoo dikwijls werd uitgesproken, er zou beslist een wonder moeten geschieden, wilde een oorlog nog voorkomen worden. Wanneer er één lichtpuntje was, dan was dit alleen de wensch van den Rijkskanselier, ook verder nog de richtlijnen van zijn grooten voorganger Bismarck te willen volgen, door behalve met Rusland ook met Engeland een vriendschappelijke verhouding tot stand te brengen. Een wel heel zwakke reddingslijn, gelet op de zoo onstuimige zee, ofschoon iets natuurlijk altijd beter is dan niets. Evenwel, het heeft niet mogen baten, want waar men na het sluiten van het Duitsch-Russische accoord meê begon, daar is het, ondanks alles wat zich daartusschen nog heeft afgespeeld, feitelijk bij gebleven ook: Engeland liet aan de Duitsche regeering weten, dat het zijn verplichtingen aan Polen onder alle omstandigheden zou nakomen, waarop Hitler repliceerde, in Engeland's verplichtingen geen reden te zien om de behartiging van de Duitsche belangen na te laten.
Nadat aldus beide opvattingen waren vastgelegd, ontspon zich in de daarop volgende week, van vrijwel alle zijden nog een koortsachtige diplomatieke activiteit, teneinde ter elfder ure alsnog een vreedzame oplossing mogelijk te maken.
| |
| |
Een beroep van Roosevelt op den Italiaanschen Koning; een tot tweemaal toe herhaald beroep van denzelfden staatsman op Polen en Duitschland om toch tot regeling zonder geweld te komen, hetzij door directe onderhandelingen, door arbitrage of door een bepaalde procedure van verzoening; verscheidene bemiddelingspogingen van het Vaticaan; een aanbod tot het verleenen van goede diensten, namens Koningin Wilhelmina en Koning Leopold; en ten leste, wellicht het belangrijkste, het onvermoeide streven van Mussolini naar een redelijken uitweg. Buiten dit alles nog een persoonlijke briefwisseling tusschen Daladier en den Führer, benevens een uitvoerige en vrijwel ononderbroken notawisseling tusschen de regeeringen te Londen en Berlijn. Maar zoo intensief kon er niet onderhandeld worden, zoo hartstochtelijk kon er niet gearbeid worden ten gunste van den vrede, of in elken vorm en overal werden ook de voorbereidingen tot den oorlog voortgezet. In den vreemde verblijvende onderdanen der diverse mogendheden kregen van hun consuls den raad, oogenblikkelijk naar het vaderland terug te keeren, en aan de handelsschepen werden van regeeringswege orders gegeven van gelijke strekking. Voor journalisten, diplomatieke- en handelsvertegenwoordigers werd het, over en weêr, ook steeds meer koffers pakken, terwijl in Engeland, Frankrijk Polen en Duitschland de mobilisatie van alle strijdkrachten met elken nieuwen dag weêr wat meer werd uitgebreid. De verheffing van gouwleider Forster tot staatshoofd van de Vrije Stad Danzig duidde er intuschen nog op, dat in de naaste dagen met een ‘Anschluss’ moest worden rekening gehouden. Echter, nog leefde de Vrede, en bestonden er kansen, dat het, met of zonder Engelsche bemiddeling, gelukken zoû Polen en Duitschland aan de conferentietafel te krijgen. Het was zoo op het eerste gezicht toch eigenlijk ook te mal om los te loopen, dat twee mogendheden, die voor vijf jaren nog bereid waren een
niet-aanvalsverdrag te aanvaarden met allerlei clausules over gemeenschappelijk overleg, thans niet eens meer met elkander in een eenvoudige gedachtenwisseling zouden willen treden.
Aldus redeneerende, vergat men evenwel, dat het Polen van maarschalk Pilsoedski een geheel ander Polen was dan het tegenwoordige der kolonels. Pilsoedski heeft altijd gestreefd naar een Polen van de Oostzee tot de Zwarte Zee, naar een Groot-Polen,
| |
| |
welks uitbreiding van grondgebied voornamelijk ten koste van de Sovjet-Unie zou moeten geschieden. Ware het communistisch régime in die dagen ook maar even wat wankel geworden, Polen's leider zou niet geaarzeld hebben, terstond zijn plannen ten uitvoer te leggen. De Poolsche expansie had toen dus een oostwaartsche richting, vandaar de noodzakelijkheid, in het Westen behoorlijk gedekt te zijn. En hoe hiervoor een betere mogelijkheid gevonden, dan door zich met het zoo fel anti-communistische Duitschland te verstaan? Toen Duitschland in die richting eenige avances begon te maken, aarzelde Pilsoedski dan ook geen moment. Hitler had zekere plannen voor het Westen, Pilsoedski voor het Oosten; dat klopte dus prachtig, en zoo was er op dat moment (1934) niets logischer dan een Poolsch-Duitsch non-agressie pact. dat bovendien nog werd ‘herverzekerd’ in de weêr opgeleefde vriendschap met Frankrijk. Ondanks alles, bleek op den duur hiermeê Polen's positie toch niet voldoende geconsolideerd te zijn: de verwachte ineenstorting van het Russische bewind bleef uit, het volksfront-Frankrijk ging met de Russen een vrij nauwe verbintenis aan, en ondertusschen werd het Derde Rijk van dag op dag meer een groote mogendheid. De mogelijkheid, het ideaal van Pilsoedski binnen afzienbaren tijd te verwezenlijken, werd door dezen loop der gebeurtenissen practisch tot nul gereduceerd, zoodat het eigenlijk heel begrijpelijk was, dat na den dood van den maarschalk zijn erfgenamen diens nalatenschap niet wilden aanvaarden. De nieuwe regeerders, als wier exponent op de internationale markt kolonel Beck fungeerde, droomden niet minder dan Pilsoedski van een Groot-Polen, maar zij zagen dit geheel anders, en wel als de leiding-gevende mogendheid in een blok van staten, dat als een neutrale muur tusschen Duitschland en de Sovjet-Unie diende te worden opgetrokken. Een zeer belangrijke functie van dezen muur (Polen, Hongarije, Roemenië,
Zuid-Slavië, Griekenland en Turkije) was natuurlijk het scheppen van een tegenwicht tegen de Duitsche expansie in Midden- en Oost-Europa, welke zich toen echter nog op haast geen andere manier aandiende dan in de nationaal-socialistische activiteit in het voormalige Oostenrijk. Om een lange geschiedenis nu kort te maken, de Poolsche plannen bleken geen levensvatbaarheid te bezitten, en toen ook eenige maanden na ‘München’ een laatste
| |
| |
energieke poging van Beek weer zonder resultaat bleef, moest onherroepelijk worden vastgesteld, dat het pogen, een anti-Duitsche, tevens anti-Russische, dam op te werpen, voor de Polen op een hopeloos fiasco was uitgeloopen. Der regeering te Warschau stonden toen nog twee wegen open, òf een zich opnieuw verstaan met Duitschland, òf het op een of andere manier samengaan met de twee groote mogendheden uit het Westen. Zooals de feiten geleerd hebben, heeft Polen de eerste de beste gelegenheid waargenomen, het laatste te kiezen, waarmeê het zich ten opzichte van Berlijn meteen definitief had vastgemanoeuvreerd. Van Warschau waren toen geen voor Duitschland eenigszins bevredigende initiatieven meer te verwachten, en daar Hitler bleef vasthouden aan zijn minimum-eischen van Danzig terug bij het Rijk en een exterritorialen weg dwars door den Corridor, was per slot van rekening alle bemiddeling bij voorbaat al tot vruchteloosheid gedoemd. Een van beide partijen had moeten beginnen met heel duidelijk water in den wijn te doen, en juist die eenig mogelijke uitweg was door den groei der omstandigheden onbegaanbaar geworden.
Van een rechtstreeksche gedachtenwisseling tusschen Warschau en Berlijn mocht dus niets meer verwacht worden, en, temeer daar Polen nu ook een pion in het Engelsche spel geworden was, kon slechts een overeenstemming tusschen Berlijn en Londen nog uitkomst brengen. De Engelschen zoowel als de Duitschers wilden met alle genoegen met elkander praten, doch de eersten alleen indien Hitler van zijn eischen aan Polen zou willen afzien, terwijl de laatsten juist de inwilliging van die eischen als voorwaarde stelden, alvorens aan een conferentie deel te nemen. Nochtans kwam er nog een Britsch voorstel tot bemiddeling los, hetwelk door de Duitschers aanvaard werd (29 Augustus) onder het beding, dat de Polen vóór den nacht van den 30sten een gevolmachtigd onderhandelaar naar Berlijn zouden afvaardigen. Hierop heeft de Engelsche regeering bij monde van haar gezant te Berlijn weêr geantwoord, harerzijds invloed te willen uitoefenen op het begin der onderhandelingen. Von Ribbentrop, die deze boodschap van Sir Neville Herderson in ontvangst nam, heeft toen tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik gemaakt, den Engelschen ambassadeur in kennis te stellen van Hitler's allerlaatste aanbod tot een
| |
| |
vreedzame regeling der hangende moeilijkheden. Dit, in zestien punten vervatte, plan behelsde in hoofdzaak weinig nieuws; de eischen ten aanzien van Danzig en van een corridor door den Corridor bleven er onverzwakt in gehandhaafd, maar het geheel was ditmaal in een dergelijken vorm gegoten, dat die eischen niet meer zoo op den voorgrond traden en min of meer verdoezeld werden door tal van andere voorstellen, als b.v. volksstemmingen in bepaalde gebieden onder internationale contrôle, demilitarisatie van Danzig en omgeving, voor den tijd van een jaar een internationaal beheer in enkele betwiste gebieden, een wederzijdsche regeling van het vraagstuk der minderheden, en nog een aantal andere nevenpunten.
Het eenige, dat men van deze voorstellen met zekerheid zeggen kan, is, dat zij in den nacht van 30 op 31 Augustus door de Duitsche radio gepubliceerd zijn, d.w.z. nadat door het uitblijven van een Poolschen onderhandelaar Hitler's aanbod als verworpen werd beschouwd. Voor het overige is alles duister op dit cardinale punt, want zeggen de Duitschers, hun voorstellen bijtijds en langs den normalen diplomatieken weg bij de Poolsche regeering te hebben ingediend, de Polen en Engelschen ontkennen dit en geven voor, pas geweten te hebben wat Duitschland wilde, toen de gestelde termijn voor het zenden van een onderhandelaar bereids verstreken was. Alle reeds gepubliceerde en nog te publiceeren witboeken ten spijt, zal het voorloopig niet mogelijk zijn, in deze zoo teêre en ook zoo belangrijke aangelegenheid de objectieve waarheid vast te stellen. A la guerre comme à la guerre, en niet een der thans bij het conflict betrokken mogendheden kan het zich veroorloven haar waarheid door de waarheid tot leugen te doen degradeeren.
Nog slechts één dag na dit geharrewar over de al of niet gedane voorstellen van den Rijkskanselier, terwijl allerwegen een laatste hand gelegd werd aan de paraatheid van de weermacht, mocht het nog vrede blijven. Reeds in de Rijksdagzitting van den 1sten September deed Hitler toen die mededeelingen, waarvan men niet meer had kunnen hopen, dat zij achterwege zouden gebleven zijn. De Führer toonde zich vastbesloten, de kwesties Danzig en den Corridor op te lossen, en ervoor te zorgen, dat in de betrekkingen tusschen Polen en het Rijk een dergelijke wending intreedt, dat
| |
| |
een vreedzame samenleving tusschen beide staten mogelijk wordt. Ten besluite van deze historische Rijksdagzitting, werd eene wet aangenomen, welke Danzig bij het Rijk vasthechtte. Met welke middelen deze zaken allemaal verwezenlijkt zouden worden, is uit den aanhef van deze regelen reeds bekend: ‘Sedert vanochtend 5 uur 45 wordt thans teruggeschoten....’
De staat van oorlog tusschen Duitschland en Polen was hiermeê dus een feit geworden en daarmede de vraag actueel, hoe Engeland zou reageeren. Volgens den tekst van het Poolsch-Engelsche Verdrag, zou de Engelsche hulp automatisch geboden moeten worden, zoodra Polen zijn onafhankelijkheid bedreigd zag en het meende zich daartegen te moeten verzetten; maar zoo snel werkte de Engelsche garantie in de praktijk toch niet. Na een aarzeling van vierentwintig uur, liet de Engelsche regeering te Berlijn mededeelen, dat indien de Duitsche troepen zich niet ten spoedigste van het Poolsche grondgebied zouden terugtrekken, Engeland zijn verplichtingen wilde nakomen. Een soortgelijke nota werd namens de Fransche regeering aan Von Ribbentrop overhandigd, waarna het woord weêr geheel aan Duitschland was. Geheel aan Duitschland, aangezien in beide nota's geen termijn voor een antwoord gesteld was, zulks in verband met een intusschen weer ondernomen poging van den Duce, zoo mogelijk den begonnen oorlog nog in de kiem te smoren door het bijeenroepen van een Vijfmogendheden-conferentie. Of deze stap van Mussolini misschien nog iets had kunnen opleveren, indien hem wat meer tijd ter beschikking zou zijn gebleven, is ook iets, wat te gelegenertijd de geschiedenis zal uitmaken. Echter, toen Greenwood (onder applaus van alle banken) in een rede vol verontwaardiging aan de regeering en aan het Huis had doen uitkomen, dat de oppositie ten spoedigste een duidelijke beslissing eischte of het oorlog dan wel vrede zou zijn, bleef er voor Chamberlain c.s. nog slechts die eene mogelijkheid open: aan Berlijn een ultimatum te stellen. Engeland verlangde toen van de Duitsche regeering, vóór 11 uur (G.T.) in den voormiddag van den 3en September, de belofte te ontvangen, dat zij ten aanzien van Polen den status quo ante herstellen zou; zoo niet, dan zou het Poolsch-Engelsche verdrag onmiddelijk in werking treden.
Gelijk te verwachten was, onthield de Duitsche regeering zich
| |
| |
van eenig antwoord, waarna het nu onvermijdelijke zich voltrekken moest: oorlog in Europa. Voor Frankrijk had toen ook het uur geslagen, en al ging het dan ook kennelijk met een zeer bezwaard hart, het wilde zich toch niet aan zijn verplichtingen onttrekken. Eenigen uren na het Engelsche volgde ook een Fransch ultimatum, waarop natuurlijk al evenmin een bevredigend antwoord ontvangen werd. Oorlog, ook tusschen Duitschland en Frankrijk dus.
Uit Rome was inmiddels bekend geworden, dat van Italië voorshands geen militaire actie zou uitgaan, m.a.w. dat het neutraal wenschte te blijven. Het is natuurlijk volslagen ondoenlijk, te voorzien, in welke richting deze neutraliteit zich ooit nog eens ontwikkelen kan; maar voor het oogenblik is er geen discussie over mogelijk, of deze neutraliteit is ten bate van de As weêr een politiek-strategische meesterzet van de eerste grootte. In de eerste plaats kan Italië zich nu economisch en militair nog rustig blijven ontwikkelen en versterken, het blijft ongestoord een belangrijke schakel voor den Duitschen invoer, en vormt bovenal een stille bedreiging in de Middellandsche Zee, wat andere, daar belanghebbende, mogendheden er voortdurend toe dwingt (met het oog op ‘verrassingen’), een zeer aanzienlijk deel van hun strijdkrachten in reserve, dus werkloos, te houden.
Wat nu de krijgsverrichtingen betreft, het kan nog een paar weken, desnoods nog wat langer, duren aleer de laatste Poolsche tegenstand gebroken zal zijn, doch in feite is na de eerste veertien dagen het onzalig lot van Polen al beslist. Alle verdedigingswerken en het vaak zeer heldhaftige vechten der Poolsche regimenten ten spijt, is een geweldige overmacht langs een tiental aanvalslijnen met zoo een enorme snelheid het land binnengevallen, dat Warschau reeds van alle kanten is ingesloten, en dat de voor Polen strategisch zoo belangrijke rivieren, de Boeg, Weichsel en San, alle drie reeds overschreden zijn.
In het Westen hebben tot nu toe nog geen operaties plaats gevonden, welke het vermelden waard zijn. De Fransche zijn begonnen de Duitsche linies in de omgeving van Saarbrücken (dat buiten de Westwall ligt) te sondeeren, op een frontbreedte van ongeveer 20 kilometer; en ofschoon zij daarbij wel eenige terreinwinst behaald moeten hebben, is deze toch nog van te geringe beteekenis om er reeds eenige gevolgtrekking uit te kunnen maken.
| |
| |
Door het plotselinge inslaan van den bliksem op ons werelddeel, heeft overal elders de politieke ontwikkeling als het ware een oogenblik stil gestaan, ook in het Verre Oosten. Met Rusland's toetreden tot het Anti-Komintern-Pact, gelijk Le Matin den nieuwen toestand persifleerde, was het, van niets wetende, Japan natuurlijk allesbehalve ingenomen. Japan gaat met een schoone lei beginnen, Japan wenscht allereerst alleen te staan, aldus de grondgedachten van de Japansche commentaren, terwijl het aftreden van het kabinet-Hiranoema - inmiddels alweêr vervangen door een kabinet-Abe - wel afdoende demonstreerde, hoe hard de klap was aangekomen. Zou Japan het nu met Engeland weêr op een accoordje zien te gooien? Natuurlijk niet, want al was de Japansche regeering nu ook een kostelijk instrument ter verwezenlijking van haar anti-westersche politiek (‘Azië voor de Aziaten’) uit handen geslagen, daarmeê was aan die politiek zelve toch niet het minste veranderd. ‘Japan gaat met een schoone lei beginnen’ kan derhalve niets anders te beteekenen hebben, dan dat men zich te Tokio bezinnen wil hoe ook zonder het Anti-Komintern-Pakt de gestelde doelen te bereiken zijn. Het zal de moeite loonen, het streven van de Japansche diplomatie in den eerstkomenden tijd nauwlettend te bezien, want geen schooner kansen konden er voor de Japansche Pacific-politiek geschapen worden, dan precies door een oorlog in Europa.
Dat Japan alles zal aangrijpen om die kansen goed te benutten, staat als een paal boven water; en daarom zou het best nog wel eens bewaarheid kunnen worden, dat Von Ribbentrop het bij het juiste eind had, toen hij verklaarde, er van overtuigd te zijn, dat het Duitsch-Russische pact voor de Duitsch-Japansche èn voor de Japansch-Russische betrekkingen een goede uitwerking zal hebben. Een Japansch initiatief t.z.t. in de richting van Moskou zal dan ook heelemaal niet onmogelijk zijn, en al evenmin zal men er zich dan over mogen verwonderen, indien zulk een initiatief door de Russen gunstig zal worden ontvangen. Immers: met Duitschland als vriend en straks bovendien als buur, zal het voor Stalin toch ook wel een heel prettige gedachte moeten zijn, mocht er eens burenruzie komen, in het Oosten door niets meer gebonden te zijn.
|
|