De Nieuwe Gids. Jaargang 54
(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 647]
| |
Onzijdig in oorlogstijd door Dr. Alfred A. Haighton.Thans een maandschrift-artikel schrijven over den pas uitgebro ken Europeeschen oorlog, is een hachelijk beginnen. Want bij de snelheid, waarmede de gebeurtenissen zich ontwikkelen, staat het vrijwel vast, dat alle beschouwingen achterhaald zullen zijn door de feiten, éér zij zwart-op-wit onder 's lezers oog komen. Anderzijds echter eischt de taak van meer bezonken voorlichting, welke aan de ‘tijdschrift’ geheeten categorie periodieken toekomt, dwingend een poging tot bezinning van meer gedegen gehalte dan vluchtiger publicaties, als weekbladen en vooral die eendagsvlinders, de couranten, mitsgaders wat dies meer zij, vermogen te bieden. Later delft men eerder tijdschriftartikelen op dan uitlatingen, die bedolven liggen onder stapels vergeeld krantenpapier. Ik waag mij er dus aan. Onder nadrukkelijke beklemtooning van den datum des geschrifts: 6 September 1939. Wat nú gezien en vastgelegd is, zal wellicht door de toekomst gelogenstraft worden, maar behoudt dan toch de a.h.w. documentaire waarde van zuiveren weêrslag der eerste indrukken en vooruitzichten. Sentimenteele overwegingen blijven terzijde. Oorlog is - na aardbeving, pestilentie en gepeupel-revolutie - de grootste ramp, die menschen treffen kan. Het hart krimpt bij het denken aan de blindgeschotenen, de in gifgaswolken stikkenden, de zieken en ouden van dagen, welker levens vermorzeld worden, alsmede de tallooze andere, meer of minder hulpelooze en allen onschuldige, slachtoffers van het onheil. Doch Geschiedenis werd immer middels oorlogen gemaakt. Krijg hoort nu eenmaal tot 's menschen natuur. | |
[pagina 648]
| |
Of dit ons bevalt, is de vraag niet. Het is een feit. En men moet over feiten factisch denken. Halfzacht idealisme lost met zijn wereldvreemd gedweep geen enkel probleem op. Ergo: aan het gevoel het zwijgen opgelegd. Resten de vragen naar oorzaak, beteekenis en vermoedelijke gevolgen van den oorlog binnen het cader der nuchtere politiek Er kan natuurlijk geen sprake van wezen, zelfs maar te probeeren, deze vragen te belichten in een tijdschriftartikel. Daarvoor zijn zij te omvangrijk en is het moment te vroeg. De Geschiedschrijving zal het t.z.t. wel doen, en denkelijk behoeft zij een eeuw of zoo, om een waarlijk objectief oordeel te vestigen. Ik wil slechts enkele zijlichtjes op enkele facetten van het vraagstukken-complex werpen, onder den indruk van den dag en tegen den achtergrond van het weinige feitelijk-vaststaande, dat wij weten.
* * *
Het, vlak voor het uitbreken van den krijg gesloten, non-agressie-pact tusschen Hitler en Stalin heeft een aard, precies geschikt, om Fascisten te verbazen, en alle overtuigden, onder de Nationaal-Socialisten èn onder de Communisten, het spoor bijster te maken. ‘Hoe?’ vraagt men zich af, ‘Hitler en Stalin hebben elkander jaren lang met hand en tand bestreden, wederkeerig voor den baarlijken duivel uitgemaakt, en de menschen opgehitst tegen Rood resp. Bruin! Stalin heeft generaals, hooge ambtenaren, Partij-Bonzen etc. laten ter dood brengen wegens beweerd gekonkel met de Nazis. Hitler stopte alle rooden-van-belang in concentratiekampen. En nu sluiten zij samen een verdrag, dat bijna een verbond mag heeten! Zijn wij - Bruinen resp. Rooden - dan jarenlang door onze voorgangers om den tuin geleid?’ Ordelievende lieden, die voor Hitler sympathie koesterden wegens zijn hoedanigheid van Anti-Bolsjewiek, zijn, hier te lande, veelal diep ontgoocheld; en véél pleit er voor, dat zulks ook bij andere Volken, buiten Duitschland en Rusland, het geval is. Deze reactie is begrijpelijk, doch fout. Zij berust op een te-kort aan doordenken. Een aantal voor de hand liggende, doch in het vuur der verontwaardiging vaak over het hoofd geziene, bedenkingen leert de onjuistheid dezer gemoedsbeweging. Primo: reëele politiek en ideologische dito zijn twee. In den | |
[pagina 649]
| |
vorigen oorlog vocht het absolutistische Keizerrijk Rusland in één kamp met de bourgeois-democratie Frankrijk. Waarom niet? Naar buiten toe is elke Staat een éénheid, een levend wezen van hoogere orde; en niets belet bijv. een Koninkrijk en een Sovjet-Republiek samen te gaan ter verkrijging of behoud van een landstreek of iets dergelijks. Ook Groot-Brittanië, die aristocratische democratie in Monarchalen vorm, heeft met ‘Kameraad’ Stalin onderhandeld over een verbond. De Edelman Chamberlain, bedelend om Stalin's gunst, verkeerde in volstrekt geen minder scheeve positie dan waarin Hitler, de ontwerper van het Anti-Kominternpact, en Stalin, de opperbons van het internationale Volksfront zaliger, thans verkeeren, nu zij vriendschap met elkaêr gesloten hebben. Zij deden dat qua Leiders van Duitschland en Rusland, niet als Kopstukken van Nationaal-Socialisme en Bolsjewisme. Nederland staat op warmen voet-van-vriendschap met België, ofschoon deze laatste staat, rond een eeuw geleden, ontstond door zich van ons land af te scheiden middels opstand. Die oude geschiedenis is al lang vergeven en vergeten door de respectieve Staatsbewinden. Is het dan niet dwaas, versteld te staan, nu ook het Derde Rijk en de U.S.S.R. een oude geschiedenis vergeven en vergeten? Die geschiedenis ligt minder in het verleden, werpt gij tegen. Zeker; maar ook Nederland en België knoopten normale betrekkingen aan binnen een goed decennium na het groote conflict. Menigeen vertrouwt Stalin's vriendschap jegens Hitler maar half. En vice versa. Och, dit zullen de betrokken Staatslieden zelf óók wel doen. Vriendschap-tusschen-Staten bestaat niet. Wat daarvoor doorgaat, is: gemeenschappelijk belang. Gewoonlijk duurt dit niet zoo geweldig lang. Na afloop der belangengemeenschap vindt de zoogenaamde ‘vriendschap’ vanzelf haar einde. Enkel domkoppen schreeuwen dan: ‘Verraad!’ Dat de massa uit botterikken bestaat, dat journalisten meerendeels niet knapper zijn, en dat de leiders der groote politiek alles in het werk stellen, om deze ezelachtigheid aan te wakkeren, zijn zoovele, even begrijpelijke als meestal onbegrepen, feiten. Wie zijn hoofd koel houdt, snapt licht, hoe Sowjet-Rusland op een brok Polen aast; evenals Polen, een jaar geleden, op een brok Çecho-Slowakije aasde, en het kreeg. Secundo: nuchter beschouwd, zal het nog moeten blijken, of dit Hitler-Stalin-Pact een monster-verbond behelst. Hitler weet, wat | |
[pagina 650]
| |
hij doet. Tot nog toe, tenminste, heeft hij dit immer bewezen. Natuurlijk kan het zijn, dat hij thans zijn groote fout gemaakt heeft; want onfeilbaarheid bezit hij niet. Maar evengoed kan het zijn, dat de ontstelden een groote fout begaan, door hem een fout toe te dichten. Mutatis mutandis gelden deze zelfde overwegingen ten opzichte van Stalin. Laat ons de quaestie eens nuchter bekijken. Over Sowjet-Rusland weet men weinig of niets steekhoudends. Het blijkt al lastig genoeg, een onbevangen beeld over het Derde Rijk te krijgen. Want: de meeste kranten liegen; in het land zelf zijn de menschen zwijgzaam en spreekt men hoogstens enkelingen, zoodat geen betrouwbare indruk van het geheel verkregen wordt; ten slotte spelen eigen vooringenomenheden bij de meesten onzer een te groote rol, om een onbevangen oordeel te veroorloven. Het leeuwendeel der groote pers ten onzent maakt, openlijk of verkapt, propaganda tegen Hitler; en hetzelfde geldt voor de andere West-Europeesche landen en de U.S.A. De Duitsche en Italiaansche pers maken evenzoo propaganda vóór Hitler. Mutatis mutandis mag hetzelfde gezegd worden van boeken, tijdschriften, radio-omroep etc. Zooals mij eens een Engelschman klaagde: we always get propaganda and never information. Het ‘never’ moge overdreven wezen; au fond had hij gelijk. Edoch: tegenover al deze vertroebelende elementen, als een dichte rook-sluier over de waarheid gespreid liggend, staan een paar factoren, die ons het ontwarren der feiten vergemakkelijken. Wij spreken Duitsch. Deutschland is nabij; velen onzer reizen er. Wij kunnen de Nazi-publicaties lezen èn de emigranten-ditos. Uit al die bronnen valt, voor een aandachtig waarnemer en goed opmerker, ten slotte wel een benaderde afspiegeling van de werkelijkheid schoon te schiften. Blijft het hart onpartijdig, dan kan het hoofd, zoodoende, een betrekkelijke nauwkeurigheid-van-oordeel erlangen. Nu Rusland. Alle inzicht-belemmerende omstandigheden zijn evenzeer aanwezig als in het andere geval. Maar bovendien ligt Rusland vèr weg, en spreken slechts weinigen deszelfs taal. Nederlandsche reizigers in Rusland zijn honderden malen schaarscher dan die in Duitschland. De meesten verstaan geen woord Russisch. Zij zijn aangewezen op officiëele tolken e.d., en moeten stommetje spelen jegens de rest. Sowjet-Russische couranten blijven den meesten onzer boeken met zeven zegelen. Wanneer ik in Parijs | |
[pagina 651]
| |
een krant in KyrillitsaGa naar voetnoot1) zie hangen, moet ik maar raden, of er Poolsch, Russisch, Bulgaarsch of wat anders in staat. Geen sprake van uit te maken, of dezelve witte, roode, paarsche, gele, groene dan wel andere gezindheid huldigt. Voor wat de Sowjet-Unie betreft, zijn wij aangewezen op informatie uit de derde hand. Natuurlijk noemen de rooden het er een paradijs, en natuurlijk vertellen hun tegenstanders het tegendeel. Wat heeft men daaraan? Niets. Ten minste: wanneer men op zoek gaat naar waarheid. De informatie-uit-de-derde-hand draagt gewoonlijk het stempel der onbetrouwbaarheid op haar voorhoofd. Er bestaan uitzonderingen. Een enkele maal leest men een boek, welks mededeelingen over de U.S.S.R. vertrouwen wekken. Soms beleeft men dan rare verrassingen. Zoo trof ik in het werk ‘Clashing Tides of Colour’, van den, onverdacht rechtsch-gezinden, Americaan Lothrop-StoddardGa naar voetnoot2), een zeer lofprijzende passage over Stalin aan. Lothrop Stoddard noemt hem - schrik niet! - een reactionair. Naar deze bron, zoû Stalin het bolsjewisme getemd hebben. Indachtig het aloude woord ‘la contre-révolution ne doit pas être une révolution contraire, mais le contraire d'une révolution’, heeft, volgens Lothrop Stoddard, Stalin den gelijkheidswaan gebreideld, en een zeer autoritairen Beambten-Staat ingevoerd, die, op wezenlijke punten, groote gelijkenis vertoont met Mussolini's Fascistisch Italië en Hiler's Nationaal-Socialistisch Duitschland. Nog in een paar andere boeken trof ik beweringen van dezelfde strekking. In Shanghai sprak ik, anno 1936, een mij reeds van vroeger bekenden Çech, die van een reis naar huis en terug door Sowjet-Rusland dezelfde opvatting medegebracht had. En dit zegt iets, daar Çechisch en Russisch ongeveer tot elkaêr schijnen te staan als Vlaamsch en Nederlandsch, zoodat hij overal met iedereen rechtstreeks kon praten. Hij gewaagde van classen-indeeling van den arbeid (met verschillende belooning en bevoegdheid), mooie villas, dure autos, weelderige restaurants etc. Hij, die in China verzeild was na den terugtocht van het Çechische legercorps in Siberië, waartoe hij behoorde, anno 1917...1920, vond het heelemaal geen bolsjewisme meer. En hij sprak uit ervaring, want hij is vakman | |
[pagina 652]
| |
op een speciaal-gebied der mechanica, en hem werd aangeboden, zich te Moscou te vestigen in Sowjet-dienst. Doch hij bezat, al járen lang, een eigen zaak te Shanghai, en had geen trek in - herinner ik mij wel - arbeid-van-de-twaalfde-classe met navenante bezoldiging en standing. Wegens mijn bestek, mag ik op dit alles niet dieper ingaan. Natuurlijk zeg ik niet, dat die beelden juist zijn. Ik weet er veel te weinig van. Hoe het echter ook zij, één ding staat vast: er zijn aanwijzingen - al dan niet betrouwbare - te over, dat de huidige werkelijkheid in de U.S.S.R. heel anders is, dan wij ons gemeenlijk voorstellen. Té gereedelijk vergeet men de ruim 22 jaren, verloopen sedert den uitbraak der April-Revolutie anno 1917 te Petrograd. Ik weet wel: analogieën bewijzen niets. Maar zij kunnen toelichting verschaffen, dit lijdt geen twijfel. Qua illustratie van mogelijkheden heeft het analogisch overwegen nut. Laat ons eens een parallel trekken met de Fransche Revolutie van 1789. Dezelve leek sprekend op de Russische anno 1917. Gepeupelheerschappij, moord, plundering, verkrachting van vrouwen en recht; bloedhonden - Danton, Marat, Robespierre resp. Lenin, Trotsky, Dzierzinsky (of hoe de naam van den Tsjeka-chef gespeld worden moet) - in de leiding; burgeroorlog, hongersnood, maar ook eindoverwinning tot gevolg. Anno 1811, twee-en-twintig jaar later, restte van dat al geen spoor. Napoleon de Groote regeerde, de Fransche Staat was een militaire dictatuur, stipte gehoorzaamheid doordrong alle geledingen van het ambtenaarscorps, een nieuwe classe stond aan het roer, orde en rust heerschten alom. Wie zegt ons, dat geen dergelijke verandering in Sowjet-Rusland plaats gevonden heeft? Zeker; men moet de analogie stellig niet ten volle door willen voeren. Stalin is geen Keizer. Doch ook Napoleon Bonaparte was maar een keizer van eigen maaksel; en in zijn grondwet werd het bestuur der republiek ‘toevertrouwd’ aan een Keizer, ten teeken, dat de afkomst dezer Imperiale Glorie niet ganschelijk te verloochenen viel. Hoeveel anti-revolutionnaire Europeanen zal toen het wezenlijke der ingetreden verandering ontgaan zijn? Hoevele Duitschers, Engelschen, Spanjaarden etc. hebben, in dat jaar 1811, de macht der Franschen bevochten, in de heilige overtuiging, tegen de verfoeide ideologie van 1789 te kampen? Teekenen genoeg | |
[pagina 653]
| |
wijzen er op, dat het meerendeel van Europa's menschdom toen in gene dwaling verkeerde. Wie vrijwaart ons tegen een analoge vergissing ten aanzien der huidige U.S.S.R.? Men bedenke toch: vlaggen, titels, phrasen beduiden weinig. Een Koninkrijk kan dèrmate constitutioneel worden, dat het practisch gelijk staat met een republiek. Kan dan een proletarische maatjes-egaal-republiek niet dèrmate dictatoriaal worden, dat zij practisch gelijk staat met een alleenheerschappij? De, tegen Stalin oppositioneele, Trotskyanen reppen allang over een Sowjet-‘oligarchie’, waardoor de dictatuur van het proletariaat in een dito over hetzelve veranderd zoude zijn. Stalin's hardhandigheid, jegens hem onwelgevallige dienaren, wijst er op. Al lang hoort men het slagwoord ‘Rooden Czaar’. Veel van hetgeen gedurende de jongste jaren in de kranten stond over de gebeurtenissen in den rooden ’heilstaat‘ klopt beter met het régime van een Iwan den Verschrikkelijken dan met een marxistische ‘Hof van Eden’, waar de kameraden, als gelijkberechtigde broeders, met elkaêr omgaan op ultra-democratischen voet en de regeering maar een dienares is van de geregeerde burgerij. Hedenavond lees ik een dagbladbericht, volgens hetwelk de ’gevallen engel‘ Trotsky, sprekend uit zijn schuilhoek ergens in Mexico, der roode wereld er van verwittigd heeft, dat het pact Hitler-Stalin het einde van de Komintern beduidt. Deze balling, die anno 1917 den staatsgreep te Petrograd op touw zette en onder zijn persoonlijke leiding liet volvoerenGa naar voetnoot1), weet wel iets van de Sowjet-zaken af. Hij scheldt meteen nog eens danig op de Sowjet-‘oligarchie’. Naar zijn zeggen, heeft Stalin gemeene zaak gemaakt met het Fascisme. Is er misschien werkelijk sprake van een overloopen door Stalin naar het andere kamp? Het klinkt ongeloofelijk. Edoch: Napoleon, de Zoon der Revolutie, huwde een dochter van Oostenrijks Keizer. Cromwell's zoon riep den verbannen troonpretendent terug. Misschien plaatst Stalin nog eens Cyrilus op den Czarentroon, die hem van rechtswege toekomt. Het eene ware niet gekker dan het andere. Wij beleven een Umwertung aller Werte. Natuurlijk lijkt de kans veel grooter, dat Stalin driedubbel spel speelt, en op een roode omwenteling in Duitschland loert. Maar daar is Hitler zèlf bij. En het hoeft niet zoo te wezen. De Duitsche Regeering beschikt | |
[pagina 654]
| |
over onvergelijkelijk veel meer en veel beter gegevens dan wij: wellicht acht zij terècht de ideologische bezwaren gering tegenover de reëele voordeelen van het Pact. Tertio: Het is de vraag, of de vijandigheid der ‘democratische’ Staten, jegens Duitschland en Rusland beiden, voor hen een kleiner gevaar inhoudt dan hun - nu voorloopig bijgelegde - onderlinge vijandschap. Engeland roept thans per, uit vliegtuigen gestrooide, billetten het Duitsche Volk tot verzet tegen Hitler op. In het Britsche parlement kondigde men een soort kruistocht tegen het Nazisme af. Dezelfde soort tactiek werd, gedurende 1917...1921, tegen de Sowjets gevolgd. Indien de beweringen, dat Stalin zijn ambtelijk apparaat, na het conflict met Trotsky, aardig van joden gezuiverd heeft, op waarheid berusten, zal de haat van het wereld-jodendom hem weinig minder bedreigen dan Hitler er door gedaan wordt. Het op zijde dringen van den jood Trotsky heeft Stalin zekerlijk bij vele joden persona grata àf gemaakt.Ga naar voetnoot1) Dat hij het vermocht in hetzelfde land, waar de joden de revolutie bewerkstelligd hadden en aanvankelijk de meeste hooge posten bezetten, spreekt, alléén reeds, boekdeelen. Op al deze gronden lijkt het raadzaam, het ideologisch oordeel over het pact nog wat op te schorten. Méér redenen pleiten m.i. daar vóór. Doch die sla ik, kortheidshalve, over. Welke beteekenis dit pact op den duur zal blijken te hebben, hangt, mijns bedunkens, nog meer van het verloop der omstandigheden dan van de intenties der twee betrokken regeeringen af.
* * *
Het beeld van den oorlog zèlf vertoont nog slechts weinig teekening. Dezelve is trouwens pas begonnen. Een vat vraagteekens! Op het front in Polen schieten de Duitschers flink op. Op het westelijk front: nog weinig of geen nieuws. Men vraagt zich af: wat kunnen de verbonden machten doen, om Polen te hulp te komen? De Siegfried-linie heet even onneembaar te zijn als der Franschen Maginot-linie. Tegen Frankrijk neemt het Derde | |
[pagina 655]
| |
Rijk, althans voorloopig, een verdedigende houding aan, naar ook niet anders te verwachten viel, met het oog op den aanleg der kostbare Siegfriedlinie. Willen de Franschen daar doorheen breken? Dat zal denkelijk een harde noot voor ze wezen! Indien generaal Gamelin er toch toe overgaat, vervalt hij dan niet in een dergelijke fout als het Duitsche opperbevel anno 1916 maakte bij Verdun? En heeft Frankrijk wel troepen genoeg voor die taak? Het Britsche leger is voorloopig grootendeels toekomstmuziek: de eerste militielichting kwam eerst in den loop van dezen zomer op. Naar het schijnt, vergt doorbraak van een dergelijke permanent-versterkte linie vijf- à zevenvoudige overmachtGa naar voetnoot1) Waar moet Frankrijk die van daan halen? En wacht men lang met den grooten aanval in het Westen, dan is Polen verloren, eer er een hand tot hulp werd uitgestoken! Directe hulp lijkt óók al bezwaarlijk, daar Denemarken de Oostzee afgesloten houdt. Trouwens: de Duitschers zelf hebben voor de noodige mijnenvelden gezorgd. Schending van Deensche, Nederlandsche of Belgische neutraliteit door de Westmachten, om een doormarsch naar de Oostzee resp. ongedekte Duitsche flanken te forceeren, ziet er eveneens halsbrekend uit. Blokkade geeft niets, zoo lang Rusland grondstoffen en levensmiddelen levert. Luchtraids dwingen geen onderwerping af: dit hebben vorige oorlogen - laatstelijk Spanje - genoegzaam geleerd. Bovendien: de Duitsche tegenweer is niet voor de poes.
* * *
Ons Nederlanders boezemt het lot van Nederland natuurlijk bovenal belang in. En uit pure liefde voor ons dierbaar Vaderland, èn omdat ons aller persoonlijk welzijn er ten nauwste bij betrokken is. Want de ellende, met een oorlog gemoeid, ware in ons geval te gruwelijker, omdat er volstrekt niet voor ons bij te winnen valt. Evenals bij den aanvang van den vorigen oorlog in Noord-West-Europa, anno 1914... 1918, heeft ook nù de Regeering van Hare Majesteit des Vaderlands absolute neutraliteit afgekondigd. Deze neutrale houding beteekent de eenige gezonde ‘Real-Politik’, | |
[pagina 656]
| |
die Nederland bij een dergelijk conflict kan aannemen. Immers: wèlke zijde dit Koninkrijk ook zoude kiezen, het zoû altijd verliezen door zijn partijname. Gesteld eens, wij sloten ons aan bij Duitschland. - Dan pikken de Vereenigde Staten meteen ons West-Indië weg. Al lang heeft America een oogje op Curaçao: de herhaalde aanbiedingen, dat eiland van ons te koopen, spreken duidelijk de taal der begeerte. Uncle Sam's verlekkerdheid op het, vroeger - sedert de overijlde afschaffing der Negerslavernij - vrijwel waardelooze, Curaçao spruit voort uit deszelfs strategische positie ten opzichte van Panama-canaal, en broeder Jonathan's streven naar algeheele hegemonie over de Caraïbische Zee. Daar komt, sinds een vijftiental jaren, nu nog de oeconomische waarde, wegens de petroleum-opslagplaatsen, bij. Gingen de U.S.A. annexeeren, dan zouden zij zeker niet opzien tegen de geringe moeite, meteen de overige Nederlandsche Kleine Antillen plus Suriname weg te kapen. - Wie Oost-Indië rooven zoû, Engeland, Japan of America, lijkt twijfelachtig. Misschien wel alle drie tegelijk. Doch dat het ons ontstolen worden zoû, staat vast. In den Franschen tijd was enkel Engeland gegadigd; en het aarzelde geen oogenblik. Zoodra wij bij Engeland's vijand, toen Frankrijk, aangesloten waren, begonnen de Britten hun slinkschen rooftocht tegen onze colonies. - Partij kiezen vóór Duitschland moet onherroepelijk den ondergang van ons overzeesch Imperium na zich sleepen. Gesteld nu eens het omgekeerde: Nederland kiest de zijde van Engeland en Frankrijk. - Dan is Duitschland verplicht, ons aan te vallen. De kans, dat het Nederlandsche leger het daarbij zoû afleggen, is groot. Wij krijgen dan dus een - in dat geval - vijandige Duitsche bezetting in het land. M.a.w. het Moederland, de Kern des Rijks, gaat te loor. Stellig zullen dan Engeland, America, Japan etc. onze overzeesche gebiedsdeelen onder hun ‘bescherming’ nemen. Alle kwade gevolgen van het eerste geval treden dus eveneens in. En het is niet duidelijk of, en zoo ja hoe en wanneer, wij onze coloniën terug zouden krijgen: na Napoleon's val hield Engeland als ‘aandenken’ Zuid-Africa, Ceylon en Malakka, terwijl het de meeste onzer bezittingen zonder slag of stoot ‘in bewaring’ gekregen had op vertoon van een aanschrijving van onzen, voor de Franschen gevluchten, Prins | |
[pagina 657]
| |
Willem V van Oranje. - Partij kiezen tégen het Duitsche Rijk beteekent Nederlands totalen ondergang. De traditioneele neutraliteitspolitiek der Nederlandsche Overheid strookt, gelukkig, geheel met de intuïtieve gezindheid van het leeuwendeel der Natie. Ten onrechte zoude het buitenland daarin een bewijs van lafhartigheid of beginselloosheid zien. Het eenige beginsel, dat eenen Staat in omstandigheden als de huidige past, is: onverbiddelijke behartiging van het Nationaal Belang; en dit vordert, in casu, gebiedend: stipte neutraliteit. Gedurende het afgeloopen jaar - September 1938... September 1939 - las men in links-geöriënteerde bladen, als de ‘Groene Amsterdammer’ e.d., herhaaldelijk betoogen, waarbij, lichtelijk verbloemd, te kennen werd gegeven: Nederland moet zijn stricte neutraliteit-in-geval-van-oorlog laten varen, om actief deel te nemen aan de zaak der ‘Westersche Democratieën’. (In hoeverre de schrijvers het méénden,Ga naar voetnoot1) mag gevoegelijk in het midden blijven.) Zulk een zienswijze is funest. Hare verwerkelijking zoude leiden tot opoffering van Nederland aan een hersenschim. Want het opereeren met het ideologisch begrip ‘democratie’, op het veld der buitenlandsche politiek, heeft nog veel minder zin dan zulks te doen met dito begrippen als ‘Fascisme’, ‘Nationaal-Socialisme’ en ‘Bolsjewisme’. Men meene niet, dat Engeland en Frankrijk den huidigen oorlog voeren voor iets anders dan hun - wèl- of verkeerd-begrepen - eigenbelang. Ik geef ze daar geen ongelijk in. Indien gene Mogendheden op - in hun oog - goede gronden meenen, de vernietiging van Duitschland noodig te hebben voor hun bloei, zouden zij wel gek zijn, wanneer zij nalieten, daartoe al hun kracht in te spannen. Evenzeer als Duitschland dwaas ware, zich goedschiks te láten vernietigen. Wij, klein land, dat wij zijn, en van huis uit buiten het conflict staande, waren echter wel heelemáál dol, als wij ons door ideologische propaganda van de wijs lieten brengen. Net als gedurende den vorigen oorlog, ontketent Engeland opnieuw een stortvloed van propaganda, om de wereld in den waan te brengen, dat het voor de heilige rechten der verdrukte | |
[pagina 658]
| |
volkeren vecht etc. Dit is larie. Hetgeen Duitschland gedaan heeft met Çecho-Slowakijë, en wat het doet met Polen, heeft Engeland gedaan met de Boerenrepublieken (Transvaal en Oranje-Vrijstaat), met Hindostan, met Malta, met... zie de wereldkaart. Elke Staat heeft zijn grondgebied bijeenveroverd. Ook Frankrijk, ook Portugal, ook Nederland. Terecht of ten onrechte, dit te beoordeelen staat niet aan ons. Wat is er trouwens tegen? De Volkeren verkeeren jegens elkander in de onderlinge betrekking van wilde dieren in de wildernis. De heele wereldgeschiedenis bewijst deze waarheid. Redenaties over recht en edele beginselen in de internationale politiek zijn praatjes voor de vaak. De Nederlander is er maar al te vatbaar voor, zich daardoor in de luren te laten leggen. Waar Engeland zijn propaganda-oorlog nu zóó ver drijft, dat het zelfs oproer-stokende strooibilletten over Duitsch gebied verspreidt, kan wel gemakkelijk nagegaan worden, aan welk een trommelvuur van stemmingmakerij het de neutralen bloot stelt. Daarbij komen de machtige, in Nederland hoogst invloedrijke, strevingen van binnenlandsche elementen - jodendom, capitaalsgroepen, ‘democratische’ organisaties etc. -, die uitteraard dit Britsche streven van ganscher harte ondersteunen.Ga naar voetnoot1) Menigeen meent in de radio-uitzendingen van het A.N.P. reeds een partijdige voorliefde voor uitgebreide berichtgeving uit Engelsche en Fransche bron op te merken. Misschien is zulks maar inbeelding, misschien zijn de Duitsche tijdingen korter, misschen maken de evenbedoelden zich voor niets ongerust: met dit alles blijft het gevaar van propagandistische beneveling der Nederlandsche hoofden groot. Wij, Nederlanders, dienen één ding goed te begrijpen: géén der strijdende partijen heeft òns welzijn op het oog; ieder hunner streeft het eigene na; Nederland moet het zijne behartigen, zonder aanzien des persoons der anderen. Het conflict gaat ons niets aan. Zoolang het ons niet raakt, staan wij er buiten. Uiterlijk èn innerlijk. Ons land moet niet weêr in de fout vervallen, die het beging, toen het zich voor Engelands wagentje liet spannen door deelname aan die malle sancties tegen Italië gedurende de verovering van Abessinië. Thans zoû zulk een flater te veel | |
[pagina 659]
| |
bloedige offers kosten. Wij zijn als in een schip op woelige baren, en moeten op ons eigen heil bedacht wezen. Voor den vorigen oorlog zijn wij gespaard gebleven, ofschoon een groot deel van ons Volk zich toen liet ophitsen tot anti-Duitsche gevoelens. (Ná dien oorlog hebben wij gezien, wat de fraaie leuzen der ‘Westersche Democratieën’ waard bleken!) Thans wordt er wêer alles op gezet, om Duitschland tot schuldige te doodverven. Laat ons toch in nuchterheid bedenken: wij beschikken over geen enkel betrouwbaar gegeven hoegenaamd, om uit te maken, wèlke partij de heusche aanvaller is. Wat wij vernemen is: propaganda. Gekleurde berichtgeving, berekend op stemmingmakerij. Verdraaide voorstelling der feiten. Gelijk immer, gooien beide partijen de schuld op elkaêr. Laten wij, Nederlanders, de in casu toepasselijke onder onze goede oude spreekwoorden indachtig blijven. Hier volgen er een paar. ‘Waar twee kijven, hebben twee schuld’. ‘De pot verwijt den ketel, dat hij zwart ziet’. ‘Er is geen koe zoo bont, of er zit een vlekje aan’. Houdt men deze wijze spreuken goed in het oog, dan is men eens voor al immuun tegen oorlogspropaganda. Dan laat men, schouderophalend, deze langs zijn koude kleêren afglijden, al mompelend: ‘De geschiedvorschers onder onze kleinkinderen zullen het wel uitzoeken.’ Dat Duitschland toch Polen binnen gerukt is? Stellig. Maar, eilieve, wat ging daaraan vooraf? Bent U vergeten, dat Polen een heel stuk Duitsch gebied-van-voor-1914 in bezit heeft? Dit is een onloochenbaar feit. Geen reden, om oorlog te maken, meent gij? Volkomen met U eens. Maar als het nu eens waar is, wat de Duitschers beweren over onophoudelijke grensschendingen en mishandeling van hun Volksgenooten-onder-Poolsch-gezag? U gelóóft dat niet? En U bent juist zoo boos op Uw buurman, omdat die het wèl gelooft? Dáár begint Uw beider fout. Want U beschikt over geen enkel betrouwbaar gegeven, om het al dan niet te gelooven. Houdt U er dus buiten. Oordeelt niet. Denkt enkel aan Uw eigen Land en Volk en Vorstenhuis. Betracht stricte neutraliteit, óók, ja vooral, in Uw innerlijk denken. Tot nog toe ziet het er naar uit, alsof op het Westfront de Duitschers hun militaire actie tot verdediging bepalen. Wanneer nu straks de Franschen Duitsch gebied betreden en de Siegfried- | |
[pagina 660]
| |
Linie aantasten, wordt U dan op slag anti-Fransch? Ik raad U: doet dat niet. Blijft ook dàn neutraal in Uw gevoelen. Het conflict gaat ons niets aan. Wij weten geen atoom van de diepe beweegredenen, die den staatslieden tot ontketening van dezen krijg hebben gedreven. Verdiept U niet in schuld-vragen. Daargelaten nog, of er in het geval van oorlog wel sprake kan wezen van ‘schuld’: wij weten geen duizendste van wat wij weten moesten, om met kennis-van-zaken te kunnen oordeelen. Want wie geen ezel is, begrijpt toch wel, dat de belligerente regeeringen enkel loslaten, hetgeen zij kwijt willen! Ik ben waarlijk niet eenzijdig pro-Duitsch of pro-Hitler. Wie hieraan twijfelt en zich van de waarheid overtuigen wil, leze mijn, twee-en-een-half jaar oude, boek ‘Waarheen voert Mussert?’Ga naar voetnoot1) Maar ik ben evenmin pro-Engelsch of pro-Fransch of pro-x-sch. Ik ben ènkel maar pro-Nederlandsch. Dit moet U óók zijn. Dit moeten wij allemáál zijn. Dit is onze plicht en ons belang. Want slechts in den schoot van eigen Volk zijn wij veilig. En dit Volk is slechts veilig, als àl zijn genooten schouder aan schouder staan in de ure des gevaars, zonder zich om ruzie tusschen buren te bekommeren. Het ware reeds erg genoeg, indien wij er in gehááld werden; laat ons het gevaar niet zoeken door onberaden denken, praten en doen. Ik waarschuw zoo nadrukkelijk - ondanks het besef, dat mijn stem wellicht te loor zal gaan in het gedreun der ideologische betuigingen, als die eens roependen in de woestijn - omdat ik mij uit den vorigen oorlog maar al te goed herinner, hoe vatbaar de meerderheid der Nederlanders is voor propaganda, die het er op aanlegt, der ingeboren rechtschapenheid van ons Volk in het gevlei te komen, teneinde langs dien weg het geestelijk gif toe gang te verschaffen tot de harten. Meer dan menig ander volk, zijn wij, Nederlanders, ontvankelijk voor een beroep op ons medelijden. En slimme propagandamakers, goede menschenkenners en allerminst onwetend omtrent onzen aard, doen net als zeker soort bedelaars: zij hangen een ontroerend verhaal op, om hun zin te krijgen. | |
[pagina 661]
| |
Ik weet: het Nationaal-Socialistische régime in Duitschland heeft hier te lande, in ruimen kring, een slechten naam. Of deze reputatie al dan niet verdiend is, doet niet ter zake. De roep, die van Adolf Hitler uitgaat in dit land, klinkt in het oor der meesten ongunstig. En op dien geestes-grondslag krijgt gehits maar al te licht vat. Het schiet er wortel in, en brengt de menschen tot een standpunt, waarin voor eigen Land en Volk de grootst mogelijke gevaren schuilen. Hare Majesteit, onze geëerbiedigde en geliefde Koningin, heeft, in Hare radiotoespraak tot de Natie van een - naar schatting - tiental dagen geleden, uitdrukkelijk de onzijdigheid van ons Land beklemtoond. Het is te wenschen, dat iedereen dit Koninklijk Woord stipt opvolgt. Het in den wind slaan, al ware het dan maar ten aanzien der innerlijke gevoelens, zoude roekelooze lichtzinnigheid wezen. Want indien niet alle teekenen bedriegen, zullen ditmaal hoogere eischen aan ons aller koelbloedigheid gesteld worden, dan gedurende de jaren 1914...1918 het geval was. Ten eerste lijkt de kans op schending van ons grondgebied - vooral vanuit de lucht - grooter dan destijds. Ten tweede zitten er thans vele, min of meer vreemde, elementen tusschen ons, die niets liever zouden wenschen, dan onze jongens in den dood te jagen door een strijd tegen Duitschland. En ten derde komt er nu een ideologische factor bij, welke voortreffelijk geschikt is, om de gemoederen te verhitten. Alles tezamen genomen: meer dan toenmaals bestaat er reden, om aan te sporen tot koel houden der hoofden. Gegronder dan ooit is thans de spreuk: ‘Nederland, let op Uw zaak!’
* * *
Moge de Almachtige ons Land voor de bezoeking van den oorlog sparen. En moge Hij ons sparen voor indirecte gevolgen van de soort, die wij anno 1918 ondervonden. Immers: de nasleep van den krijg kan ons treffen, ook al zijn wij er buiten gebleven. Mocht Duitschland wederom den krijg verliezen, dan lijkt een roode revolutie daar te lande verre van uitgesloten. Emigrantenbladen als ‘Das Neue Tagebuch’, ‘Die Neue Weltbühne’, ‘Kameradschaft’ e.t.q. speculeeren daar reeds geruimen tijd op. | |
[pagina 662]
| |
Welke houding ‘Kameraad’ Stalin alsdan zoû aannemen, blijft een open vraag. Misschien maakt hij weêr lustig rechts-om-keert naar de Volksfront-gedachte terug; misschien ook tracht hij, Rusland militair te doen optreden. Gegeven de ontsteltenis, die zijn draai-naar-Hitler binnen het roode kamp verwekt heeft, is het ook mogelijk, dat er een roode omwenteling plaats grijpt buiten hem om of zelfs tegen zijn wil. Indachtig aan 1918, toen Troelstra ons Oranjehuis wilde onttronen, schijnt het niet gewaagd, te veronderstellen: Nederland heeft bijster weinig goeds te verwachten van een nederlaag der Duitschers. Verreweg het beste voor ons ware een afloop van den oorlog-op-het-Westelijk-krijgstooneel met een vrede op de basis van den status quo ante. Maar zoete broodjes worden niet gebakken. Men achte zulk een nederlaag van Duitschland echter niet àl te waarschijnlijk. Chamberlain liet in zijn strooibilletten wel stoffen op de onuitputtelijke hulpbronnen der geälliëerden, maar het zit nog, of die volstaan voor een doorbraak van de Siegfried-Linie. Lukt deze niet, dan wordt het een wederzijdsche stellingsoorlog, zoolang Duitschland niet tot den aanval over gaat. En alles wijst er op, dat het Duitsche Opperbevel de fout van Verdun anno 1916 niet wil herhalen. Momenteel schijnt het dus niet ondenkbaar, dat Duitschland Polen verovert, terwijl de West-Machten blijven stokken voor de Siegfried-Linie. Dit zoû beteekenen: een Duitsche zegepraal. Ieder denkt haast onwillekeurig terug aan 1914, doch wellicht ware er meer voor te zeggen, ons bijv. 1866 in herinnering te roepen. Ook Bismarck's tactiek bestond uit een serie brutale stooten, bij stevige dekking in den rug. Zij boekte succès. En men houde wèl voor oogen: iedere oorlog is een verrassing, en verloopt totaal anders dan zijn voorganger. |
|