heel wat leed geleden. Maar al den tijd, onder de lectuur, blijven we vrij gerust; we kennen onze Jane als een firm believer in the happy ending.
Tegenwoordig houden vele auteurs zich aan de rauwe, harde werkelijkheid, waardoor onze zenuwen niet gespaard, maar op een harde proef worden gesteld. Ik herinner hier aan het ontzaglijkwreede, maar ware einde van Gawen Brownrigg's Star against star, met als voorbeeld van een geforceerd, dus volstrekt onnatuurlijk goed slot, het nú reeds, o, zoo ouderwetsch aandoende, geheel willekeurige (en dus ònbevredigende!) einde van E.C. Middleton's: Potiphar's wife.
Enfin, maar Jane Austen, zoowel intuïtief als opzettelijk, doet haar uiterste best, haar verhaal plausibel te maken en ons ervan te overtuigen, dat de loop, dien zij haar figuurtjes op 's levens schaakbord maken laat, volkomen logisch is.
Jongelui, die niet vrij meer zijn, maken mir nichts dir nichts argelooze jonge meisjes het hof en wekken allerlei verwachtingen in hen, die zij dan weer, op allesbehalve gentlemanlike manier, niet vervullen, welk gedrag, volgens mij, niet en nooit te verontschuldigen is, - ook al komen zij later met een koets en vier paarden aansnellen (Willoughby), om, ook al zijn ze met een andere getrouwd, toch nog een soort van opheldering te geven.
Praatjes en allerlei misverstanden spelen een groote rol, en de arme meisjes worden wèl lang in suspensie gehouden, eer de schijn van het wezen der werkelijkheid gescheiden is. Dit gebeurt (volgens mij niet altijd zeer aannemelijk, want dat Robert Ferrars, die ons geteekend wordt als een snob bij uitnemendheid, ijdel, oppervlakkig en tuk op een geldhuwelijk, en die bovendien een reuzeminachting heeft voor het arme, burgerlijke meisje van zijn broer en daaraan ook uiting geeft! en met zijn moeder en verdere familie samenspant, om zijn broer Edward daarvoor uit te stooten en niet meer als bloedverwant te erkennen, - plotseling met dat meisje, - al meer dan vier jaar verloofd met den broer, - getrouwd blijkt te zijn! dat is heusch een beetje al te veel tegen de bestaanbare mogelijkheden in, en de poging, die Jane Austen doet om hiervan een verklaring te geven, is zwak en allesbehalve overtuigend.
De figuren zijn weer met dezelfde fijnheid en accuratesse geschil-