De Nieuwe Gids. Jaargang 54(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Verzen door Hélène Swarth. Ik zag mijn engel Ik zag mijn Engel, Omstraald van licht. 'k Zag niet zijn oogen, Zoo diep gebogen Zijn aangezicht. Ik vroeg mijn Engel: - ‘Zoo gij mij mint, Wil rust mij geven, Verlos van 't leven Uw doodmoe kind. ‘'t Was droef, mijn Engel En 't leek me een eeuw.’ Toen zag ik beven Zijn kleed geweven Uit leliesneeuw. ‘Wend af, mijn Engel, Van 't open graf Mijn slaaplooze oogen! 't Is uw vermogen, Dat God u gaf. ‘Onferm u, Engel, Na d' aardestraf!’ Mijn Engel vliedt mij - Mijn Engel liet mij Bij 't open graf. [pagina 22] [p. 22] Rust 'k Liep langs de graven en verlangend dacht Aan d'Engel Dood, die eens mij 't lang verwacht En eenig loon zal brengen voor mijn leed, De slaap voor eeuwig, droomloos, koel en zacht, Gedekt door bloemen, rijzende uit mijn vleesch, Mijn ziel nu knellend, tergend met zijn vracht. Hoe veilig dan als sneeuw verreinend spreidt Al over 't zwart van de aarde een blanke vacht! Hoe blij als vroolijk voor zijn koning Mei Weer elke boom met groene vanen vlagt! Hoe teeder als, in maanverzilverd loof, Aanzwelt en weent de nachtegalenklacht! Hoe zoet als zomer uit zijn handen loom Den schat laat vallen van zijn rozenpracht En de avond suizelt, als een wiegelied Voor 't kind, dat weet hoe moeder houdt de wacht, Geen zweem meer voelt van droef beschreid verdriet En, lipjes open, in den sluimer lacht! - Maar dapper eerst de dag doorleden moet, Loodzwaar van plicht en heet doorwoelden nacht, Waar slaap mij vliedt en laat mij leeg van moed - Dan 't eenig loon, ten lest, de slaap - Dan mag 't. [pagina 23] [p. 23] Zwaar weegt der jaren sneeuw.... Zwaar weegt der jaren sneeuw en buigt mijn hoofd Naar de éene wijkplaats, die mij rust belooft. Hoe tast mijn hoop naar heil nog, dat vergoed' De levensweelden, ál te vroeg ontroofd: Verloren vrienden, bleeke schimmenstoet, Vereenzaamde uren, lauwer, ruw ontloofd, En, roode vrucht der Doode Zee, geloofd Zoo zoet en lavend door mijn overmoed, De liefde, om wie elk hart dit leven looft, Vol alsembittere asch van hellegloed - Plots welke hand van vóór mijn oogen schoof 't Gordijn, dat Gods geheim verbergen moet? Hoe voelde ik plots mijn ketenen doorkloofd, Die 'k hoorde rinklend vallen mij te voet? Vorige Volgende